gepubliceerd op 03 oktober 2002
Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 9 oktober 2000, gesloten in het Paritair Comité voor het tuinbouwbedrijf, inzake de eindejaarspremie (1)
29 JANUARI 2002. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 9 oktober 2000, gesloten in het Paritair Comité voor het tuinbouwbedrijf, inzake de eindejaarspremie (met uitzondering van bloementeelt en parken en tuinen) (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;
Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor het tuinbouwbedrijf;
Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 9 oktober 2000, gesloten in het Paritair Comité voor het tuinbouwbedrijf, inzake de eindejaarspremie (met uitzondering van bloementeelt en parken en tuinen).
Art. 2.Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 29 januari 2002.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Comité voor het tuinbouwbedrijf Collectieve arbeidsovereenkomst van 9 oktober 2000 Eindejaarspremie (met uitzondering van bloementeelt en parken en tuinen) (Overeenkomst geregistreerd op 14 november 2000 onder het nummer 55844/CO/145)
Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers die ressorteren onder het toepassingsgebied van het Paritair Comité voor het tuinbouwbedrijf, met uitsluiting van de ondernemingen waarvan de hoofdactiviteit de bloementeelt betreft of bestaat in het aanleggen en onderhouden van parken en tuinen, en op de door hen tewerkgestelde werklieden en werksters met uitzondering van de werknemers bedoeld in artikel 8bis van het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders.
Art. 2.Aan de in artikel 1 bedoelde werklieden en werksters wordt, ten laste van het Waarborg- en Sociaal Fonds voor het tuinbouwbedrijf, een eindejaarspremie toegekend voor zover zij gedurende het refertejaar prestaties in de sector hebben geleverd.
Art. 3.De eindejaarspremie wordt berekend op het brutoloon dat de betrokken werkman of werkster verdiend heeft in het refertejaar.
De eindejaarspremie bedraagt : 8,33 pct. van het brutoloon voor de boomkwekerij; 7,55 pct. van het brutoloon voor de groententeelt; 7,55 pct. van het brutoloon voor de fruitteelt.
Art. 4.Met "refertejaar" wordt de periode bedoeld lopende van 1 juli van het vorig jaar tot en met 30 juni van het jaar waarin de premie wordt uitbetaald.
Het eerste refertejaar is ten uitzonderlijken titel, en dit omwille van de toe te passen techniek van financiering, de periode lopende van 1 januari 2000 tot en met 30 juni 2000.
Art. 5.De eindejaarspremie wordt voor de eerste keer uitbetaald door het Waarborg- en Sociaal Fonds voor het tuinbouwbedrijf in 2000.
De eindejaarspremie wordt aan de rechthebbenden uitbetaald in de maand december volgend op het refertejaar waarop de premie berekend wordt.
Art. 6.Aan de volgende personen wordt eveneens een eindejaarspremie uitbetaald volgens de modaliteiten bedoeld onder artikel 3 : - de werklieden en werksters die in de loop van het refertejaar met brugpensioen gegaan zijn of die in het refertejaar gepensioneerd zijn; - de rechtverkrijgenden van werklieden en werksters die in de loop van het refertejaar overleden zijn; - de werklieden en werksters van wie de arbeidsovereenkomst in de loop van het refertejaar door de werkgever werd beëindigd met een opzeggingstermijn of met een verbreking van de arbeidsovereenkomst en uitbetaling van een verbrekingsvergoeding of van wie de arbeidsovereenkomst in onderling akkoord werd beëindigd; - de werklieden en werksters verbonden met een arbeidsovereenkomst voor een bepaalde duur of voor een bepaald werk die een einde neemt in de loop van de referteperiode.
Art. 7.Hebben geen recht op de eindejaarspremie, de werklieden en werksters : - die in de loop van de referteperiode zelf ontslag nemen; - die in de loop van de referteperiode worden ontslagen omwille van een dringende reden.
Wat de eindejaarspremie betreft die betaald wordt in december 2000, hebben ook de werknemers die zelf ontslag genomen hebben eveneens ten uitzonderlijken titel recht op een eindejaarspremie.
Art. 8.De raad van beheer van het Waarborg- en Sociaal Fonds voor het tuinbouwbedrijf regelt de praktische toepassingsmodaliteiten in verband met onderhavige collectieve arbeidsovereenkomst.
Art. 9.Onderhavige collectieve arbeidsovereenkomst doet geen afbreuk aan eventuele meer gunstige regelingen die inzake de toekenning van een eindejaarspremie in de in het toepassingsgebied bedoelde tuinbouwondernemingen van toepassing zijn. Deze ondernemingsregelingen blijven behouden voor het gedeelte dat de in artikel 3 bedoelde sectorale premie overschrijdt.
Art. 10.Onderhavige collectieve arbeidsovereenkomst treedt in voege op 1 januari 2000. Zij geldt voor een onbepaalde duur. Zij kan door elk van de ondertekenende partijen worden opgezegd mits een opzeggingstermijn van drie maanden die per aangetekend schrijven wordt verstuurd aan de voorzitter van het Paritair Comité voor het tuinbouwbedrijf.
Art. 11.Onderhavige collectieve arbeidsovereenkomst vervangt de collectieve arbeidsovereenkomst van 30 april 1999 met betrekking tot de eindejaarspremie.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 29 januari 2002.
De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX