29 APRIL 2001. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 7 augustus 1939 betreffende de evaluatie en de loopbaan van het rijkspersoneel

ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de artikelen 37 en 107, tweede lid, van de Grondwet;

Gelet op het koninklijk besluit van 7 augustus 1939 betreffende de evaluatie en de loopbaan van het rijkspersoneel, inzonderheid op de artikelen 26bis en 26ter, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 13 mei 1999 en op artikel 33, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 17 september 1969, 15 maart 1993, 14 september 1994, 10 april 1995, 6 september 1996, 6 februari 1997 en 13 mei 1999;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 6 oktober 2000;

Gelet op het protocol nr. 372 van 8 december 2000 van het Comité voor de federale, gemeenschaps- en de gewestelijke overheidsdiensten;

Overwegende dat, volgens de rechtspraak van de Raad van State, het noodzakelijk is aan de kandidaten tot een bevordering ambtshalve de notulen van de zitting van de directieraad te betekenen, terzelfdertijd als de voorstellen van deze raad, alsmede de motivering uit het voorstel van de directieraad weer te geven, hetzij in het benoemingsbesluit, hetzij als bijlage ervan;

Gelet op het besluit van de Ministerraad, over het verzoek aan de Raad van State om advies te geven binnen een termijn van een maand;

Gelet op het advies 31.256/1 van de Raad van State, gegeven op 15 maart 2001, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Minister van Ambtenarenzaken en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Artikel 26bis, § 1, tweede lid, van het koninklijk besluit van 7 augustus 1939 betreffende de evaluatie en de loopbaan van het rijkspersoneel, vervangen bij het koninklijk besluit van 13 mei 1999, wordt vervangen als volgt : « Deze betekening behelst ten minste de volgende elementen : 1° de rangschikking van de kandidaten;2° het aangeven aan de ambtenaar die zich benadeeld acht van de mogelijkheid binnen tien werkdagen na de betekening een klacht bij de met de voorstellen belaste overheid in te dienen en van deze om te vragen door deze overheid gehoord te worden;3° het deel van de notulen van de zitting van de directieraad betreffende het voorstel van rangschikking.»

Art. 2.Artikel 26ter, § 1, tweede lid van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 13 mei 1999, wordt vervangen als volgt : « Deze betekening behelst ten minste de volgende elementen : 1° de rangschikking van de kandidaten;2° het aangeven voor de ambtenaar die uit de rangschikking wenst weggehaald te worden of die zich benadeeld acht, van de mogelijkheid om bij een ter post aangetekend schrijven, binnen tien werkdagen na de bekendmaking, een schriftelijke klacht bij de met de voorstellen belaste overheid in te dienen;3° het deel van de notulen van de zitting van de directieraad betreffende het voorstel van rangschikking.»

Art. 3.Artikel 33, § 3, van hetzelfde besluit, opnieuw opgenomen bij het koninklijk besluit van 6 september 1996, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 6 februari 1997, wordt artikel 33, § 5, van datzelfde besluit, met dien verstande dat in die paragraaf de woorden "In afwijking van § 2" worden vervangen door de woorden "In afwijking van § 4".

Art. 4.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Art. 5.Onze Minister van Ambtenarenzaken is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 29 april 2001.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Ambtenarenzaken, L. VAN DEN BOSSCHE.