gepubliceerd op 29 september 2003
Koninklijk besluit waarbij de diensten van de Senaat gemachtigd worden toegang te hebben tot informatiegegevens van het Rijksregister van de natuurlijke personen en het identificatienummer ervan te gebruiken
29 JUNI 2003. - Koninklijk besluit waarbij de diensten van de Senaat gemachtigd worden toegang te hebben tot informatiegegevens van het Rijksregister van de natuurlijke personen en het identificatienummer ervan te gebruiken
VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het ontwerp van besluit dat wij de eer hebben aan Uwe Majesteit ter ondertekening voor te leggen, strekt ertoe de diensten van de Senaat te machtigen toegang te hebben tot de informatiegegevens van het Rijksregister van de natuurlijke personen, overeenkomstig artikel 5, eerste lid, van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van dit register en het identificatienummer van het Rijksregister te gebruiken, overeenkomstig artikel 8 van dezelfde wet.
Deze toegang wordt toegestaan teneinde, enerzijds, de taken betreffende de uitvoering van de gecoördineerde wetten van 19 december 1939 betreffende de kinderbijslag voor de loonarbeiders en van de door de Senaat aangenomen reglementen, overeenkomstig artikel 60 van de Grondwet, te vervullen, en anderzijds, tijdens elke vernieuwing van de Wetgevende Kamers, de verkiesbaarheidsvereisten van de verkozen of aangewezen senatoren te onderzoeken.
Zo wordt de kinderbijslag van de personeelsleden van de Quaestuur van de Senaat, en van de senatoren, rechtstreeks door de Quaestuur van de Senaat betaald.
De Quaestuurdiensten van de Senaat zijn belast met het vaststellen van het recht op kinderbijslag en met het nagaan van de juistheid van de gegevens die noodzakelijk zijn voor de goede toepassing van de gecoördineerde wetten van 19 december 1939 betreffende de kinderbijslag voor de loonarbeiders.
Volgens artikel 173quater van de voormelde gecoördineerde wetten, zijn de kinderbijslaginstellingen en de ministeriële diensten die belast zijn met de uitvoering van de wetten betreffende de kinderbijslag, gehouden zich tot het Rijksregister van de natuurlijke personen te richten om de informatiegegevens bedoeld in artikel 3, eerste en tweede lid, van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen, te verkrijgen of wanneer ze de juistheid van deze informatiegegevens nagaan. Er mag enkel een beroep op een andere bron gedaan worden voor zover de nodige informatiegegevens niet bij het Rijksregister verkregen kunnen worden.
Bovendien zijn de Quaestuurdiensten van de Senaat eveneens belast met de toepassing van de reglementen aangenomen krachtens artikel 60 van de Grondwet door het Bureau van de Senaat of door het College van de Quaestuur van de Senaat.
Deze reglementen kaderen in het principe van de autonomie toegekend aan de Wetgevende Kamers, met name inzake het sociale en geldelijke statuut : - administratief en geldelijk statuut (schooltoelage en standplaatstoelagen), - opstellen van de dossiers met betrekking tot het pensioen van de personeelsleden, van de senatoren en de gewezen senatoren, - beheer van de sociale dienst (huwelijkstoelagen, geboortetoelagen, leningen), - beheer van de extralegale verzekeringen,...
De Quaestuurdiensten van de Senaat wensen, in het kader van de uitvoering van de hierboven vermelde opdrachten, toegang te hebben tot de informatiegegevens bedoeld in artikel 3, eerste lid, 1° tot 6°, 8° en 9° van de voormelde wet van 8 augustus 1983.
Overeenkomstig de rechtspraak van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en van de Raad van State, heeft de Regering zich er, voor elk van de informatiegegevens bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen en waartoe de toegang verleend is krachtens artikel 1 van het ontworpen besluit, van vergewist dat de Quaestuurdiensten van de Senaat er noodzakelijk kennis van moeten nemen teneinde de opdrachten die hen toegekend zijn te vervullen.
De toegang tot de informatiegegevens van het Rijksregister wordt als volgt gerechtvaardigd : De informatiegegevens bedoeld in 1° (naam en voornamen), 2° (geboorteplaats en -datum), 3° (geslacht), 4° (nationaliteit), 5° (hoofdverblijfplaats) en 6° (plaats en datum van overlijden), van artikel 3, eerste lid, van de wet van 8 augustus 1983, vormen de minimale informatiegegevens om het dossier betreffende een natuurlijke persoon te kunnen opstellen.
In het kader van de toekenning van de kinderbijslag maakt de informatie betreffende de geboortedatum van het kind (2°) het mogelijk het recht op de kinderbijslag in te stellen en de leeftijd van deze laatste te berekenen, wat een onmisbaar element is om de leeftijdstoeslagen te bepalen.
De informatiegegevens betreffende de burgerlijke staat (8°) en de samenstelling van het gezin (9°) maken het enerzijds mogelijk de persoon te bepalen die, binnen het gezin, het recht op de gezinsbijslag opent, en anderzijds welke de kinderen zijn die de kinderbijslag kunnen genieten, evenals hun respectieve rang.
De informatie betreffende de plaats en datum van overlijden (6°) maakt het mogelijk een recht op kinderbijslag af te sluiten of de rang van het kind te wijzigen.
Wat het statuut en het beheer van het personeel betreft, kan de toegang tot het informatiegegeven betreffende de hoofdverblijfplaats (5°) nuttig zijn wanneer, bijvoorbeeld, inzake pensioen, gepensioneerde senatoren en de overlevende echtgenoten, alsmede de gewezen senatoren die geen parlementair mandaat meer gehad hebben, vergeten hun adreswijziging mee te delen.
De informatiegegevens betreffende de burgerlijke staat (8°) en de samenstelling van het gezin (9°) zijn eveneens nuttig in geval van overlijden van een gepensioneerde senator, teneinde een overlevingspensioen toe te kennen aan de overlevende echtgenoot en aan de erfgenamen.
Overeenkomstig de wens van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, is de toegang tot de gegevens betreffende het beroep (7°) niet gemachtigd.
De periode gedurende welke de Quaestuurdiensten van de Senaat gemachtigd zijn de opeenvolgende wijzigingen die aangebracht werden aan de informatiegegevens van het Rijksregister, te kennen, bedraagt, inzake kinderbijslag, één jaar, aangezien het onderzoek van de gezinssituatie betreffende de kinderbijslag één keer per jaar uitgevoerd wordt.
Betreffende de toepassing van de door de Senaat vastgelegde reglementen, zijn de Quaestuurdiensten van de Senaat gemachtigd de opeenvolgende wijzigingen die aangebracht werden aan de informatiegegevens van het Rijksregister, te kennen voor de periode die noodzakelijk is voor de uitvoering van de taken.
Bij voorbeeld, voor het vervullen van de taken met betrekking tot het beheer van de pensioendossiers, wordt de toegang tot de opeenvolgende wijzigingen aangebracht aan de informatiegegevens betreffende de burgerlijke staat (8°) en de samenstelling van het gezin (9°) in de tijd toegestaan tot aan de datum van het eerste huwelijk van de betrokken persoon.
De Quaestuurdiensten van de Senaat vragen eveneens het gebruik van het identificatienummer van het Rijksregister, in het kader van het vervullen van de hierboven beschreven taken.
Dankzij het gebruik van het identificatienummer van het Rijksregister zullen de Quaestuurdiensten van de Senaat immers over een enig referentienummer beschikken dat vereist wordt door andere overheden of instellingen zoals de instellingen voor sociale zekerheid.
De toegang tot de informatiegegevens en het gebruik van het identificatienummer zijn, in het kader van het vervullen van de hierboven beschreven taken, voorbehouden aan de Directeur-generaal van de Quaestuur van de Senaat en aan de leden van de diensten Personeel en Boekhouding die aangewezen zijn wegens hun respectieve bekwaamheden en bevoegdheden.
De diensten van de Senaat wensen eveneens toegang te hebben tot de informatiegegevens van het Rijksregister teneinde de geloofsbrieven van de senatoren na te gaan, overeenkomstig artikel 48 van de Grondwet.
Artikel 69 van de Grondwet bepaalt immers dat om tot senator gekozen of aangewezen te kunnen worden, men aan de volgende voorwaarden moet voldoen : 1° Belg zijn;2° het genot hebben van de burgerlijke en politieke rechten;3° de volle leeftijd van eenentwintig jaar hebben bereikt;4° zijn woonplaats hebben in België. Deze verkiesbaarheidsvereisten moeten bij elke vernieuwing van de Senaat gecontroleerd worden voor elke wettelijk verkozen senator, voor hun opvolgers, voor de senatoren van de gemeenschappen en voor de gecoöpteerde senatoren.
De toegang tot de informatiegegevens van het Rijksregister maakt het mogelijk drie van de vier verkiesbaarheidsvereisten te onderzoeken.
Dit ontwerp van besluit kent derhalve de toegang tot de informatiegegevens betreffende de naam en voornamen (1°), de geboorteplaats en -datum (2°), de nationaliteit (4°) en de hoofdverblijfplaats (5°) toe.
De toegang is voorbehouden aan de Griffier van de Senaat en aan de personeelsleden van de dienst Vergadering van de Senaat die hij aanwijst wegens hun respectieve bekwaamheden en bevoegdheden.
De toegang tot de historiek van de gegevens bedoeld in artikel 3, tweede lid, van de voormelde wet van 8 augustus 1983 is toegestaan tot op de dag van de verkiezing van de leden van de Senaat. Krachtens artikel 227 van het Kieswetboek, moet er immers uiterlijk de dag van de verkiezingen aan de verkiesbaarheidsvereisten voldaan zijn.
Wij hebben de eer te zijn, Sire, van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaars, De Minister van Binnenlandse Zaken, A. DUQUESNE De Minister van Justitie, M. VERWILGHEN
ADVIES NR. 47/12002 VAN 4 NOVEMBER 2002 VAN DE COMMISSIE VOOR DE BESCHERMING VAN DE PERSOONLIJKE LEVENSSFEER Ontwerp van koninklijk besluit waarbij de diensten van de Senaat gemachtigd worden toegang te hebben tot informatiegegevens van het Rijksregister van de natuurlijke personen en het identificatienummer ervan te gebruiken De Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, Gelet op de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens, inzonderheid artikel 29;
Gelet op de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen, inzonderheid artikel 5, eerste lid, en artikel 8;
Gelet op de adviesaanvraag van de Minister van Binnenlandse Zaken d.d. 10 september 2002;
Gelet op het verslag van Mevr. D. Mintjens, Brengt op 4 november 2002 volgend advies uit : I. Onderwerp van de adviesaanvraag : Het aan de Commissie voorgelegde ontwerp van koninklijk besluit beoogt de diensten van de Senaat toegang te verlenen tot de informatiegegevens van het Rijksregister van de natuurlijke personen en hen te machtigen tot gebruik van het identificatienummer ervan.
De toegang wordt gevraagd in het kader van het vervullen van de taken met betrekking tot de uitvoering van de gecoördineerde wetten van 19 december 1939 betreffende de kinderbijslag voor de loonarbeiders, alsmede voor de toepassing van de reglementen vastgelegd door de Senaat, overeenkomstig artikel 60 van de Grondwet. De toegang wordt eveneens gevraagd in het kader van de vernieuwing van de Wetgevende Kamers, om de verkiesbaarheidvereisten van de verkozen of aangewezen Senatoren te onderzoeken.
II. Inhoud van het ontwerp van koninklijk besluit : In artikel 1 wordt voor de Quaestuurdiensten de toegang gevraagd tot de gegevens vermeld in artikel 3, eerste lid, 1° tot 9° en in het tweede lid van de wet van 8 augustus 1983.
De toegang wordt gevraagd voor het vervullen van de taken met betrekking tot de uitvoering van de gecoördineerde wetten van 19 december 1939 betreffende de kinderbijslag voor de loonarbeiders, alsmede voor de toepassing van de reglementen vastgelegd door de Senaat, overeenkomstig artikel 60 van de Grondwet.
In artikel 2 wordt voor de Griffie van de Senaat de toegang gevraagd tot de gegevens vermeld in artikel 3, eerste lid, 1°, 2°, 4° en 5° en in het tweede lid van de wet van 8 augustus 1983.
De toegang wordt gevraagd voor het vervullen van de taken met betrekking tot het onderzoek, overeenkomstig artikel 48 van de Grondwet, van de voorwaarden om tot senator gekozen of aangewezen te kunnen worden, zoals bedoeld in artikel 69 van de Grondwet.
Er wordt tevens toegang gevraagd tot de opeenvolgende wijzigingen tot op de dag van de verkiezing van de Wetgevende Kamers.
Het tweede lid van de artikelen 1 en 2 bepaalt dat de gegevens slechts mogen gebruikt worden in het kader van de vermelde doeleinden.
Het derde lid vermeldt wie toegang krijgt tot de gegevens.
Artikel 3 beperkt het gebruik van de gegevens tot de vermelde doeleinden en beperkt de mededeling van gegevens tot de betrokken personen en tot overheden en instellingen aangewezen in het kader van artikel 5 van de wet van 8 augustus 1983.
In artikel 4 worden de personeelsleden van de Quaestuur gemachtigd om het identificatienummer van het Rijksregister te gebruiken, enkel voor de in artikel 1 opgesomde taken, en artikel 5 bepaalt de grenzen binnen dewelke dit nummer kan gebruikt worden.
Artikel 6 bepaalt dat de nominatieve lijst van de aangewezen personeelsleden jaarlijks opgesteld wordt en bezorgd wordt aan de Commissie, en dat deze personeelsleden een verklaring dienen te ondertekenen waarbij zijn zich ertoe verbinden de veiligheid en de vertrouwelijkheid van de gegevens te bewaren.
III. Toepasselijke wetgeving : 1. wet van 8 augustus 1983. De wet van 8 augustus 1983 legt vast aan welke overheden en instellingen de toegang tot de gegevens van het Rijksregister kan worden verleend.
De toegang is immers voorbehouden tot de instellingen vermeld in artikel 5. Het eerste lid bepaalt "De Koning verleent toegang tot het Rijksregister aan de openbare overheden,..., voor de informatie die zij krachtens een wet of een decreet bevoegd zijn te kennen... » De Senaat kan, als openbare overheid, gemachtigd worden toegang te hebben tot de gegevens van het Rijksregister en tot gebruik van het identificatienummer ervan, overeenkomstig de artikelen 5, eerste lid en 8 van de wet van 8 augustus 1983. 2. wet van 8 december 1992. De gegevens uit het Rijksregister mogen slechts worden verwerkt volgens de bepalingen van artikel 4 van vermelde wet, d.w.z. voor welbepaalde, uitdrukkelijk omschreven en gerechtvaardigde doeleinden.
De gegevens dienen toereikend, ter zake dienend en niet overmatig te zijn in het kader van de omschreven doeleinden.
IV. Onderzoek van het ontwerp van koninklijk besluit : 1. Doeleinden. De diensten van de Senaat vragen toegang tot de informatiegegevens van het Rijksregister voor het vervullen van de taken in verband met de uitvoering van de gecoördineerde wetten van 19 december 1939 betreffende de kinderbijslag voor de loonarbeiders. De kinderbijslag van de personeelsleden van de Quaestuur en van de senatoren wordt rechtstreeks door de Quaestuur betaald, zodat zij belast zijn met het vaststellen van het recht op kinderbijslag en het nagaan van de juistheid van de gegevens.
Volgens artikel 173quater van de gecoördineerde wetten van 19 december 1939 betreffende de kinderbijslag voor de loonarbeiders zijn de diensten gehouden zich tot het Rijksregister te richten om de informatiegegevens te verkrijgen of hun juistheid na te gaan.
De Quaestuur van de Senaat is eveneens belast met de toepassing van de reglementen vastgelegd door de Senaat, overeenkomstig artikel 60 van de Grondwet, met betrekking tot het sociale en geldelijke statuut. Zo dient zij onder meer dossiers op te stellen m.b.t. het pensioen van de personeelsleden en van de (gewezen) senatoren, m.b.t. huwelijkstoelagen, geboortetoelagen, leningen en extra-legale verzekeringen.
De diensten van de Senaat vragen eveneens toegang tot de informatiegegevens van het Rijksregister teneinde de verkiesbaarheidvereisten van de verkozen of aangewezen Senatoren te onderzoeken, overeenkomstig artikel 48 van de Grondwet.
De Commissie meent dat de bovengenoemde doeleinden duidelijk omschreven en wettig zijn en derhalve beantwoorden aan het voorschrift van artikel 4 van de wet tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer. 2. Toegang tot de gegevens. De Commissie stelt vast dat het ontwerp van koninklijk besluit de toegang verleent voor de Quaestuur tot alle gegevens van artikel 3, eerste lid, 1° tot 9° van de wet van 8 augustus 1983 en voor de Griffie tot de gegevens van artikel 3, eerste lid, 1°, 2°, 4° en 5°.
Het verslag aan de Koning rechtvaardigt op uitgebreide wijze het belang voor de diensten van de Senaat om toegang te hebben tot elk van de 9 gegevens van het Rijksregister. De Commissie kan zich akkoord verklaren met deze toegang, maar is evenwel van mening dat de toegang tot het gegeven "beroep" noch terzake dienend, noch toereikend is. Dit gegeven is niet ter zake dienend; omdat het geen criterium vormt voor de toekenning van de voordelen door de diensten van de Senaat. Het is evenmin toereikend gezien het niet op nauwkeurige wijze bijgehouden wordt.
De Senaat vraagt kennis te krijgen van de opeenvolgende wijzigingen, aangebracht aan de 9, in artikel 3 van de wet van 8 augustus 1983 bedoelde gegevens, gedurende één jaar voor de berekening van de kinderbijslag, en gedurende de periode die noodzakelijk is voor de taken uit te voeren in het kader van de toepassing van de reglementen.
Voor het onderzoek van de verkiesbaarheidvereisten vraagt men de toegang tot de historiek tot op de dag van de verkiezing van de leden van de Senaat.
Wat dit laatste betreft, begrijpt de Commissie niet hoe de toegang tot de historiek (voorbije periode) kan gevraagd worden indien men tijdens de periode van verkiezing toegang heeft tot de gegevens en op dat moment de verkiesbaarheidvereisten kan onderzoeken.
Voor het overige meent de Commissie dat het beginsel van de proportionaliteit tussen het streven naar het algemeen belang enerzijds, en de toegelaten inmenging in het privé-leven van de natuurlijke personen anderzijds, niet geschonden wordt door het gebruik van de gegevens van het Rijksregister voor de vermelde doeleinden. Artikel 3 regelt het gebruik van de verkregen informatiegegevens en beperkt dit gebruik tot de doeleinden voorzien in dit ontwerp. Zij mogen niet meegedeeld worden aan derden, behoudens aan de betrokkenen zelf en aan de openbare overheden en instellingen die zelf gemachtigd werden om toegang te hebben tot de gegevens van het Rijksregister. 3. Gebruik van het nummer. De Quaestuur van de Senaat wenst het identificatienummer te gebruiken voor interne doeleinden, als identificatiemiddel in zijn dossiers, bestanden en repertoria die bijgehouden worden voor het vervullen van de hierboven opgesomde taken.
Het gebruik van het nummer wordt niet gevraagd voor de Griffie die instaat voor het onderzoek naar de verkiesbaarheidvereisten van de senatoren.
Bij extern gebruik mag het nummer enkel gebruikt worden in de voor het vervullen van de opdrachten noodzakelijke betrekkingen met de houder van het rijksregisternummer en zijn wettelijke vertegenwoordiger en met de openbare overheden en instellingen die zelf gemachtigd werden om het rijksregisternummer te gebruiken en optreden in het kader van hun wettelijke en reglementaire bevoegdheden.
Het rijksregisternummer mag niet worden gereproduceerd op stukken die ter kennis kunnen worden gebracht van andere dan de hiervoor vermelde derden.
De Commissie heeft geen bezwaar tegen dergelijk gebruik van het identificatienummer. 4. Personen aan wie de toegang wordt verleend.Het ontwerp van koninklijk besluit machtigt 1) de Directeur-generaal van de Quaestuur van de Senaat;2) de personeelsleden van de diensten Personeel en Boekhouding die wegens hun bevoegdheden daartoe bij name en schriftelijk aangewezen zijn door de Directeurgeneraal, toegang te hebben tot de gegevens van het Rijksregister en het identificatienummer te gebruiken, met betrekking tot de toekenning van kinderbijslag en de toepassing van de reglementen van de Senaat in uitvoering van artikel 60 van de Grondwet. Voor het onderzoek naar de verkiesbaarheidvereisten van de senatoren worden volgende personen gemachtigd : 1) de Griffier van de Senaat;2) de personeelsleden van de dienst Vergadering van de Quaestuur die wegens hun bevoegdheden daartoe bij name en schriftelijk aangewezen zijn door de Griffier. De Commissie stelt met tevredenheid vast dat enkel bepaalde personen, bij naam aangewezen, toegang zullen hebben tot het Rijksregister en het identificatienummer zullen gebruiken, en dat deze personen hiervoor een verklaring m.b.t. de veiligheid en de vertrouwelijkheid dienen te ondertekenen. Zij vestigt er de aandacht op dat de toegang kan verleend worden wegens de functie van vermelde personen, en binnen de perken van hun respectieve bevoegdheden, en heeft geen bezwaar betreffende de wijze waarop de begunstigden van de machtiging tot raadpleging van het Rijksregister in het ontwerp zijn aangewezen.
De Commissie wenst evenwel dat de lijst der personen, continu bijgewerkt, permanent ter haar beschikking zou worden gehouden in plaats van haar periodiek zou worden opgestuurd.
Om deze redenen, brengt de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, onder voorbehoud van de hierboven geformuleerde opmerkingen, een gunstig advies uit.
Voor de secretaris, wettig verhinderd : D. Gheude, adviseur.
De voorzitter, P. Thomas.
Voor eensluidend verklaard afschrift : Voor de secretaris van de Commissie wettig verhinderd, D. Gheude, adviseur.
ADVIES 34.976/2 VAN DE AFDELING WETGEVING VAN DE RAAD VAN STATE De Raad van State, afdeling wetgeving, tweede kamer, op 25 februari 2003 door de Minister van Binnenlandse Zaken verzocht hem, binnen een termijn van ten hoogste één maand, van advies te dienen over een ontwerp van koninklijk besluit "waarbij de diensten van de Senaat gemachtigd worden toegang te hebben tot informatiegegevens van het Rijksregister van de natuurlijke personen en het identificatienummer ervan te gebruiken", heeft op 15 mei 2003 het volgende advies gegeven : Rekening houdend met het tijdstip waarop dit advies gegeven wordt, vestigt de Raad van State de aandacht van de Regering op het feit dat de ontstentenis van de controle die het Parlement krachtens de Grondwet moet kunnen uitoefenen, tot gevolg heeft dat de Regering niet over de volheid van haar bevoegdheid beschikt. Dit advies wordt evenwel gegeven zonder dat wordt nagegaan of dit ontwerp in die beperkte bevoegdheid kan worden ingepast, aangezien de afdeling Wetgeving geen kennis heeft van het geheel van de feitelijke gegevens welke de Regering in aanmerking kan nemen als zij te oordelen heeft of het vaststellen of wijzigen van een verordening noodzakelijk is.
Wil het ontworpen koninklijk besluit in rechte aanvaardbaar blijven, dan moet het overeenkomstig artikel 19, § 3, eerste lid, van de wet van 25 maart 2003 tot wijziging van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen en van de wet van 19 juli 1991 betreffende de bevolkingsregisters en de identiteitskaarten en tot wijziging van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen ter ondertekening worden voorgelegd aan de Koning vóór de aanwijzing van de leden van het sectoraal comité van het Rijksregister, opgericht binnen de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer. Daarna komt het de Koning immers niet meer toe zo een besluit goed te keuren.
Artikel 6, eerste lid, van het ontwerp behoort vooraf te worden aangepast, overeenkomstig het advies van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en artikel 12, § 2, 1°, van de voormelde wet van 8 augustus 1983, zoals het is hersteld bij de voormelde wet van 25 maart 2003.
Aangezien de verplichting om een consulent inzake informatieveiligheid en bescherming van de persoonlijke levenssfeer aan te stellen rechtstreeks voortvloeit uit artikel 10 van de wet, zoals het is hersteld bij de voormelde wet van 25 maart 2003, is het daarentegen niet nodig het koninklijk besluit op dat punt aan te vullen.
De kamer was samengesteld uit : De heren : Y. Kreins, kamervoorzitter;
J. Jaumotte en Mevr. M. Baguet, staatsraden;
Mevr. A.-C. Van Geersdaele, toegevoegd griffier.
Het verslag werd uitgebracht door de heer J. Regnier, eerste auditeur-afdelingshoofd. De nota van het Coördinatiebureau werd opgesteld door de heer M. Joassart, adjunct-referendaris.
De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst werd nagezien onder toezicht van de heer J. Jaumotte.
De griffier, A.-C. Van Geersdaele.
De voorzitter, Y. Kreins.
29 JUNI 2003. - Koninklijk besluit waarbij de diensten van de Senaat gemachtigd worden toegang te hebben tot informatiegegevens van het Rijksregister van de natuurlijke personen en het identificatienummer ervan te gebruiken ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen, inzonderheid op artikel 5, eerste lid, gewijzigd bij de wet van 30 maart 1995, en artikel 8, gewijzigd bij de wet van 15 januari 1990;
Overwegende de Grondwet, inzonderheid de artikelen 48, 60 en 69;
Overwegende dat de gecoördineerde wetten van 19 december 1939 betreffende de kinderbijslag voor de loonarbeiders, inzonderheid artikel 173quater, ingevoegd bij de wet van 4 april 1991, van toepassing zijn;
Overwegende dat de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens, zoals gewijzigd bij de wet van 11 december 1998, inzonderheid artikel 4, van toepassing zijn;
Gelet op het advies nr. 47/2002 van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, gegeven op 4 november 2002;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, uitgebracht op 19 december 2002;
Gelet op het besluit van de Ministerraad over het verzoek aan de Raad van State om advies te geven binnen een termijn van één maand;
Gelet op het advies 34.976/2 van de Raad van State, gegeven op 15 mei 2003, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Onze Minister van Justitie en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Toegang tot de informatiegegevens
Artikel 1.De Quaestuurdiensten van de Senaat worden gemachtigd om toegang te hebben tot de informatiegegevens vermeld in artikel 3, eerste lid, 1° tot 6°, 8° et 9°, en tweede lid van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen.
De toegang tot de in het eerste lid bedoelde informatiegegevens is uitsluitend toegestaan voor het vervullen van de taken met betrekking tot de uitvoering van de gecoördineerde wetten van 19 december 1939 betreffende de kinderbijslag voor de loonarbeiders, alsmede voor de toepassing van de reglementen vastgelegd door de Senaat, overeenkomstig artikel 60 van de Grondwet.
De toegang tot de in artikel 1 bedoelde informatiegegevens is voorbehouden : 1° aan de Directeur-generaal van de Quaestuur van de Senaat;2° aan de personeelsleden van de diensten Personeel en Boekhouding van de Quaestuur van de Senaat die de in punt 1° vermelde persoon bij naam en schriftelijk aanwijst, wegens hun respectieve bekwaamheden en bevoegdheden. De toegang tot de opeenvolgende wijzigingen van de in het eerste lid bedoelde informatiegegevens wordt beperkt, inzake de toekenning van de kinderbijslag, tot een periode van één jaar die aan de datum van mededeling van de informatiegegevens voorafgaat, en betreffende de toepassing van de door de Senaat aangenomen reglementen, voor de periode die noodzakelijk is voor de uitvoering van de taken.
Art. 2.De Griffiediensten van de Senaat zijn gemachtigd om toegang te hebben tot de informatiegegevens vermeld in artikel 3, eerste lid, 1°, 2°, 4° en 5°, en tweede lid van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen.
De toegang tot de in het eerste lid bedoelde informatiegegevens is uitsluitend toegestaan voor het onderzoek, overeenkomstig artikel 48 van de Grondwet, van de voorwaarden om tot senator gekozen of aangewezen te kunnen worden zoals bedoeld in artikel 69 van de Grondwet.
De toegang tot de in het eerste lid bedoelde informatiegegevens is voorbehouden : 1° aan de Griffier van de Senaat;2° aan de personeelsleden van de dienst Vergadering van de Quaestuur van de Senaat die bij naam en schriftelijk aangewezen zijn door de in 1° bedoelde persoon, wegens hun respectieve bekwaamheden en bevoegdheden. De toegang tot de opeenvolgende wijzigingen van de in het eerste lid bedoelde informatiegegevens is toegestaan tot op de dag van de verkiezing van de Wetgevende Kamers waarbij de senatoren van wie de verkiesbaarheidsvereisten onderzocht moeten worden, verkozen werden.
Art. 3.De met toepassing van de artikelen 1 en 2 verkregen informatiegegevens mogen slechts worden gebruikt voor de in die artikelen vermelde doeleinden. Zij mogen niet meegedeeld worden aan derden.
Worden niet als derden beschouwd voor de toepassing van het eerste lid : 1° de natuurlijke personen waarop die informatiegegevens betrekking hebben, alsmede hun wettelijke vertegenwoordigers;2° de openbare overheden en instellingen aangewezen krachtens artikel 5 van de voormelde wet van 8 augustus 1983, voor de informatiegegevens die hen meegedeeld mogen worden krachtens hun aanwijzing en voor zover deze mededeling noodzakelijk is opdat zij hun wettelijke en reglementaire bevoegdheden zouden kunnen uitoefenen. HOOFDSTUK II. - Gebruik van het identificatienummer
Art. 4.De overeenkomstig artikel 1, derde lid, aangewezen personeelsleden van de Quaestuur van de Senaat, worden gemachtigd om het identificatienummer van het Rijksregister van de natuurlijke personen te gebruiken, uitsluitend voor het vervullen van de in artikel 1, tweede lid, opgesomde taken.
Art. 5.Voor interne beheersdoeleinden mag het identificatienummer uitsluitend gebruikt worden als identificatiemiddel in de dossiers, bestanden en repertoria die door de Quaestuurdiensten van de Senaat worden bijgehouden, voor het vervullen van de in artikel 1, tweede lid, opgesomde taken.
Bij extern gebruik mag het identificatienummer enkel gebruikt worden in de betrekkingen die voor het vervullen van de in artikel 1, tweede lid, opgesomde taken noodzakelijk zijn, met : 1° de houder van het identificatienummer, alsmede zijn wettelijke vertegenwoordiger;2° de openbare overheden en instellingen die zelf de in artikel 8 van de wet van 8 augustus 1983 bedoelde machtiging hebben verkregen en die optreden in het kader van hun wettelijke en reglementaire bevoegdheden. Dit nummer mag niet worden gereproduceerd op stukken die ter kennis mogen worden gebracht van andere derden dan de in het vorige lid bedoelde personen.
Art. 6.De lijst van de overeenkomstig artikel 1, derde lid, en 2, derde lid, aangewezen personeelsleden wordt, met vermelding van hun titel en hun functie, opgesteld en ter beschikking gehouden van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer.
De betrokken personen ondertekenen een schriftelijke verklaring waarin zij zich ertoe verbinden de veiligheid en het vertrouwelijke karakter van de informatiegegevens waartoe zij toegang krijgen, te bewaren.
Art. 7.Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Onze Minister van Justitie zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 29 juni 2003.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, A. DUQUESNE De Minister van Justitie, M. VERWILGHEN