Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 29 augustus 2021
gepubliceerd op 07 september 2021

Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 23 september 1992 op de jaarrekening van de kredietinstellingen, de beleggingsondernemingen en de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging

bron
federale overheidsdienst financien
numac
2021032562
pub.
07/09/2021
prom.
29/08/2021
ELI
eli/besluit/2021/08/29/2021032562/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

29 AUGUSTUS 2021. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 23 september 1992 op de jaarrekening van de kredietinstellingen, de beleggingsondernemingen en de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het koninklijk besluit dat U ter ondertekening wordt voorgelegd, strekt tot wijziging van het koninklijk besluit van 23 september 1992 op de jaarrekening van de kredietinstellingen, de beleggingsondernemingen en de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging (hierna "koninklijk besluit van 23 september 1992" genoemd).

De ontwerpwijzigingen hebben betrekking op de boeking van de door kredietinstellingen uitgevoerde verrichtingen ter dekking van het renterisico. Deze materie wordt geregeld door artikel 36bis van het koninklijk besluit van 23 september 1992.

Vanaf 1993 verleende de Commissie voor het Bank- en Financiewezen (hierna "de CBF" genoemd) als toenmalige prudentiële toezichthouder individuele afwijkingen van artikel 36bis aan instellingen die daarom verzochten, om hen in staat te stellen een specifieke afwijkende boekhoudkundige methode toe te passen voor (met name) termijnrenteverrichtingen (macrodekking) die in het kader van het ALM-beheer (Assets and Liabilities Management) worden afgesloten. Het beleid dat de CBF op dit gebied volgde is beschreven in haar jaarverslagen 1992-1993 en 1993-1994. Dit systeem van individuele afwijkingen werd vanaf 2011 voortgezet door de Nationale Bank van België, die toen de prudentiële toezichthouder is geworden. In 2014 heeft de Nationale Bank van België het kader voor deze afwijkingsregeling versterkt via een uniforme brief van 18 november 2014 (aangevuld met een uniforme brief van 29 december 2015). Deze uniforme brief van 2014 voorzag in de handhaving van de vóór die datum toegestane afwijkingen, maar slechts tot 31 december 2021 (grandfathering - later uitgesteld tot 2022). Voor de afwijkingen die na de publicatie van de uniforme brief van 2014 werden verleend, werden er strengere voorwaarden opgelegd, in het bijzonder wat betreft de tests inzake de effectiviteit van de dekking, waarvoor de Nationale Bank van België gerichte verwijzingen naar de internationale boekhoudnorm IAS 39, Financiële Instrumenten, heeft ingevoegd. Voorts heeft de Nationale Bank van België de afwijkingen beperkt tot dekkingsverrichtingen die het renterisico verminderen (in het kader van ALM) en tot intragroepsverrichtingen ter dekking van het renterisico die worden afgesloten als onderdeel van een effectisering die wordt uitgevoerd in het kader van het beheer van het liquiditeitsrisico met een door de kredietinstelling geconsolideerd vehikel worden afgesloten. Ondertussen werd de voornoemde IAS39 vervangen door de internationale boekhoudnorm IFRS9 (Financiële Instrumenten), die echter de mogelijkheid biedt om de bepalingen van IAS39 die betrekking hebben op hedge accounting te blijven toepassen.

In dit verband zij verwezen naar de versie van IAS39 die door de Europese Commissie is goedgekeurd voor toepassing in Europa (met "carve out").

Dit ontwerpbesluit strekt ertoe de boekhoudkundige praktijk die werd ontwikkeld in het kader van de afwijkingen die door de prudentiële toezichthouder worden verleend, bij reglement vast te leggen en verschillende technische kwesties te regelen die ondertussen naar voren zijn gekomen, met name in geval van ineffectiviteit van de in dit specifieke kader afgesloten dekkingsverrichtingen. De vastgestelde boekhoudkundige beginselen moeten de algehele samenhang waarborgen (zodat de jaarrekening een correct beeld geeft van de verwerkte dekkingsverrichtingen) en de instellingen in staat stellen dekkingsstrategieën toe te passen die uitsluitend zijn ingegeven door de economische doelstelling om het renterisico te beperken en niet door enige boekhoudkundige arbitrage. Hoewel er belangrijke verschillen zijn tussen het voorgestelde boekhoudstelsel en de IFRS-normen die voor de geconsolideerde jaarrekening worden toegepast, zouden de nieuwe bepalingen inzake de behandeling van gevallen van vrijwillige of onvrijwillige beëindiging de verschillen moeten beperken die op het niveau van de resultatenrekening kunnen worden vastgesteld met de IFRS-normen inzake de behandeling van dergelijke gevallen. Het is vooral om deze reden dat, wanneer toekomstige kasstromen worden gedekt, deze aanvankelijk zeer waarschijnlijk moeten zijn om de dekkingsverrichting in de rekeningen te kunnen kwalificeren (zie IAS39, 88.c), terwijl de boekhoudkundige verwerking die specifiek is voor dekkingsinstrumenten vervolgens kan worden gehandhaafd. zolang deze toekomstige stromen waarschijnlijk blijven (zie IAS39, 101.c) De hier bedoelde dekkingsverrichtingen weerspiegelen het ALM-beheer van de instelling met betrekking tot haar blootstelling aan het renterisico. In tegenstelling tot de in artikel 36bis, § 1 bedoelde microdekkingsverrichtingen hebben deze verrichtingen betrekking op: (a) een al dan niet homogeen geheel van gedekte bestanddelen (bijvoorbeeld wat de looptijd of de rentekenmerken betreft);(b) dat in de tijd evolueert (bijvoorbeeld doordat er nieuwe leningen in worden opgenomen en andere leningen uit worden weggenomen die vóór de vervaldatum zijn terugbetaald); (c) en waarvoor de dekkingsverrichtingen ook evolueren (niet noodzakelijk vanaf het begin als zodanig in de boeken gekwalificeerd).

De bijzondere aard van deze dekkingsverrichtingen was voor de toezichthouder de aanleiding om een aangepaste boekhoudkundige methode toe te staan, die verschilt van de in §§ 2 en 3 van artikel 36bis bedoelde methoden. Zo worden de dekkingsderivaten voor deze verrichtingen voor hun notionele bedragen opgenomen onder de rechten en verplichtingen in de posten buiten balanstelling. Bijgevolg worden positieve en/of negatieve veranderingen in de marktwaarde van deze macrodekkingsinstrumenten niet opgenomen in de resultatenrekening (zoals bepaald in § 2 van artikel 36bis) of in een wachtrekening (zoals bepaald in § 3 van hetzelfde artikel). De vorderingen en schulden en de rentekosten of -opbrengsten die voortvloeien uit deze dekkingsinstrumenten worden verder geboekt in overeenstemming met de andere bepalingen van het koninglijk besluit van 1992 (dit betreft met name gelopen rente, optiepremies of door de instelling uitgekeerde margestortingen). Dankzij deze aanpak kan voor dekkingsinstrumenten een boekhoudkundige behandeling worden toegepast die symmetrisch is aan die van de gedekte instrumenten; op die manier kan een correcter boekhoudkundig beeld worden gegeven van de onderliggende economische realiteit. Het ontwerpbesluit dat U ter ondertekening wordt voorgelegd, formaliseert deze specifieke boekhoudkundige praktijk voor de hierboven beschreven dekkingsverrichtingen door een nieuwe bepaling op te nemen in artikel 36bis.

Om ervoor te zorgen dat de boekhoudkundige verwerking in overeenstemming is met de hierboven beschreven basisbenadering, moet ook de regeling worden verduidelijkt die van toepassing is wanneer de dekking niet effectief blijkt te zijn of wanneer de dekking vrijwillig of onvrijwillig wordt beëindigd (bijvoorbeeld in geval van overdracht of diskwalificatie (in het Engels "de-designation") van de dekkingsinstrumenten). De in het ontwerpbesluit voorgestelde aanpak bestaat erin om, wanneer deze gebeurtenissen zich voordoen, de marktwaarde van de betrokken dekkingsinstrumenten te bepalen en (in geval van overdracht, indien deze marktwaarde een dekkingsresultaat vormt) deze eventuele restwaarde op te nemen in een wachtrekening.

Deze wachtrekening wordt vervolgens symmetrisch met de gedekte bestanddelen in resultaat genomen (afschrijving). In dit geval is de periode van afschrijving in de resultatenrekening van de wachtrekening de kortste van de resterende oorspronkelijk vastgestelde looptijd van de dekking en de resterende looptijd van de gedekte bestanddelen. In dit verband mag alleen rekening worden gehouden met de resterende effectieve looptijd van de gedekte bestanddelen. Dit betekent dat de instellingen monitoringprocedures moeten instellen om te controleren of de gedekte activa effectief op de balans staan en of de vastgestelde periode van afschrijving in de resultatenrekening met deze activa in overeenstemming is. Bovendien moeten de dekkingsinstrumenten die op de balans blijven staan, prospectief (vanaf de datum van beëindiging of de datum waarop de ineffectiviteit wordt vastgesteld) tegen marktwaarde worden geboekt met toepassing van de methode van § 2 van artikel 36bis.

Om een degelijke toepassing van de nieuwe bepalingen van artikel 36bis te garanderen, wordt de Nationale Bank van België er door het voorliggende ontwerpbesluit mee belast om de wijze van toepassing van de hierboven uiteengezette beginselen bij circulaire vast te stellen.

De keuze voor de circulaire als instrument om uitvoering te geven aan deze beginselen, is ingegeven door de bekommernis om op technisch vlak snel te kunnen actualiseren om rekening te houden met de voortdurende ontwikkeling van de bankpraktijken en de internationale normen.

De uitvoering en monitoring van dekkingsverrichtingen in het kader van het ALM-beheer en de correcte boekhoudkundige weergave ervan zijn bijzonder complex en vereisen dat de instellingen over een robuuste interne governance beschikken, of het nu gaat om besluitvormingsprocessen, beheersmethodologie, controle-instrumenten of het documenteren van de verrichtingen. Deze governancevereisten vormden een belangrijk onderdeel van de voorwaarden die de Nationale Bank van België had opgelegd voor het verkrijgen van afwijkingen van artikel 36bis. Om in dit opzicht de continuïteit te waarborgen en om tegemoet te komen aan de prudentiële bezorgdheden die deze verrichtingen onvermijdelijk met zich meebrengen, dient de toepassing van de nieuwe boekhoudkundige bepalingen onderworpen te worden aan een reeks strikte voorwaarden en aan de voorafgaande toestemming van de Nationale Bank van België. De Nationale Bank van België zal in een circulaire moeten aangeven hoe deze voorwaarden moeten worden toegepast en welke procedures moeten worden gevolgd voor het verkrijgen van de bovengenoemde toestemming, die kan worden ingetrokken of opgeschort wanneer de Nationale Bank van België in het kader van haar prudentieel toezicht een inbreuk vaststelt.

Gelet op de bijzondere aard van de boekhoudkundige beginselen die van toepassing zijn op de betrokken verrichtingen, in het bijzonder het feit dat derivaten tijdens de dekkingsperiode buiten de balans worden gehouden, is het van belang dat aan de lezers van de jaarrekening aanvullende informatie wordt verschaft over het beleid dat de instelling in dit verband voert en over de latente winsten en verliezen op de gebruikte dekkingsinstrumenten. Het ontwerpbesluit wijzigt hiertoe verschillende bepalingen met betrekking tot de toelichtingen bij de jaarrekening.

Er wordt voorgesteld de in dit ontwerpbesluit vastgestelde boekhoudkundige beginselen onmiddellijk in werking te laten treden en van toepassing te verklaren op het lopende boekjaar. Dit betekent dat de afwijkingen die eerder door de Nationale Bank van België werden verleend, voldoende lang van kracht blijven om de betrokken instellingen in staat te stellen de voornoemde toestemming te verkrijgen (op basis van een vereenvoudigd dossier indien de instelling reeds voldoet aan alle voorwaarden die in de uniforme brief van de Nationale Bank van België van 2014 worden genoemd). Zo is bepaald dat de afwijkingen van artikel 36bis vóór de inwerkingtreding van dit besluit op individuele basis heeft toegestaan, blijven gelden tot 31 december 2022. De betrokken instellingen die na die datum de toestemming van de Nationale Bank van België wensen te verkrijgen, moeten daartoe binnen de door de Nationale Bank van België vast te stellen termijn een dossier indienen.

Artikelsgewijze bespreking

Artikel 1.Dit artikel strekt ertoe in artikel 36bis van het koninklijk besluit een nieuwe § 1bis in te voeren die gewijd is aan verrichtingen die bestemd zijn voor de algemene en dynamische macrodekking van het renterisico en die betrekking hebben op al dan niet homogene gehelen (en bij uitbreiding dekkingsverrichtingen die verband houden met effectiseringsverrichtingen) die voorheen enkel waren toegestaan indien de prudentiële toezichthouder daartoe een individuele afwijking had verleend. In dit artikel worden ook de voorwaarden gespecificeerd waaraan deze verrichtingen moeten voldoen om boekhoudkundig te kunnen worden verwerkt volgens hetzelfde stelsel als de gedekte bestanddelen, dat beschreven wordt in de nieuwe § 4 van artikel 36bis. Dit artikel heeft ten slotte tot doel §§ 2 en 3 van artikel 36bis aan te passen om rekening te houden met de nieuwe bepalingen die werden ingevoegd zoals hierboven vermeld.

Art. 2.Dit artikel behoeft geen commentaar.

Art. 3.Dit artikel wijzigt de bepalingen betreffende de toelichtingen bij de jaarrekening om er de nieuwe gegevens in op te nemen die moeten worden meegedeeld door de instellingen die de nieuwe § 4 toepassen.

Art. 4.Dit artikel heeft betrekking op de datum van inwerkingtreding van het koninklijk besluit en bevat de begeleidende overgangsmaatregelen voor de instellingen die reeds een individuele afwijking van de Nationale Bank van België hebben verkregen.

Art. 5.Dit artikel behoeft geen commentaar.

Dit is, Sire, de draagwijdte van het besluit dat u wordt voorgelegd.

Ik heb de eer te zijn, Sire, Van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar, De Minister van Financiën, V. VAN PETEGHEM

29 AUGUSTUS 2021. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 23 september 1992 op de jaarrekening van de kredietinstellingen, de beleggingsondernemingen en de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 25 april 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 25/04/2014 pub. 28/05/2014 numac 2014003234 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand enenergie, federale overheidsdienst justitie en federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van de wet van 22 februari 1998 tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België, de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten, de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen, de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen, de wet van 16 februari 2009 op het herverzekeringsbedrijf, de wet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, de wet van 21 december 2009 op het statuut van de betalingsinstellingen en van de instellingen voor elektronisch geld, de toegang tot het bedrijf van betalingsdienstaanbieder en tot de activiteit van uitgifte van elektronisch geld en de toegang tot betalingssystemen, de wet van 28 april 1999 houdende omzetting van Richtlijn 98/26/EG van 19 mei 1998 betreffende het definitieve karakter van de afwikkeling van betalingen en effectentransacties in betalings- en afwikkelingssystemen en de wet van 15 december 2004 betreffende financiële zekerheden en houdende diverse fiscale bepalingen inzake zakelijkezekerheidsovereenkomsten en leningen met betrekking tot financiële instrumenten sluiten op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen en beursvennootschappen, artikel 106, § 1, tweede lid;

Gelet op het koninklijk besluit van 23 september 1992 op de jaarrekening van de kredietinstellingen, de beleggingsondernemingen en de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging;

Gelet op het advies van de Nationale Bank van België, gegeven op 13 april 2021;

Gelet op de raadpleging van de beroepsverenigingen;

Gelet op de adviesaanvraag binnen dertig dagen, verlengd met vijftien dagen, die op 17 juni 2021 bij de Raad van State is ingediend, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Overwegende dat geen advies is verstrekt binnen die termijn;

Gelet op artikel 84, § 4, tweede lid, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op de voordracht van de Minister van Financiën, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.In artikel 36bis van het koninklijk besluit van 23 september 1992 op de jaarrekening van de kredietinstellingen, de beleggingsondernemingen en de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 1, eerste lid, worden de woorden « als dekking bestemde » vervangen door de woorden « als microdekking bestemde »;2° er wordt een paragraaf 1bis ingevoegd, luidende: « § 1bis.Voor de toepassing van dit artikel moet worden verstaan onder « als macrodekking bestemde termijnrenteverrichtingen » de termijnverrichtingen die worden afgesloten in het kader van het algemeen beheer van het renterisico van de instelling (het zogenaamd ALM-beheer) en die tot doel of gevolg hebben het risico te compenseren of te beperken dat betrekking heeft op een al dan niet homogeen en in de tijd evoluerend geheel van activa, passiva, rechten en/of verplichtingen buiten balanstelling, alsook met betrekking tot zeer waarschijnlijke toekomstige kasstromen, ten aanzien van hun renteschommelingsgevoeligheid. Deze dekkingsverrichtingen kunnen overeenkomstig de in paragraaf 4 beschreven beginselen worden geboekt indien de instelling hiervoor voorafgaandelijk de toestemming van de Nationale Bank van België heeft verkregen en doorlopend aan de volgende voorwaarden voldoet: 1° deze verrichtingen zijn bedoeld om het renterisico te verminderen waaraan de instelling is blootgesteld of om zeer waarschijnlijke toekomstige kasstromen te dekken;2° de instelling beschikt over een passende interne organisatie voor het beheer van en het toezicht op het renterisico en voor de correcte weergave in haar jaarrekening van de desbetreffende verrichtingen overeenkomstig dit besluit;3° de instelling houdt gedetailleerde documentatie bij over de bovengenoemde interne organisatie, die het beleid omvat van de instelling inzake het beheer van het renterisico en de dekking van dat risico in het kader van de in deze bepaling bedoelde dekkingsverrichtingen;in die documentatie wordt een aanduiding opgenomen van de dekkingsinstrumenten die in de boeken als dekking zijn gekwalificeerd, de aard van het gedekte risico en de identificatie van de betrokken gedekte bestanddelen per soort dekkingsverrichting; 4° de dekkingsverrichtingen zijn zeer effectief en de instelling beschikt over een passende interne organisatie en over passende methoden, criteria en controle-instrumenten om de effectiviteit van de dekking te monitoren en de nodige corrigerende maatregelen te nemen wanneer de effectiviteit retroactief en prospectief niet langer is gewaarborgd.Als de derivaten tot doel hebben toekomstige kasstromen te dekken, moeten deze kasstromen zeer waarschijnlijk zijn. De effectiviteit van de dekking moet ten minste op kwartaalbasis worden geverifieerd.

Bij uitbreiding worden verrichtingen die tot doel hebben het renterisico te beheren zonder extra risico's te nemen en die worden afgesloten als onderdeel van een effectisering die wordt uitgevoerd in het kader van het beheer van het liquiditeitsrisico met een door de kredietinstelling geconsolideerd vehikel, op vergelijkbare wijze verwerkt als de in het vorige lid bedoelde dekkingsverrichtingen, maar zijn zij onderworpen aan specifieke voorwaarden op het gebied van toestemming, organisatie, interne documentatie en specifieke monitoring om de neutraliteit van deze verrichtingen ten aanzien van het totale renterisico van de instelling doorlopend te verifiëren.

De Nationale Bank van België stelt in een circulaire de praktische regels voor de toepassing van de bovengenoemde voorwaarden vast, met inbegrip van het soort dekkingsinstrumenten dat in aanmerking komt en de procedure die moet worden gevolgd om de bovengenoemde toestemming te verkrijgen. Zij legt aanvullende voorwaarden op voor het verkrijgen of het behouden van deze toestemming wanneer de individuele situatie van de instelling of de marktvoorwaarden dit vereisen. Wanneer de Nationale Bank van België vaststelt dat niet aan de bovengenoemde voorwaarden is voldaan, kan zij eisen dat de instelling binnen de door haar vast te stellen termijn de nodige corrigerende maatregelen neemt.

Indien de tekortkoming niet wordt verholpen, kan de Nationale Bank van België de toestemming intrekken of opschorten. »; 3° in paragraaf 2, eerste lid, worden de woorden « of niet meer » geschrapt;4° in paragraaf 3 worden de volgende wijzigingen aangebracht: a) in het eerste lid worden de woorden « overeenkomstig paragraaf 1 » ingevoegd tussen de woorden « termijnverrichtingen die » en de woorden « als dekking zijn bestemd »;b) in het eerste lid worden de woorden « dekking » vervangen door de woorden « microdekking » en de woorden « dekkingsverrichting » door de woorden « microdekkingsverrichting »;c) in de Franse versie van het eerste lid worden de woorden « de couverture affectée » geschrapt;d) in het tweede lid wordt het woord « dekkingsverrichtingen » vervangen door het woord « microdekkingsverrichtingen »;e) in het tweede lid wordt de zin « De voorschriften van deze paragraaf gelden voor als dekking bestemde renteoptieovereenkomsten zelf indien de debet- en creditmarges niet dagelijks worden vereffend. » geschrapt; f) tussen het tweede en derde lid wordt een lid ingevoegd, luidende: "De voorschriften van deze paragraaf gelden voor de als microdekking bestemde termijnrenteverrichtingen, zelfs indien de debet- en creditmarges niet dagelijks worden vereffend.Behalve wanneer het gedekte bestanddeel tegen marktkoers wordt gewaardeerd, mogen de instellingen deze als microdekking bestemde termijnrenteverrichtingen echter boeken overeenkomstig paragraaf 4 van dit artikel. In dat geval vermelden deze instellingen dit in de toelichting, overeenkomstig paragraaf 5 van dit artikel. Deze vermelding wordt voor de microdekkingsverrichtingen geaggregeerd maar afzonderlijk van de vermeldingen voor macrodekkingsverrichtingen in de toelichting opgenomen."; g) paragraaf 3 wordt aangevuld met een lid, luidende: "Termijnrenteverrichtingen die niet meer voldoen aan de voorwaarden om als dekkingsverrichtingen in de zin van paragraaf 1 van dit artikel te worden gekwalificeerd, worden op de balansdatum tegen marktwaarde gewaardeerd en deze waardering wordt ofwel integraal op dezelfde datum in resultaat genomen indien het gedekte bestanddeel is verdwenen, ofwel symmetrisch met de vastgestelde resultaten op het gedekte bestanddeel, in overeenstemming met de voorschriften van paragraaf 4, 3° en 4°, en, naar analogie met paragraaf 4, 5° wanneer niet langer aan paragraaf 1, tweede lid, c, is voldaan.Indien deze instrumenten tot het vermogen van de instelling blijven behoren, worden zij vervolgens prospectief geboekt overeenkomstig paragraaf 2 van dit artikel."; 5° het artikel wordt aangevuld met de paragrafen 4 en 5, luidende: " § 4.De in paragraaf 1bis bedoelde verrichtingen worden geboekt overeenkomstig de volgende beginselen: 1° de gedekte instrumenten die als macrodekkingsverrichtingen als bedoeld in paragraaf 1bis zijn aangewezen, worden gewaardeerd en geboekt overeenkomstig de desbetreffende bepalingen van dit besluit.2° zolang zij in de boeken worden gekwalificeerd als dekking, worden de overeenkomstige macrodekkingsinstrumenten voor hun notionele bedragen opgenomen onder de rechten en verplichtingen in de posten buiten balanstelling en worden zij op dezelfde wijze verwerkt als de gedekte instrumenten;de vorderingen, schulden, rentekosten en -opbrengsten die voortvloeien uit deze dekkingsinstrumenten worden geboekt overeenkomstig de andere bepalingen van dit besluit; 3° macrodekkingsinstrumenten die niet langer als zodanig in de boeken zijn gekwalificeerd, maar wel tot het vermogen van de instelling blijven behoren, worden gewaardeerd tegen hun marktwaarde op dat moment en worden tegen die waarde in de balans opgenomen onder een actief- of passiefpost, naar gelang van het geval;deze waarde wordt als tegenwaarde opgenomen in een wachtrekening onder de overlopende rekeningen; het saldo van deze rekening wordt symmetrisch met de toerekening van de kosten of opbrengsten van het of de gedekte bestanddelen in resultaat genomen over de kortste looptijd van (i) de resterende oorspronkelijk vastgestelde looptijd van de dekking en (ii) de effectieve resterende looptijd van de gedekte bestanddelen; deze instrumenten worden vervolgens prospectief geboekt in overeenstemming met paragraaf 2 van dit artikel; 4° voor macrodekkingsinstrumenten die niet langer tot het vermogen van de instelling behoren, wordt de resterende marktwaarde, voor zover deze met een dekkingsresultaat kan worden gelijkgesteld, opgenomen in een wachtrekening onder de overlopende rekeningen;het saldo van deze rekening wordt symmetrisch met de toerekening van de kosten of opbrengsten van het of de gedekte bestanddelen in resultaat genomen over de kortste looptijd van: i) de resterende oorspronkelijk vastgestelde looptijd van de dekking, en ii) de effectieve resterende looptijd van de gedekte bestanddelen. Wanneer de resterende marktwaarde niet met een dekkingsresultaat kan worden gelijkgesteld, wordt ze rechtstreeks in resultaat genomen; 5° verrichtingen die niet langer voldoen aan het criterium van hoge effectiviteit op basis van de overeenkomstig paragraaf 1bis, 4°, uitgevoerde tests, mogen niet langer als dekking worden gekwalificeerd en moeten worden verwerkt overeenkomstig punt 3° of 4°, afhankelijk van het feit of de dekkingsinstrumenten al dan niet tot het vermogen van de instelling blijven behoren, behalve wanneer de gedekte bestanddelen verdwijnen of de gedekte toekomstige kasstromen niet langer waarschijnlijk zijn;in dit laatste geval verliezen de dekkingsinstrumenten die tot het vermogen van de instelling blijven behoren hun kwalificatie en wordt hun resterende marktwaarde in resultaat genomen overeenkomstig paragraaf 2 van dit artikel; 6° gelijkgestelde dekkingsverrichtingen als bedoeld in paragraaf 1bis, tweede lid, waarvan de neutraliteit ten aanzien van het totale renterisico van de instelling niet meer kan worden aangetoond, worden verwerkt overeenkomstig de bepalingen van paragraaf 2 van dit artikel. De Nationale Bank van België stelt de nadere regels voor de toepassing van deze paragraaf bij circulaire vast. § 5. Instellingen die een of meer van de in paragraaf 1bis bedoelde toestemmingen hebben verkregen, vermelden dit in de toelichting bij hun jaarrekening. Aan deze vermelding wordt ook een beschrijving toegevoegd van de gedekte instrumenten, de gedekte economische risico's en de gebruikte dekkingsmethoden, met inbegrip van hun effectiviteit. ».

Art. 2.In artikel 38 van hetzelfde besluit worden de woorden "Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen" vervangen door de woorden "Nationale Bank van België".

Art. 3.In hoofdstuk I, afdeling 3 van de bijlage bij hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in de inleidende zin van het eerste lid worden de woorden « en 36bis, § 5, » ingevoegd tussen de woorden « 35ter, § 1, derde lid en § 5, vijfde lid, » en de woorden « worden in de toelichting de hierna volgende gegevens opgenomen »;2° rubriek XXIV wordt aangevuld met een lid, luidende: « Wat de dekkingsverrichtingen als bedoeld in paragraaf 1bis en, invoorkomend geval, in paragraaf 3, derde lid 3 van artikel 36bis betreft: A.Een opgave, per soort dekking (microdekking of macrodekking, dekking tegen reële waarde of kasstroomdekking) en per soort financiële instrumenten, van de volgende bedragen die gewaardeerd zijn op de balansdatum: 1. het bedrag van de te ontvangen en te leveren notionele refertebedragen;2. de reële marktwaarde op het einde van de looptijd van de dekkingsinstrumenten, in vergelijking met hun boekwaarde, met vermelding van het gedeelte dat betrekking heeft op de prorata van gelopen rente die in de overlopende rekeningen is opgenomen en die is uitgesplitst naar activa en passiva; B. Per soort dekking als bedoeld in punt A, het bedrag van de ineffectiviteit van de dekking die niet in resultaat is genomen, met vermelding van de gebruikte berekeningsmethode.

C. Een opgave die identiek is aan die in B, van de gelijkgestelde verrichtingen als bedoeld in artikel 36bis, paragraaf 1bis, tweede lid, met vermelding van de namen van de effectiseringsvehikels waarmee deze verrichtingen zijn afgesloten.

D. Een beschrijving van de financiële instrumenten die niet langer als dekkingsverrichting kunnen worden gekwalificeerd, maar die tot het vermogen van de instelling blijven behoren, met vermelding van het soort dekking (microdekking of macrodekking, dekking tegen reële waarde of kasstroomdekking), hun huidige classificatie (bank- of handelsportefeuille) en de oorspronkelijk gedekte instrumenten. Bij deze beschrijving wordt een opgave gevoegd van het op de balansdatum overeenkomstig paragraaf 4, 3° of 4° nog af te schrijven saldo van de wachtrekening, uitgesplitst naar resterende looptijd.

E. Het saldo van de waarderingen tegen marktwaarde van dekkingsinstrumenten die niet langer tot het vermogen behoren, maar dat een dekkingsresultaat vormt en symmetrisch met de gedekte opbrengsten en kosten wordt afgeschreven overeenkomstig de voorschriften van paragraaf 4, 4° van artikel 36bis; dit saldo moet wordt uitgesplitst naar looptijd en het soort gedekte instrumenten moet worden gespecificeerd. ».

Art. 4.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt. De wijzigingen met betrekking tot de toelichtingen bij de jaarrekening zijn van toepassing ten laatste vanaf het eerste boekjaar na de inwerkingtreding van dit besluit.

Afwijkingen van artikel 36bis van het koninklijk besluit van 23 september 1992 op de jaarrekening van de kredietinstellingen, de beleggingsondernemingen en de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging die vóór de inwerkingtreding van dit besluit individueel zijn verleend krachtens artikel 38 van ditzelfde besluit, blijven geldig tot 31 december 2022.

Art. 5.De minister bevoegd voor Financiën is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 29 augustus 2021.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Financiën, V. VAN PETEGHEM

^