gepubliceerd op 20 februari 2007
Koninklijk besluit tot uitvoering van hoofdstuk 12 van de programmawet van 27 december 2006
29 JANUARI 2007. - Koninklijk besluit tot uitvoering van hoofdstuk 12 van de programmawet van 27 december 2006
VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het besluit waarvan ik de eer heb aan uwe Majesteit ter ondertekening voor te leggen, heeft als doel de bevordering van het fundamenteel onderzoek.
In zijn advies nr. 41.850/1 van 19 december 2006 laat de Raad van State met betrekking tot artikel 2 weten dat de toepassing van dit artikel tot een verschil in behandeling zou leiden tussen de fondsen voor wetenschappelijk onderzoek wat betreft de toepasselijke sanctie wanneer de in bovengenoemd artikel vermelde documenten niet worden bezorgd.
Er dient aan deze opmerking van de Raad van State geen gevolg gegeven te worden. Vier instellingen moeten de documentenlijsten bezorgen : het Fonds national de la recherche scientifique (F.N.R.S.), het Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek - Vlaanderen (F.W.O.), het Instituut voor Innovatie door Wetenschap en Technologie (I.W.T.) en het Fonds pour la Formation à la Recherche dans l'Industrie et dans l'Agriculture (F.R.I.A.).
Enkel de eerste twee instellingen krijgen een sanctie opgelegd wanneer de lijsten in kwestie niet worden bezorgd, om de eenvoudige reden dat enkel het F.N.R.S. en het F.W.O. verplicht zijn om tewerkstelling te creëren in het domein van het wetenschappelijk onderzoek.
Het zou niet logisch zijn om de voorwaarde van het creëren van tewerkstelling als niet vervuld te beschouwen wanneer het F.R.I.A. en het I.W.T. de documentenlijsten niet bezorgen aangezien deze voorwaarde enkel vervuld moet worden door het F.N.R.S. en het F.W.O..
Dat zou als resultaat hebben dat het F.N.R.S. en het F.W.O. een sanctie zouden krijgen voor een handelswijze die hun niet kan toegeschreven worden. Dus, wanneer het F.R.I.A. en het I.W.T., in tegenstelling tot het F.N.R.S. en het F.W.O. geen sanctie krijgen wanneer ze de documenten niet bezorgen, is dat om een objectieve reden, die voortvloeit uit het opzet van het besluit.
Het besluit werd aangepast aan de andere bemerkingen geformuleerd door de Raad van State in zijn advies 41.850/1 van 19 december 2006.
Wij hebben de eer te zijn, Sire, van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar, De Minister van Sociale Zaken, R. DEMOTTE
29 JANUARI 2007. - Koninklijk besluit tot uitvoering van hoofdstuk 12 van de programmawet van 27 december 2006 ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op hoofdstuk 12 van de wet van 27 december 2006, inzonderheid op artikel 189;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 17 november 2006;
Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting van 23 november 2006;
Gelet op het advies van het Beheerscomité van de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid, gegeven op 8 december 2006;
Gelet op het advies nr. 41.850/1 van de Raad van State, gegeven op 19 december 2006, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder « wet », de programmawet van 27 december 2006.
Art. 2.§ 1. Het Fonds national de la recherche scientifique (F.N.R.S.) en het Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek - Vlaanderen (F.W.O.) bezorgen de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid (RSZ) tegen 1 februari van elk jaar de lijsten met de doctorandi en de postdoctorandi die ze het voorgaande jaar tewerkstelden.
Deze lijsten, onder de vorm van kwartaaltabellen, moeten de volgende informatie bevatten : 1° de namen en voornamen;2° het identificatienummer van de sociale zekerheid (INSZ);3° het uitbetaalde loon dat onderworpen is aan de socialezekerheidsbijdragen;4° de aan de RSZ betaalde socialezekerheidsbijdragen (werknemers- en werkgeversbijdragen);5° de stortingen uitgevoerd voor de opbouw van een extralegaal pensioen ten voordele van deze doctorandi en postdoctorandi of hun rechthebbenden en de aan de RSZ betaalde bijdragen die er betrekking op hebben. Wanneer deze lijsten niet worden verschaft, wordt de voorwaarde van het scheppen van tewerkstelling beschouwd als niet vervuld. § 2. Het Instituut voor Innovatie door Wetenschap en Technologie (IWT) en het Fonds pour la Formation à la Recherche dans l'Industrie et dans l'Agriculture (FRIA) bezorgen de RSZ tegen 1 februari van elk jaar de lijsten met de doctorandi en de postdoctorandi die ze het voorgaande jaar tewerkstelden.
Deze lijsten, onder de vorm van kwartaaltabellen, moeten de volgende informatie bevatten : 1° de namen en voornamen;2° het INSZ;3° het uitbetaalde loon dat onderworpen is aan de socialezekerheidsbijdragen, 4° de aan de RSZ betaalde socialezekerheidsbijdragen (werknemers en werkgeversbijdragen). § 3. Het F.N.R.S. en het F.W.O. bezorgen de Federale raad voor wetenschapsbeleid tegen 1 februari van elk jaar de volgende stukken : 1° de lijsten met de namen en de voornamen van de doctorandi en postdoctorandi die aangeworven zijn na juni 2006 en die het gebruik van de door de RSZ toegekende bedragen rechtvaardigen;2° de lijsten en de aard van de onderzoeksprojecten uitgevoerd door deze doctorandi en postdoctorandi.
Art. 3.Op basis van de informatie bedoeld in artikel 2, § 3, beschikt de Federale raad voor wetenschapsbeleid over drie maanden om de RSZ mee te delen of de aard van de projecten waarvoor mandaten zijn toegewezen onder het fundamenteel onderzoek valt in de zin van artikel 188, 3°, van de wet. Daartoe kan de Federale raad voor wetenschapsbeleid alle bijkomende informatie vragen aan het F.W.O. en het F.N.R.S. Indien de Federale raad voor wetenschapsbeleid zich niet heeft uitgesproken binnen de termijn van drie maanden bedoeld in het vorige lid, worden alle mandaten verondersteld onder het fundamenteel onderzoek te vallen, tot bewijs van het tegendeel.
Art. 4.§ 1. Aan de voorwaarde van het scheppen van bijkomende tewerkstelling is voldaan wanneer de werkgevers, bedoeld in artikel 188, 1°, van de wet, ten opzichte van het academiejaar 2006 bijkomende werknemers, bedoeld in artikel 188, 2°, van dezelfde wet, in dienst hebben genomen, en dit voor het jaarlijks bedrag dat hen werd toegekend.
De controle op het scheppen van tewerkstelling wordt jaarlijks uitgevoerd door de RSZ. Het aantal mandaten van doctorandi en postdoctorandi op 30 juni van elk jaar wordt daarbij vergeleken met het aantal zelfde mandaten op 30 juni 2006 om de in het voorgaande jaar gecreëerde tewerkstelling te controleren.
Daartoe bezorgen het F.N.R.S. en het F.W.O. tegen 31 december van elk jaar eveneens : 1° het aantal mandaten op 30 juni 2006 en op 30 van elk jaar;2° de lijsten met de namen, de voornamen en het identificatienummer van de sociale zekerheid (INSZ) van de doctorandi en postdoctorandi die aangeworven zijn na juni 2006 en die, van 1 januari tot 31 december van elk jaar, het gebruik van de door de RSZ toegekende bedragen rechtvaardigen. Het F.W.O. en het F.N.R.S. dienen op vraag van de RSZ alle bijkomende informatie en documenten onmiddellijk te verschaffen aan degenen vermeld in dit artikel en in artikel 2, § 1, van dit besluit. § 2. Op basis van de informatie bedoeld in de artikelen 2, 3 en 4 van dit besluit, bepaalt de RSZ het aantal supplementaire mandaten, in vergelijking met 30 juni 2006. § 3. De toelage toegekend aan het F.N.R.S. en aan het F.W.O. voor het scheppen van nieuwe betrekkingen kan enkel aangewend worden voor de financiering van : 1° het aan de socialezekerheidsbijdragen onderworpen loon betaald voor de nieuwe werknemers;2° de betaalde socialezekerheidsbijdragen (werkgevers) van de nieuwe werknemers;3° de stortingen uitgevoerd voor de opbouw van een extralegaal pensioen ten voordele van de nieuwe werknemers en de aan de RSZ betaalde bijdragen die er betrekking op hebben. Het F.W.O. en het F.N.R.S. verschaffen onmiddellijk alle bijkomende informatie en documenten op vraag van de RSZ.
Art. 5.Wanneer de RSZ vaststelt dat op 30 juni van een bepaald jaar voor één van de werkgevers bedoeld in artikel 188, 1° van de wet, het aantal supplementaire mandaten bedoeld in artikel 4 van dit besluit niet bereikt is of dat de lijst met doctorandi of postdoctorandi bezorgd door de twee fondsen ingevolge artikel 4, § 1 niet toelaat het volledige toegekende bedrag te verantwoorden of dat de aard van de projecten waarvoor mandaten zijn toegewezen niet onder het fundamenteel onderzoek valt in de zin van artikel 188, 3°, van de wet of dat de toelage heeft gediend om andere posten te financieren dan die vermeld in artikel 4, § 3, van dit besluit, wordt de toelage van deze werkgever voor het volgende jaar verminderd met een bedrag dat overeenstemt met het resultaat van de optelling van de sommen die uitgegeven zijn voor projecten die geen betrekking hebben op het fundamenteel onderzoek in de zin van artikel 188, 3°, de sommen die gediend hebben voor de financiering van andere posten dan die vermeld in artikel 4, § 3, van dit besluit en de niet verantwoorde sommen.
Indien de aftrekken bedoeld in de vorige leden niet zijn kunnen gebeuren op de toelage van het volgende jaar, in het bijzonder omwille van overschrijding van de termijnen, gebeuren deze op de toelage voor het daaropvolgende jaar.
Art. 6.De RSZ deelt tegen 30 juni van elk jaar aan de FOD Sociale Zekerheid de bedragen mee bedoeld in het derde en het vierde lid van artikel 189, § 3, van de wet.
Art. 7.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2007.
Art. 8.Onze Minister bevoegd voor Sociale Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 29 januari 2007.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Sociale Zaken, R. DEMOTTE