Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 29 januari 2007
gepubliceerd op 09 maart 2007

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 10 mei 1999, gesloten in het Paritair Comité voor het drukkerij-, grafische kunst- en dagbladbedrijf, betreffende het akkoord 1999-2000, collectieve arbeidsovereenkomst betreffende de vorming en tewerkstelling voor de periode 1999-2000

bron
federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg
numac
2007200165
pub.
09/03/2007
prom.
29/01/2007
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

29 JANUARI 2007. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 10 mei 1999, gesloten in het Paritair Comité voor het drukkerij-, grafische kunst- en dagbladbedrijf, betreffende het akkoord 1999-2000, collectieve arbeidsovereenkomst betreffende de vorming en tewerkstelling voor de periode 1999-2000 (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor het drukkerij-, grafische kunst- en dagbladbedrijf;

Op de voordracht van Onze Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 10 mei 1999, gesloten in het Paritair Comité voor het drukkerij-, grafische kunst- en dagbladbedrijf, betreffende het akkoord 1999-2000, collectieve arbeidsovereenkomst betreffende de vorming en tewerkstelling voor de periode 1999-2000.

Art. 2.Onze Minister van Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 29 januari 2007.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Comité voor het drukkerij-, grafische kunst- en dagbladbedrijf Collectieve arbeidsovereenkomst van 10 mei 1999 Sectoraal akkoord 1999-2000, collectieve arbeidsovereenkomst betreffende de vorming en tewerkstelling voor de periode 1999-2000 (Overeenkomst geregistreerd op 3 juni 1999 onder het nummer 50858/CO/130) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied

Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is gesloten in uitvoering van afdeling IV van hoofdstuk II van de wet van 26 maart 1999 betreffende het Belgisch actieplan voor werkgelegenheid en is van toepassing op de werkgevers en op de werknemers tewerkgesteld in de ondernemingen die onder de bevoegdheid vallen van het Paritair Comité voor het drukkerij-, grafische kunst- en dagbladbedrijf, met uitsluiting van de werkgevers en/of werknemers die onder de toepassing vallen van de collectieve arbeidsovereenkomst van 25 oktober 1995, gesloten in voornoemd paritair comité, tot vaststelling van de arbeidsvoorwaarden in de Belgische dagbladen, en geregistreerd ter Griffie van de Administratie van de collectieve arbeidsbetrekkingen onder het nummer 42115/CO/130. HOOFDSTUK II. - Maatregelen ter bevordering van de werkgelegenheid

Art. 2.Overeenkomstig de beschikkingen van het interprofessioneel akkoord 1999-2000 zullen de inspanningen ten gunste van de risicogroepen worden voortgezet door het heffen van een bijdrage van 0,10 pct. op de loonmassa in 1999 en 2000. De verkregen middelen zullen worden aangewend om de inspanningen voor opleiding in de grafische sector verder te zetten, met bijzondere aandacht voor het opleiden en omscholen van werknemers die met nieuwe technologieën worden geconfronteerd. De sociale partners belasten de vzw FOGRA met het bepalen van de modaliteiten van deze beide opdrachten.

Art. 3.Ten gunste van sommige risicogroepen, wordt overeengekomen om vanaf 1 oktober 1999 tot 31 december 2000 een bijkomende bijdrage van 0,05 pct. op de loonmassa te heffen, meer in het bijzonder bestemd voor opleiding en herinschakeling van de werknemers binnen de grafische sector, die ouder dan 45 jaar of gehandicapt zijn. De sociale partners belasten de vzw FOGRA met het bepalen van de modaliteiten van deze beide opdrachten voor 1 oktober 1999. Deze gesolidariseerde inspanning voor opleiding komt bovenop de inspanningen voor beroepsopleiding die reeds gebeuren op het vlak van de ondernemingen.

Art. 4.Artikel 17 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 30 november 1990, gesloten in het Paritair Comité voor het drukkerij-, grafische kunst- en dagbladbedrijf, betreffende het collectief contract, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 14 september 1992, wordt vervangen door de volgende bepaling : "Het is toegelaten om uitzendkrachten tewerk te stellen om het hoofd te bieden aan een buitengewone vermeerdering van werk en dit gedurende een periode van 4 weken maximaal (20 werkdagen) per jaar en per uitzendkracht.

Er kan worden afgeweken van de grens van 20 dagen voor uitzendkrachten die werk uitvoeren behorend tot de loonklasse 1 tot en met 5 voorzover er een geschreven akkoord bestaat, geldig voor maximaal 3 maanden, tussen de werkgever en de syndicale delegatie (verlengbaar per periode van 3 maanden).

Er kan tevens worden afgeweken van deze grens van 20 dagen voor uitzendkrachten die een functie uitoefenen behorend tot de loonklasse 6 tot en met 20 voorzover het gaat over het opvangen van afwezigheid van een werknemer wegens ziekte of ongeval en voorzover er een geschreven akkoord bestaat, geldig voor maximaal 3 maanden, tussen de werkgever en de syndicale delegatie (verlengbaar per periode van 3 maanden).

De ondernemingen, die beroep doen op deze afwijkingen moeten dit melden aan de voorzitter van het Paritair Comité voor het drukkerij-, grafische kunst- en dagbladbedrijf. Bij ontstentenis van een vakbondsafvaardiging gebeurt deze melding door de onderneming aan de voorzitter van het Paritair Comité voor het drukkerij-, grafische kunst- en dagbladbedrijf, die op zijn beurt de sociale partners hiervan in kennis stelt bij de eerstvolgende vergadering van het paritair comité.

De werkgever die een uitzendkracht tewerkstelt gedurende een periode langer dan 30 dagen zal aan deze persoon voorrang verlenen bij aanwerving, indien een aangepaste functie vrij zou komen in de onderneming.

De onderneming verbindt er zich toe dat het presteren van overuren geen structureel element wordt van de arbeidstijdorganisatie."

Art. 5.Bestaanszekerheid Alle ondertekenende partijen van deze collectieve arbeidsovereenkomst verbinden er zich toe de nodige maatregelen te treffen om de hiernavolgende beschikkingen toepasselijk te maken vanaf 1 mei 1999. "Bij gebrek aan werk wegens economische oorzaken, mag de uitvoering van de individuele arbeidsovereenkomst geschorst worden, op voorwaarde dat de schorsing ingaat op de eerste werkdag van de week en dat zij geldt voor een ononderbroken periode van volledige werkloosheid van één of twee weken." In afwijking van dit principe zijn twee systemen van tijdelijk werkloosheid toegelaten : 1. de werkgever opteert voor een systeem van terugroepen waarbij elke werknemer die economisch werkloos werd gesteld 2 maal per trimester kan worden teruggeroepen in de loop van een week werkloosheid;2. de werkgever opteert voor een systeem van instellen van tijdelijke werkloosheid van maximaal 2 opeenvolgende weken, en dit in een cyclus van 3 weken, waarbij de derde week verplichtend een normale werkweek is.Gedurende deze periode van een of twee weken tijdelijke werkloosheid zijn maximaal 5 dagen tijdelijke werkloosheid per werknemer toegelaten. Deze werkloosheidsdagen moeten de twee opeenvolgende wekelijkse rustdagen voorafgaan of volgen.

In geval van tijdelijke in werkloosheidsstelling in de loop van de week en in afwijking van artikel 2 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 3 november 1978, gesloten in het Paritair Comité voor het drukkerij-, grafische kunst- en dagbladbedrijf, tot vaststelling van de wijzen van toekenning en uitkering van een aanvullende vergoeding werkloosheid, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 28 maart 1979, is de werkgever voor elke werkloosheidsdag in die week, een vergoeding verschuldigd gelijk aan 1 uur van het brutoloon dat overeenstemt met het effectief arbeidsregime van die week waarin de werknemer werd teruggeroepen (dit wil zeggen met inbegrip van de ploegpremies), vermeerderd met 250 BEF. Het totaal van de vergoedingen (hierin begrepen de werkloosheidsvergoedingen) is naar boven toe begrensd op het netto dagloon van de werknemer.

In geval van tijdelijke werkloosheid volgens hoger genoemd systeem worden alle werkloosheidsdagen van die week gelijk gesteld voor de berekening van de eindejaarspremie, en worden niet in mindering gebracht van de 40 dagen, voorzien in artikel 2 van voornoemde collectieve arbeidsovereenkomst van 3 november 1978.

De werknemers worden in kennis gesteld van het systeem van werkloosheid dat zal worden toegepast, de woensdag van de week die voorafgaat aan elke week waar gedeeltelijke of volledige werkloosheid is voorzien. HOOFDSTUK III. - Brugpensioen

Art. 6.De collectieve arbeidsovereenkomst van 17 december 1998 betreffende het sectoraal brugpensioen op leeftijd van 58 jaar, geregistreerd onder het nummer 49876/CO/130, wordt verlengd tot 31 december 2000.

Art. 7.In uitvoering van artikel 110 van de wet van 26 maart 1999 en voor zover de onderneming zijn toetreding tot die maatregel officieel heeft bekendgemaakt, kunnen ontslagen werknemers die in de loop van de periode van 1 april 1999 tot 31 december 2000 de leeftijd van 56 jaar bereiken, in aanmerking komen voor het conventioneel brugpensioen indien zij op het einde van hun arbeidsovereenkomst kunnen aantonen dat ze minstens 33 jaar als loontrekkende hebben gewerkt en indien ze kunnen aantonen dat ze minstens 20 jaar in een arbeidsstelsel met nachtploegen hebben gewerkt, zoals bepaald in de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 46, gesloten in de Nationale Arbeidsraad.

De ondernemingen die interesse hebben voor de toepassing van deze maatregel, moeten dit schriftelijk melden aan de voorzitter van het paritair comité en dit ten laatste op 31 december 1999. (De nodige maatregelen zullen door de raad van bestuur van het FEBELGRA-fonds worden genomen om de terugbetaling van de aanvullende vergoeding bestemd voor de bruggepensioneerde - op basis van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17 - aan de onderneming te waarborgen, en dit vanaf de leeftijd van op brugpensioenstelling of ten vroegste vanaf 56 jaar). HOOFDSTUK IV. - Koopkracht

Art. 8.In uitvoering van de wet van 26 juli 1996 tot bevordering van de werkgelegenheid en tot preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen en van het interprofessioneel akkoord 1999-2000, zal de koopkracht gedurende de jaren 1999-2000 als volgt evolueren : - de weeklonen zullen worden verhoogd met 1,5 pct. op 1 juli 1999 en met 1 pct. op 1 juli 2000.

Art. 9.Sociale fondsen Teneinde de verschillende sectorale fondsen in staat te stellen hun opdrachten verder uit te voeren, worden volgende verhogingen van de patronale bijdragen overeengekomen : * "Aanvullende pensioenkas" Vanaf 1 januari 1999 zal de patronale bijdrage verhoogd worden met 0,03 pct. en zal dus 0,35 pct. bedragen.

Vanaf 1 juli 2000 zal een bijkomende verhoging van patronale bijdragen van 0,03 pct. geheven worden teneinde een systeem van automatische koppeling van de aanvullende vergoeding met de evolutie van de wettelijke pensioenen te financieren en dit vanaf 1 januari 2001.

Opdracht wordt gegeven aan de raad van beheer van de "Aanvullende pensioenkas" om hieromtrent een studie uit te voeren. * "Bijzonder Fonds voor het grafische en dagbladbedrijf" Vanaf 1 januari 1999 zal de patronale bijdrage verhoogd worden met 0,07 pct. en zal aldus 0,42 pct. bedragen. * "Brugpensioen" Teneinde een terugbetalingssysteem van de kosten verbonden aan de toepassing van een voltijds brugpensioenstelsel vanaf 58 jaar (artikel 6) in stand te houden en een terugbetaling van de aanvullende vergoeding (collectieve arbeidsovereenkomst nr.17), betaald aan de werknemers met een leeftijd van minstens 56 jaar en bruggepensioneerd in het kader van artikel 7 van deze overeenkomst, in te voeren, is een herfinanciering en/of herziening van de terugbetalingsmodaliteiten onvermijdelijk. Partijen begroten de inspanning lastens de ondernemingen op 0,6 pct. van de sectorale loonmassa.

De beheerraad van elk van deze fondsen is belast met de uitvoering van dit artikel.

Art. 10.Opzegging Vanaf 1 juni 1999 wordt de wettelijke opzegtermijn in geval van ontslag door de werkgever voor de werknemers met een leeftijd van minstens 45 jaar op datum van ontslag verlengd met 2 weken.

Voor de werknemers met een leeftijd van minstens 45 jaar en minstens 20 jaar anciënniteit in het bedrijf wordt de wettelijke opzegtermijn in geval van ontslag door de werkgeer verlengd met 4 weken.

Dit artikel is niet van toepassing op de werknemers die ontslagen worden in het kader van de op brugpensioenstelling op eigen verzoek.

Dit artikel is eveneens niet van toepassing op de bedrijven die erkend zijn als bedrijf in moeilijkheden of in herstructurering. HOOFDSTUK V. - Syndicale vorming

Art. 11.Het aantal betaalde afwezigheidsdagen syndicale vorming voorzien bij artikel 19, punt 19 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 30 november 1990 betreffende het "collectief contract" worden op ondernemingsniveau geglobaliseerd. Het aantal te betalen geglobaliseerde dagen 'klein verlet-syndicale vorming" die jaarlijks kunnen opgenomen worden door eenzelfde gemandateerde, bedraagt maximaal 8. Dit systeem geldt slechts voor een enkel mandaat per werknemersvertegenwoordiger. HOOFDSTUK VI. - Overuren

Art. 12.Deze collectieve arbeidsovereenkomst van 17 december 1998 betreffende de overuren wordt verlengd tot 31 december 2000. HOOFDSTUK VII. - Gratificatie Een eindejaarscadeaucheque (niet recurrent) met een nettowaarde van 1 000 BEF of een evenwaardig voordeel, zal aan iedere werknemer die op het ogenblik van de betaling in dienst is van de werkgever, toegekend worden op het tijdstip voorzien voor de betaling van de eindejaarspremie in 1999 en 200 0. HOOFDSTUK VIII. - Slotbepalingen

Art. 13.Partijen verbinden zich gedurende de looptijd van deze overeenkomst ertoe de sociale vrede in de ondernemingen te handhaven.

Art. 14.Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt van kracht op 1 januari 1999 en blijft van toepassing tot 31 december 2000, behalve voor de artikelen die er anders over beschikken.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 29 januari 2007.

De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN

^