Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 28 september 2023
gepubliceerd op 18 oktober 2023

Koninklijk besluit tot wijziging van de artikelen 46, 48 en 49 van het koninklijk besluit van 30 maart 1967 tot bepaling van de algemene uitvoeringsmodaliteiten van de wetten betreffende de jaarlijkse vakantie van de werknemers

bron
federale overheidsdienst sociale zekerheid
numac
2023046064
pub.
18/10/2023
prom.
28/09/2023
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

28 SEPTEMBER 2023. - Koninklijk besluit tot wijziging van de artikelen 46, 48 en 49 van het koninklijk besluit van 30 maart 1967 tot bepaling van de algemene uitvoeringsmodaliteiten van de wetten betreffende de jaarlijkse vakantie van de werknemers


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het koninklijk besluit waarvan ik de eer heb aan uwe Majesteit ter ondertekening voor te leggen, heeft als doel, in het stelsel van de jaarlijkse vakantie, uitvoering te geven aan artikel 9, § 1, tweede lid, van de wetten betreffende de jaarlijkse vakantie van de werknemers, gecoördineerd op 28 juni 1971.

De wijzigingen aan de artikelen 46, 48 en 49 van het koninklijk besluit van 30 maart 1967 tot bepaling van de algemene uitvoeringsmodaliteiten van de wetten betreffende de jaarlijkse vakantie van de werknemers hebben als doel om uitvoering te geven aan de vraag om het voorgenoemd koninklijk besluit in overeenstemming te brengen met de bepalingen van artikel 23 van de wet van 12 april 1965Relevante gevonden documenten type wet prom. 12/04/1965 pub. 08/03/2007 numac 2007000126 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de bescherming van het loon der werknemers sluiten betreffende de bescherming van het loon der werknemers.

De huidige praktijk, waarbij het enkel vakantiegeld in één keer en volledig wordt afgetrokken op het ogenblik dat de bediende zijn hoofdvakantie neemt, is immers niet in overeenstemming met de voorgenoemde wet van 12 wet 1965.

De sociale partners hebben zich over deze problematiek gebogen en in het advies nr. 2.242 van 28 september 2021 van de Nationale Arbeidsraad (NAR) er zich toe verbonden om tot een voorstel van oplossing te komen.

In zijn advies nr. 2.297 van 1 juni 2022 heeft de NAR de problematiek geanalyseerd en een voorstel van oplossing uitgewerkt. Deze nieuwe oplossing tot verrekening van het vertrekvakantiegeld van de vorige werkgever(s) en het vakantiegeld bij de overgang van arbeider naar bediende, voorziet twee fasen: een eerste fase waarin de vakantierechten worden bepaald op het ogenblik van de opname van de vakantiedagen en een tweede fase waarin in december een eindverrekening wordt gemaakt van het vertrekvakantiegeld voor het enkel vakantiegeld.

In de eerste fase betaalt de werkgever, op het ogenblik dat de bediende zijn op basis van een vakantieattest verworven vakantiedagen opneemt, die dagen met aftrek van een forfaitair bedrag van het bruto dagloon voor de maand waarin de bediende zijn vakantiedagen opneemt.

Er is een tweede berekeningsmoment of eindverrekening op het ogenblik van de loonafrekening die betrekking heeft op de periode van december of ten vroegste aan het einde van de arbeidsovereenkomst. In deze tweede fase worden eventueel correcties aangebracht die voortvloeien uit het verschil tussen het enkel vakantiegeld van 10% dat tijdens het jaar bij de nieuwe werkgever werd betaald, de bij de vroegere werkgever verworven vakantiedagen en het effectief door de nieuwe werkgever verschuldigde enkel vakantiegeld, waarvan het reeds door de vorige werkgever of door het vakantiefonds betaalde enkel vertrekvakantiegeld werd afgetrokken.

Het eventueel door de werkgever te veel betaalde enkel vakantiegeld wordt beschouwd als een voorschot in geld in de zin van artikel 23 van de bovengenoemde wet van 12 april 1965Relevante gevonden documenten type wet prom. 12/04/1965 pub. 08/03/2007 numac 2007000126 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de bescherming van het loon der werknemers sluiten.

De door de sociale partners ontwikkelde oplossing is in overeenstemming met artikel 23 van de bovengenoemde wet van 12 april 1965. Dit artikel bepaalt op limitatieve wijze de gevallen waarin de werkgever eenzijdig bepaalde sommen op het loon van de werknemer in mindering mag brengen.Op het loon van de werknemer mogen onder meer in mindering worden gebracht: de voorschotten in geld verstrekt door de werkgever waarvan het totaal van de inhoudingen niet meer dan één vijfde mag bedragen van het bij elke uitbetaling verschuldigde loon in specie na aftrek van de inhoudingen op grond van de belastingwetgeving, van de wetgeving op de sociale zekerheid en van particuliere of collectieve overeenkomsten betreffende bijkomende voordelen inzake sociale zekerheid.

De voorgestelde regeling doet ook geen afbreuk aan het feit dat een effectieve verrekening per opgenomen vakantiedag mogelijk is.

De sociale partners hechten ook veel belang aan het transparant informeren en communiceren van de vakantierechten van de bedienden aan zowel de werkgevers als aan de werknemers.

Het vakantieattest zal dan ook zo worden aangevuld zodat dit sociaal document op een begrijpelijke manier vermeldt dat het vertrekvakantiegeld een vooruitbetaling is voor bij een andere werkgever op te nemen vakantie en dat de op basis van het vakantieattest bij de nieuwe werkgever opgenomen vakantiedagen bij de nieuwe werkgever zullen betaald worden, met aftrek van een forfaitair bedrag van 90% van het bruto dagloon van de bediende voor de maand waarin hij zijn vakantiedagen opneemt.

ARTIKELSGEWIJZE BESPREKING Artikel 1 In dit artikel wordt artikel 46, § 2, van het voorgenoemd koninklijk besluit van 30 maart 1967 aangevuld met de uitdrukkelijke vermelding dat het gedeelte van het vakantiegeld dat overeenkomt met het normale loon voor bij een andere werkgever op te nemen vakantie een vooruitbetaling is.

De op basis van het vakantieattest bij de nieuwe werkgever opgenomen vakantiedagen zullen bij hem worden betaald, met aftrek van een forfaitair bedrag van 90 % van het bruto dagloon voor de maand waarin hij zijn vakantiedagen zal opnemen.

In de maand december van het vakantiejaar of ten vroegste op het einde van de arbeidsovereenkomst zal de werkgever eventuele correcties aanbrengen die voortvloeien uit het verschil tussen het enkel vakantiegeld van 10 % dat tijdens het vakantiejaar door de werkgever werd betaald, de bij de vorige werkgever verworven vakantiedagen en het effectief door de nieuwe werkgever verschuldigde enkel vakantiegeld, waarvan het reeds door de vorige werkgever of de vakantiekas betaalde enkel vakantiegeld werd afgetrokken.

De werkgever brengt de werknemer als gevolg van de aangebrachte correcties. door middel van de loonfiche op de hoogte van de ingehouden en uitbetaalde bedragen.

Artikel 2 In dit artikel wordt het artikel 48 van hetzelfde koninklijk besluit vervangen waarbij wordt bepaald hoe de verrekening van het enkel vertrekvakantiegeld en het dubbel vertrekvakantiegeld zal gebeuren bij de opname van de vakantiedagen bij de nieuwe werkgever.

Op het ogenblik dat de bij artikel 46 bedoelde bediende of leerling-bediende op basis van een vakantieattest zijn eerder verdiende vakantiedagen opneemt, levert hij de attesten ontvangen bij toepassing van dit artikel af aan de werkgever die hem alsdan te werk te stelt.

De op basis van het vakantieattest bij de nieuwe werkgever opgenomen vakantiedagen zullen bij hem worden betaald, met aftrek van een forfaitair bedrag van 90 % van het bruto dagloon voor de maand waarin hij zijn vakantiedagen zal opnemen.

De werkgever betaalt overeenkomstig de artikelen 38 of 39 berekende eveneens een dubbel vakantiegeld uit bij het nemen van de hoofdvakantie, na aftrek van voor het vakantiedienstjaar bij toepassing van de artikel 46, § 1, van het reeds uitbetaalde dubbel vakantiegeld.

Deze uitgevoerde aftrekken mogen evenwel niet meer bedragen dan het vakantiegeld dat door de werkgever, die de bediende of de leerling-bediende te werk stelt op het ogenblik van de vakantie, verschuldigd zijn voor de arbeid die hij bij andere werkgevers in de loop van het vakantiedienstjaar heeft verricht, zo deze arbeid in zijn dienst ware geweest.

In de maand december van het vakantiejaar of ten vroegste op het einde van de arbeidsovereenkomst zal de werkgever eventuele correcties aanbrengen die voortvloeien uit het verschil tussen het enkel vakantiegeld van 10 % dat tijdens het vakantiejaar door de werkgever werd betaald, de bij de vorige werkgever verworven vakantiedagen en het effectief door de nieuwe werkgever verschuldigde enkel vakantiegeld, waarvan het reeds door de vorige werkgever betaalde enkel vakantiegeld werd afgetrokken. Hierbij moet de voorgenoemde wet van 12 april 1965Relevante gevonden documenten type wet prom. 12/04/1965 pub. 08/03/2007 numac 2007000126 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de bescherming van het loon der werknemers sluiten worden nageleefd en er mag niet meer dan een vijfde van het salaris worden ingehouden.

Indien de limiet van één vijfde van het loon wordt overschreden, zal de aftrek over twee maanden gespreid worden, tenzij de bediende er uitdrukkelijk mee akkoord gaat dat die in één keer wordt gedaan.

De bediende zal ervan op de hoogte worden gehouden of in december eventueel correcties aangebracht moeten worden.

De werkgever stelt de bediende, op diens verzoek, via het meest geschikte kanaal (elektronisch of op papier) in een begrijpelijk overzicht uitvoerig in kennis van de berekeningswijze en de verrekeningsregels.

Artikel 3 In dit artikel wordt het artikel 49 van hetzelfde koninklijk besluit vervangen waarbij wordt bepaald hoe de verrekening van het enkel vertrekvakantiegeld en het dubbel vertrekvakantiegeld zal gebeuren bij de opname van de vakantiedagen bij de nieuwe werkgever als de bediende in de loop van het vakantiedienstjaar werd tewerkgesteld als arbeider.

Bij de indiensttreding van de bediende of bij zijn eerste vakantieaanvraag informeert de nieuwe werkgever de bediende via het meest geschikte kanaal over de berekeningswijze en de verrekeningsregels.

De bij de nieuwe werkgever opgenomen vakantiedagen zullen bij hem worden betaald, met aftrek van een forfaitair bedrag van 90 % van het bruto dagloon voor de maand waarin hij zijn vakantiedagen zal opnemen en na de afhouding voorzien bij artikel 15 te hebben gedaan.

Wanneer een bediende of een leerling-bediende in hoedanigheid van arbeider of leerling-arbeider in de loop van het vakantiedienstjaar werd te werk gesteld, betaalt zijn werkgever hem het dubbel vakantiegeld, berekend overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 38 of 39, na aftrek van het brutobedrag van het dubbel vakantiegeld dat aan de arbeider door het vakantiefonds betaald werd, na de afhouding voorzien bij artikel 15 te hebben gedaan.

Deze aftrek mag niet meer bedragen dan het vakantiegeld dat door de werkgever die de bediende of de leerling-bediende op het ogenblik van de vakantie in dienst heeft zou verschuldigd geweest zijn indien de arbeider in zijn dienst gewerkt had in hoedanigheid van bediende of van leerling-bediende.

In de maand december van het vakantiejaar of ten vroegste op het einde van de arbeidsovereenkomst zal de werkgever eventuele correcties aanbrengen die voortvloeien uit het verschil tussen het enkel vakantiegeld van 10 % dat tijdens het vakantiejaar door de werkgever werd betaald, de bij de vorige werkgever verworven vakantiedagen en het effectief door de nieuwe werkgever verschuldigde enkel vakantiegeld, waarvan het reeds door het vakantiefonds betaalde enkel vakantiegeld werd afgetrokken na de afhouding voorzien bij artikel 15 te hebben gedaan.

Indien de limiet van één vijfde van het loon wordt overschreden, zal de aftrek over twee maanden gespreid worden, tenzij de bediende er uitdrukkelijk mee akkoord gaat dat die in één keer wordt gedaan.

De werkgever brengt de bediende als gevolg van de aangebrachte correcties. door middel van de loonfiche op de hoogte van het ingehouden/uitbetaalde bedrag.

De werkgever stelt de bediende, op diens verzoek, via het meest geschikte kanaal (elektronisch of op papier) in een begrijpelijk overzicht uitvoerig in kennis van de berekeningswijze en de verrekeningsregels.

Artikel 4 Dit artikel bepaalt de datum van inwerkingtreding.

Artikel 5 Dit artikel bepaalt dat de Minister bevoegd voor Werk, belast is met de uitvoering van dit besluit.

Ik heb de eer te zijn, Sire, Van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar, De Minister van Werk, P.-Y. DERMAGNE

28 SEPTEMBER 2023. - Koninklijk besluit tot wijziging van de artikelen 46, 48 en 49 van het koninklijk besluit van 30 maart 1967 tot bepaling van de algemene uitvoeringsmodaliteiten van de wetten betreffende de jaarlijkse vakantie van de werknemers FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wetten betreffende de jaarlijkse vakantie van werknemers, gecoördineerd op 28 juni 1971, artikel 9, § 1, tweede lid, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 25 april 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 25/04/2014 pub. 06/06/2014 numac 2014203619 bron federale overheidsdienst sociale zekerheid Wet houdende diverse bepalingen inzake sociale zekerheid sluiten;

Gelet op het koninklijk besluit van 30 maart 1967 tot bepaling van de algemene uitvoeringsmodaliteiten van de wetten betreffende de jaarlijkse vakantie van de werknemers;

Gelet op de adviezen van de Nationale Arbeidsraad nr. 2.242 en nr. 2.297, respectievelijk gegeven op 28 september 2021 en op 1 juni 2022;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 7 juli 2023;

Gelet op de akkoordbevinding van de Staatssecretaris voor Begroting, 20 juli 2023;

Gelet op de adviesaanvraag binnen de 30 dagen die op 25 juli 2023 bij de Raad van State is ingediend, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2 van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Overwegende dat het advies niet is meegedeeld binnen die termijn;

Op de voordracht van de Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Artikel 46, § 2, van het koninklijk besluit van 30 maart 1967 tot bepaling van de algemene uitvoeringsmodaliteiten van de wetten betreffende de jaarlijkse vakantie van de werknemers, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 8 februari 2023, wordt aangevuld met de bepaling onder 9°, luidende: "9° het gedeelte van het vakantiegeld dat overeenkomt met het normale loon van de vakantiedagen is een voorafbetaling voor bij een andere werkgever op te nemen vakantie. De op basis van het vakantieattest bij de nieuwe werkgever opgenomen vakantiedagen zullen bij hem worden betaald, met aftrek van een forfaitair bedrag van 90 % van het bruto dagloon voor de maand waarin hij zijn vakantiedagen zal opnemen. In de maand december van het vakantiejaar of ten vroegste op het einde van de arbeidsovereenkomst zal de werkgever eventuele correcties aanbrengen die voortvloeien uit het verschil tussen het enkel vakantiegeld van 10 % dat tijdens het vakantiejaar door de werkgever werd betaald, de bij de vorige werkgever verworven vakantiedagen en het effectief door de nieuwe werkgever verschuldigde enkel vakantiegeld, waarvan het reeds door de vorige werkgever betaalde enkel vakantiegeld werd afgetrokken. De werkgever brengt de werknemer als gevolg van de aangebrachte correcties. door middel van de loonfiche op de hoogte van het ingehouden/uitbetaalde bedrag.".

Art. 2.Artikel 48 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 15 mei 1995, wordt vervangen als volgt: "Op het ogenblik dat de bij artikel 46 bedoelde bediende of leerling-bediende op basis van een vakantieattest zijn eerder verworven vakantiedagen opneemt, levert hij de attesten ontvangen bij toepassing van dit artikel af aan de werkgever die hem alsdan te werk te stelt.

Deze werkgever betaalt het enkel vakantiegeld met aftrek van een forfaitair bedrag van 90 % van het brutodagloon van de maand waarin de bediende zijn vakantie opneemt.

De werkgever betaalt overeenkomstig de artikelen 38 of 39 berekende eveneens een dubbel vakantiegeld uit bij het nemen van de hoofdvakantie, na aftrek van voor het vakantiedienstjaar bij toepassing van artikel 46, § 1, van het reeds uitbetaalde dubbel vakantiegeld.

In de maand december van het vakantiejaar of ten vroegste op het einde van de arbeidsovereenkomst brengt de werkgever eventuele correcties aan die voortvloeien uit het verschil tussen het enkel vakantiegeld van 10 % dat tijdens het vakantiejaar door de werkgever werd betaald, de bij de vorige werkgever verworven vakantiedagen en het effectief door de nieuwe werkgever verschuldigde enkel vakantiegeld, waarvan het reeds door de vorige werkgever betaalde enkel vakantiegeld werd afgetrokken. De werkgever brengt de werknemer als gevolg van de aangebrachte correcties. door middel van de loonfiche op de hoogte van het ingehouden/uitbetaalde bedrag.

Deze uitgevoerde aftrekken mogen evenwel niet meer bedragen dan het vakantiegeld dat door de werkgever, die de bediende of de leerling-bediende te werk stelt op het ogenblik van de vakantie, verschuldigd zijn voor de arbeid die hij bij andere werkgevers in de loop van het vakantiedienstjaar heeft verricht, zo deze arbeid in zijn dienst ware geweest.

De bovenstaande berekeningswijze laat het recht van de werkgever om een werkelijke inhouding per verlofdag toe te passen onverlet.

De werkgever stelt de bediende, op diens verzoek, via het meest geschikte kanaal in een begrijpelijk overzicht uitvoerig in kennis van de toegepaste berekeningswijze en de verrekeningsregels.

Het eventueel door de werkgever te veel betaalde enkel vakantiegeld wordt beschouwd als een voorschot in geld in de zin van artikel 23 van de wet van 12 april 1965Relevante gevonden documenten type wet prom. 12/04/1965 pub. 08/03/2007 numac 2007000126 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de bescherming van het loon der werknemers sluiten betreffende de bescherming van het loon der werknemers.

Art. 3.Artikel 49 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 15 mei 1995, wordt vervangen als volgt: "De werkgever betaalt de bediende of een leerling-bediende die in de loop van het vakantiedienstjaar werd tewerkgesteld in de hoedanigheid van arbeider of leerling-arbeider het enkel vakantiegeld uit met aftrek van een forfaitair bedrag van 90 % van het brutodagloon van de maand waarin de bediende zijn vakantie opneemt en na de afhouding voorzien bij artikel 15 te hebben gedaan.

Wanneer een bediende of een leerling-bediende in hoedanigheid van arbeider of leerling-arbeider in de loop van het vakantiedienstjaar werd te werk gesteld, betaalt zijn werkgever hem het dubbel vakantiegeld, berekend overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 38 of 39, na aftrek van het brutobedrag van het dubbel vakantiegeld dat aan de arbeider door het vakantiefonds betaald werd, na de afhouding voorzien bij artikel 15 te hebben gedaan.

Deze aftrek mag niet meer bedragen dan het vakantiegeld dat door de werkgever die de bediende of de leerling-bediende op het ogenblik van de vakantie in dienst heeft zou verschuldigd geweest zijn indien de arbeider in zijn dienst gewerkt had in hoedanigheid van bediende of van leerling-bediende.

In de maand december van het vakantiejaar of ten vroegste op het einde van de arbeidsovereenkomst brengt de werkgever eventuele correcties aan die voortvloeien uit het verschil tussen het enkel vakantiegeld van 10 % dat tijdens het vakantiejaar door de werkgever werd betaald, de bij het vakantiefonds verworven vakantiedagen en het effectief door de nieuwe werkgever verschuldigde enkel vakantiegeld, waarvan het reeds door het vakantiefonds betaalde enkel vakantiegeld werd afgetrokken en na de inhouding voorzien bij artikel 15 te hebben gedaan. De werkgever brengt de werknemer als gevolg van de aangebrachte correcties. door middel van de loonfiche op de hoogte van het ingehouden/uitbetaalde bedrag.

De bovenstaande berekeningswijze laat het recht van de werkgever om een werkelijke inhouding per verlofdag toe te passen onverlet.

De werkgever stelt de bediende, op diens verzoek, via het meest geschikte kanaal in een begrijpelijk overzicht uitvoerig in kennis van de toegepaste berekeningswijze en de verrekeningsregels.

Het eventueel door de werkgever te veel betaalde enkel vakantiegeld wordt beschouwd als een voorschot in geld in de zin van artikel 23 van de wet van 12 april 1965Relevante gevonden documenten type wet prom. 12/04/1965 pub. 08/03/2007 numac 2007000126 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de bescherming van het loon der werknemers sluiten betreffende de bescherming van het loon der werknemers.

Art. 4.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2023 en is voor de eerste keer van toepassing op het vakantiejaar 2024, vakantiedienstjaar 2023.

Art. 5.De minister bevoegd voor Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 28 september 2023.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Werk, P.-Y. DERMAGNE

^