gepubliceerd op 31 maart 1999
Koninklijk besluit tot integratie van het dubbel vakantiegeld voor de derde dag van de vierde vakantieweek van de werknemers en tot wijziging van de jaarlijkse bijdrage voor de regeling van de jaarlijkse vakantie
29 MAART 1999. - Koninklijk besluit tot integratie van het dubbel vakantiegeld voor de derde dag van de vierde vakantieweek van de werknemers en tot wijziging van de jaarlijkse bijdrage voor de regeling van de jaarlijkse vakantie
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, inzonderheid op artikel 3, § 4, vierde alinea, gewijzigd bij de wet van 13 juni 1966 en het koninklijk besluit van 1 maart 1989;
Gelet op de besluitwet van 10 januari 1945 betreffende de maatschappelijke zekerheid van de mijnwerkers en ermee gelijkgestelden, inzonderheid op artikel 2, § 3, 6°, gewijzigd bij de koninklijke besluiten nr 96 van 28 september 1982, van 1 maart 1989, van 13 oktober 1989 en bij de wet van 22 februari 1998;
Gelet op de besluitwet van 7 februari 1945 betreffende de maatschappelijke veiligheid van de zeelieden ter koopvaardij, inzonderheid op artikel 3, § 3, 6°, gewijzigd bij de koninklijke besluiten nr 96 van 28 september 1982, van 1 maart 1989 en van 8 juni 1989;
Gelet op de wetten betreffende de jaarlijkse vakantie van de werknemers, gecoördineerd op 28 juni 1971, inzonderheid op artikel 9, eerste alinea, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 1 maart 1989 en bij de wet van 26 maart 1999 betreffende het Belgisch actieplan voor de werkgelegenheid 1998 en houdende diverse bepalingen, op artikel 10, op artikel 19, § 3, 1° en op artikel 65, gewijzigd bij de wetten van 28 maart 1975 en 30 december 1988 en bij de wet van 26 maart 1999 betreffende het Belgisch actieplan voor de werkgelegenheid 1998 en houdende diverse bepalingen;
Gelet op de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers, inzonderheid op artikel 38, § 3, eerste lid, 8°, gewijzigd bij de koninklijke besluiten nr. 96 van 28 september 1982 en van 1 maart 1989;
Gelet op de wet van 26 maart 1999 betreffende het Belgisch actieplan voor de werkgelegenheid 1998 en houdende diverse bepalingen, inzonderheid op de artikelen 117 tot 123;
Gelet op het besluit van de Regent van 16 januari 1945 betreffende de werking van de Rijkdienst voor maatschappelijke zekerheid, inzonderheid op artikel 5, vierde lid, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 10 maart 1978 en 1 maart 1989;
Gelet op het koninklijk besluit van 30 maart 1967 tot bepaling van de algemene uitvoeringsmodaliteiten van de wetten betreffende de jaarlijkse vakantie der loonarbeiders, inzonderheid op artikel 14, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 20 juli 1970, 9 april 1975 en 1 maart 1989, artikel 28, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 1 oktober 1985 en 1 maart 1989, artikel 38, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 2 april 1970 en 1 maart 1989, artikel 46, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 9 april 1975, 24 september 1986 en 1 maart 1989, artikel 53, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 2 april 1970 en 1 maart 1989 en artikel 56, eerste lid, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 9 april 1975, 24 september 1986 en 1 maart 1989;
Gelet op het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, inzonderheid op artikel 19, § 1, vijfde lid, ingevoegd door het koninklijk besluit van 27 januari 1997;
Gelet op het koninklijk besluit van 15 januari 1971 tot vaststelling van de nadere toepassingsregelen voor de werkgevers en voor de handarbeiders van de diamantnijverheid en -handel, van de wetgeving betreffende de jaarlijkse vakantie der loonarbeiders, inzonderheid op artikel 4, § 1,1°), vervangen bij het koninklijk besluit van 1 maart 1989;
Gelet op het koninklijk besluit van 9 april 1975 betreffende de betaling van de bijdragen voor jaarlijkse vakantie in het bouwbedrijf, inzonderheid op artikel 1, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 31 maart 1977 en 1 maart 1989;
Gelet op het koninklijk besluit van 11 april 1983 tot uitvoering van artikel 2, § 3, 6° van de besluitwet van 10 januari 1945 betreffende de maatschappelijke zekerheid van de mijnwerkers en ermee gelijkgestelden, inzonderheid op artikel 1, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 1 maart 1989 en 23 september 1998;
Gelet op het koninklijk besluit van 12 maart 1984 tot uitvoering van artikel 38, § 3, 8° van de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers, inzonderheid op artikel 1, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 1 maart 1989;
Gelet op de wet van 25 april 1963 betreffende het beheer van de instellingen van openbaar nut voor sociale zekerheid en sociale voorzorg, inzonderheid op artikel 15;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen bij de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid gemotiveerd door het feit dat de betrokkenen onverwijld op de hoogte moeten gebracht worden van de nieuwe rechten en plichten inzake berekening van het vakantiegeld en betaling van bijdragen voor jaarlijkse vakantie, in uitvoering van de artikelen 117 tot 123 van de wet van 26 maart 1999 betreffende het Belgisch actieplan voor de werkgelegenheid 1998 en houdende diverse bepalingen;
Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.In artikel 3, § 4, vierde alinea, van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, gewijzigd bij de wet van 13 juni 19966 en bij het koninklijk besluit van 1 maart 1989, worden de percentages« 9,50 » en « 15,50 » respectievelijk vervangen door de percentages « 9,98 » en « 15,98 »;
Art. 2.In artikel 2, § 3, 6° van de besluitwet van 10 januari 1945 betreffende de maatschappelijke zekerheid van de mijnwerkers en ermee gelijkgestelden, gewijzigd bij de koninklijke besluiten nr 96 van 28 september 1982, van 1 maart 1989, van 13 oktober 1989 en bij de wet van 22 februari 1998, worden de percentages « 15,50 » en « 9,50 » respectievelijk vervangen door de percentages « 15,98 » en « 9,98 »;
Art. 3.In artikel 3, § 3, 6° van de besluitwet van 7 februari 1945 betreffende de maatschappelijke veiligheid van de zeelieden ter koopvaardij gewijzigd bij de koninklijke besluiten nr 96 van 28 september 1982, van 1 maart 1989 en van 8 juni 1989, worden de percentages « 15,10 » en « 9,10 » respectievelijk vervangen door de percentages « 15,50 » en « 9,50 »;
Art. 4.In artikel 65 van de wetten betreffende de jaarlijkse vakantie van de werknemers, gecoördineerd op 28 juni 1971, gewijzigd bij de wetten van 28 maart 1975 en 30 december 1988 en bij de wet van 26 maart 1999 betreffende het Belgisch actieplan voor de werkgelegenheid 1998 en houdende diverse bepalingen, wordt het percentage « 9,90 » elke keer door het percentage « 9,98 » vervangen;
Art. 5.In artikel 38, § 3, eerste lid, 8° van de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers, gewijzigd bij de koninklijke besluiten nr 96 van 28 september 1982 en van 1 maart 1989, worden de percentages « 15,50 » en « 9,50 » respectievelijk vervangen door de percentages « 15,98 » en « 9,98 »;
Art. 6.In artikel 5, vierde lid van het besluit van de Regent van 16 januari 1945 betreffende de werking van het Rijkdienst voor maatschappelijke zekerheid, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 10 maart 1978 en 1 maart 1989, wordt het percentage « 9,50 » vervangen door het percentage « 9,98 ».
Art. 7.In het koninklijk besluit van 30 maart 1967 tot bepaling van de algemene uitvoeringsmodaliteiten van de wetten betreffende de jaarlijkse vakantie der loonarbeiders worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in artikel 14, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 20 juli 1970, 9 april 1975 en 1 maart 1989, in artikel 28, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 1 oktober 1985 en 1 maart 1989, in artikel 46, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 9 april 1975, 24 september 1986 en 1 maart 1989, en artikel 56, eerste lid, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 9 april 1975, 24 september 1986 en 1 maart 1989 wordt het percentage « 14,80 » vervangen door het percentage « 15,18 »;2° in artikel 38, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 2 april 1970 en 1 maart 1989 en in artikel 53, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 2 april 1970 en 1 maart 1989 wordt de breuk « 1/12 van 85 pct.» vervangen door de breuk « 1/12 van 90 pct. ».
Art. 8.Artikel 4, § 1, vijfde lid van het koninklijk besluit van 15 januari 1971 tot vaststelling van de nadere toepassingsregelen voor de werkgevers en voor de handarbeiders van de diamantnijverheid en -handel, van de wetgeving betreffende de jaarlijkse vakantie der loonarbeiders, vervangen bij het koninklijk besluit van 1 maart 1989 wordt vervangen door de volgende bepaling : « 1° per arbeider een bijdrage gelijk aan 9,98 pct. van zijn bezoldigingen van het lopend vakantiedienstjaar zoals zij moeten vermeld worden bij toepassing van artikel 3, tweede lid, 4°.
Deze bijdrage is bestemd tot financiering : - van de gewone en dubbele vakantiegelden in overeenkomst met de eerste twee vakantieweken en het dubbel vakantiegeld voor drie dagen van de vierde vakantieweek, verschuldigd aan de arbeider naar rata van zijn prestatie van het lopend vakantiedienstjaar, - van de gewone en de dubbele vakantiegelden betreffende de eerste drie vakantieweken, van het gewoon vakantiegeld betreffende de vierde vakantieweek en van het dubbel vakantiegeld voor drie dagen van de vierde vakantieweek, verschuldigd naar rata van de dagen van arbeidsonderbreking van het lopend vakantiedienstjaar gelijkgesteld met effectief gewerkte dagen, met uitzondering van de ingevolge staking en van de wegens militaire verplichtingen gelijkgestelde dagen, die het jaar daaropvolgend moeten toegekend worden overeenkomstig de wetgeving betreffende de jaarlijkse vakantie van de werknemers »;
Art. 9.In artikel 1 van het koninklijk besluit van 9 april 1975 betreffende de betaling van de bijdragen voor jaarlijkse vakantie in het bouwbedrijf, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 31 maart 1977 en 1 maart 1989, wordt het percentage « 9,50 » vervangen door het percentage « 9,98 »;
Art. 10.In artikel 1 van het koninklijk besluit van 11 april 1983 tot uitvoering van artikel 2, § 3, 6° van de besluitwet van 10 januari 1945 betreffende de maatschappelijke zekerheid van de mijnwerkers en ermee gelijkgestelden, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 1 maart 1989 en 28 september 1998, worden de percentages « 15,50 » en « 9,50 » respectievelijk vervangen door de percentages « 15,98 » en « 9,98 »;
Art. 11.In artikel 1 van het koninklijk besluit van 12 maart 1984 tot uitvoering van artikel 38, § 3, 8° van de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 1 maart 1989, worden de percentages « 9,50 » en « 15,50 » respectievelijk vervangen door de percentages « 9,98 » et « 15,98 »;
Art. 12.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 1999 en is voor de eerste maal van toepasing op het gedeelte van de in 1999 te storten bijdrage en voor de berekening van het vakantiegeld voor het jaar 1999.
Art. 13.Onze Minister van Sociale Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Zermatt (Zwitserland), 29 maart 1999.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Sociale Zaken, Mevr. M. DE GALAN