gepubliceerd op 21 november 2008
Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 4 oktober 2007, gesloten in het Paritair Comité voor het verzekeringswezen, betreffende het sectorakkoord 2007-2008
28 SEPTEMBER 2008. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 4 oktober 2007, gesloten in het Paritair Comité voor het verzekeringswezen, betreffende het sectorakkoord 2007-2008 (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;
Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor het verzekeringswezen;
Op de voordracht van de Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 4 oktober 2007, gesloten in het Paritair Comité voor het verzekeringswezen, betreffende het sectorakkoord 2007-2008.
Art. 2.De Minister bevoegd voor Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 28 september 2008.
ALBERT Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Werk en van Gelijke Kansen, Mevr. J. MILQUET _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Comité voor het verzekeringswezen Collectieve arbeidsovereenkomst van 4 oktober 2007 Sectorakkoord 2007-2008 (Overeenkomst geregistreerd op 22 november 2007 onder het nummer 85763/CO/306) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied
Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en de werknemers van de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Comité voor het verzekeringswezen. HOOFDSTUK II. - Loonschalen en classificatie Afdeling 1. - Leeftijdsgebonden loonschalen
Art. 2.De partijen stellen vast dat sommige sectorale minimumloonschalen gebaseerd zijn op een leeftijdsgebonden criterium.
De toepassing van de huidige loonschalen heeft tot tevredenheid van alle betrokken personen gefunctioneerd, maar externe factoren verplichten de ondertekenende partijen ertoe die aan te passen.
De partijen stellen immers vast dat de Europese richtlijn 2000/78/EG en de zeer recente rechtspraak van het Europees Hof van Justitie nieuwe eisen meebrengen op het vlak van niet-discriminatie.
Om aan die eisen te voldoen, dienen er nieuwe criteria voor sectorale loonschaalprogressie overeengekomen te worden.
De partijen stellen in elk geval vast dat het onmogelijk is alle noodzakelijke bepalingen te onderzoeken en te voorzien, en ze onmiddellijk aan te passen. Er dient immers vermeden te worden dat het leeftijdsgebonden onderscheid vervangen wordt door een andere discriminatie en het is eveneens belangrijk om de sociale vrede te verzekeren.
De partijen komen derhalve overeen : § 1. een paritaire werkgroep op te richten om tegen eind 2007 te beschikken over een voorstel voor het vastleggen van nieuwe criteria voor sectorale loonschaalprogressie die conform de Europese en de Belgische regelgeving zijn, waarbij het leeftijdscriterium wordt afgeschaft.
De partijen verwijzen in dit verband naar de op 14 mei 2007 ondertekende gemeenschappelijke verklaring, die bij dit akkoord is gevoegd. § 2. een procedure en timing na te leven (cf. afdeling 3 hieronder) om op 1 januari 2009 zowel op sector- als op bedrijfsvlak te beschikken over sector- en bedrijfsloonschalen die in overeenstemming zijn met de Europese en Belgische regelgeving. Afdeling 2. - Analytische classificatie
Art. 3.De partijen zullen de uitwerking van een nieuwe analytische sectorclassificatie voortzetten. Er zal tegen eind 2007 een voorstel voor een classificatie aan het paritair comité worden voorgelegd. Afdeling 3. - Timing in 2008
Art. 4.Op basis van het voorstel van de werkgroep "functieclassificatie" zullen de sociale partners de nieuwe sectorclassificatie tegen juni 2008 voltooien.
Op basis van de conclusies van de werkgroep "leeftijdsgebonden loonschalen" zullen de partijen eveneens voor juni 2008 onderhandelingen voeren die zullen leiden tot een nieuwe sectorale loonschaalstructuur. De resultaten van de functieclassificatiestudie (cf. hieronder) zullen in de nieuwe structuur opgenomen worden).
De door onderhandeling tot stand gekomen sectorale loonschaalstructuur is vanaf juni 2008 van toepassing.
Art. 5.Vanaf die datum (juni 2008) beschikken de ondernemingen over een termijn van 6 maanden : a. om die nieuwe sectorale loonschaalstructuur op bedrijfsvlak te implementeren.Alle ondernemingen moeten de bedrijfsloonschalen dan ook tegen 31 december 2008 geïmplementeerd en/of eventueel gewijzigd hebben in overeenstemming met het IPA. De werkgroep zal in dat opzicht principiële sectoraanbevelingen formuleren die vooral op de evaluatiecriteria betrekking hebben; b. om de sectorclassificatie te implementeren of om aan te tonen dat zij op bedrijfsvlak een (analytisch) gelijkwaardig werk uitvoeren (verleden-heden-toekomst).Bovendien kan een beschrijvende bedrijfsclassificatie als gelijkwaardig worden beschouwd voor zover die het resultaat is van onderhandelingen en vastgelegd wordt in een collectieve arbeidsovereenkomst.
De ondernemingen zullen nog altijd over de mogelijkheid beschikken om na 31 december 2008 op bedrijfsvlak een door de sociale partners van de onderneming als gelijkwaardig erkende classificatie uit te werken. HOOFDSTUK III. - Koopkracht en indexeringssysteem Afdeling 1. - Niet-terugkerende premies
Art. 6.De sociale partners besluiten tot de toekenning van twee niet-terugkerende sectorpremies van 150 EUR. De toekennings- en betalingsmodaliteiten worden vastgesteld in een bij dit akkoord gevoegde overeenkomst.
Die premie zal voor de eerste keer in november 2007 en voor de tweede keer in juni 2008 uitbetaald worden. Afdeling 2. - Aanpassing van de loonschalen
Art. 7.Vanaf 1 maart 2008 worden de sectorloonschalen en de reële lonen, die werden onderworpen aan de tweemaandelijkse indexatie (op basis van het voortschrijdende gemiddelde van de laatste 4 maanden van de gezondheidsindex), verhoogd met 1 percent. Afdeling 3. - Wijziging van het indexeringssysteem
Art. 8.De tweemaandelijkse indexering waarin artikel 61 van de collectieve overeenkomst van 19 februari 1979 (1) voorziet, is voor de laatste keer van toepassing op 1 januari 2008 en wordt vanaf 1 januari 2009 vervangen door een jaarlijkse indexering.
De eerste jaarlijkse indexering wordt bijgevolg voor de eerste keer op 1 januari 2009 doorgevoerd.
Artikel 61 wordt vervangen als volgt : § 1. Het mechanisme voor de indexering van de loonschalen wordt vanaf 1 maart 2008 tot 31 december 2008 opgeschort. § 2. Vanaf de maand januari 2009 inbegrepen worden de in de maand december van het vorige jaar geldende loonschalen jaarlijks elke 1ste januari geïndexeerd, waarbij die indexering betrekking heeft op het totale niveau van de geldende loonschaal. § 3. De voor de indexering van 1 januari 2009 toe te passen indexeringsformule is de volgende : - Loonschalen op 1 januari 2009 : = Loonschalen van toepassing op 1 maart 2008 x (index van december2008)/index van december 2007) § 4. Vanaf 1 januari 2010 is de volgende formule van toepassing : - Loonschalen op 1 januari van het jaar T : = Loonschalen van toepassing jaar T-1 x (index van december jaar T-1)/(index van december jaar T-2) Afdeling 4. - Chronologie
Art. 9.De aanpassing van de loonschalen en de wijziging van het indexeringssysteem zullen uitgevoerd worden voordat het nieuwe verloningssysteem als gevolg van de omvorming van de leeftijdsgebonden loonschalen en van de functieclassificatie ingevoerd wordt. HOOFDSTUK IV. - Alarmmechanisme
Art. 10.De partijen verbinden zich ertoe bij ontsporende inflatie overleg te plegen om een oplossing te vinden voor de kostenstijging voor de werkgevers.
Er is sprake van ontsporende inflatie bij een stijging, op tweejaarlijkse basis, die 2 procentpunt hoger is dan het cijfer dat door het technisch verslag van de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven verwacht wordt. HOOFDSTUK V. - Flexibiliteit
Art. 11.Om de bepalingen van het interprofessioneel akkoord 2007-2008 en de wet tot uitvoering daarvan toe te passen, beslissen de partijen de collectieve arbeidsovereenkomst betreffende de invoering van alternatieve en verschoven uurregelingen overeenkomstig artikel 20bis van de arbeidswet van 16 maart 1971, te verlengen. Die collectieve arbeidsovereenkomst is op alle punten identiek aan die welke in 1997 (2) ondertekend is en wordt als bijlage bij dit akkoord gesloten.
Art. 12.Ter uitvoering van artikel 21, § 4, van de wet van 17 mei 2007 houdende uitvoering van het interprofessioneel akkoord voor de periode 2007-2008 (3) komen de partijen overeen dat, om die collectieve arbeidsovereenkomst op bedrijfsvlak toe te passen, het arbeidsreglement aangepast wordt op voorwaarde dat een 2/3 meerderheid van elk van de partijen in de ondernemingsraad (bij ontstentenis daarvan, in het comité voor preventie en bescherming op het werk, bij ontstentenis daarvan, 2/3 van de leden van de vakbondsafvaardiging) akkoord gaat over de vaststelling van de nieuwe uurregelingen en de ploegen waarop die van toepassing zullen zijn.
Art. 13.In geval van blokkering bij de aanpassing van het arbeidsreglement of bij de toepassing in de onderneming kan de meest gerede partij de bijeenkomst van het verzoeningsbureau van het paritair comité vragen in het kader van de procedures tot regeling van sociale conflicten. HOOFDSTUK VI. - Vastheid van betrekking en beroepsherinschakeling Afdeling 1. - Ontslag wegens technische redenen van arbeidsorganisatie
Art. 14.Van 1 juli 2007 tot 30 juni 2009 zullen de werkgevers die willen ontslaan om technische redenen van arbeidsorganisatie, vóór die ontslagen met de sociale partners onderhandelen om te zoeken naar gepaste oplossingen teneinde de werkgelegenheid van de betrokken werknemers zoveel mogelijk te vrijwaren of hun heroriënteringsmogelijkheden te vergroten. Indien geen overeenkomst kan worden bereikt, zijn bovenop de ontslagvergoedingen de hieronder vermelde sancties van toepassing.
Als sanctie betaalt de onderneming aan de werknemers : - van wie de anciënniteit tussen 1 jaar en 5 jaar ligt : een vergoeding die overeenstemt met drie maandlonen; - van wie de anciënniteit meer dan 5 jaar bedraagt : een vergoeding die overeenstemt met zes maandlonen.
Deze financiële sancties zullen aangevuld worden met de formule van outplacement die op sectorvlak in een collectieve arbeidsovereenkomst overeengekomen wordt (als bijlage bij dit akkoord gesloten) teneinde de beroepsherinschakeling te vergemakkelijken. Afdeling 2. - Vastheid van betrekking in het algemeen
Art. 15.Een commissie "werkzekerheid" heeft als opdracht om tegen 30 juni 2008 : - het sectorale systeem van beroepsherinschakeling te evalueren en - passende oplossingen aan te reiken ingeval er problemen vastgesteld worden in de gevallen van outplacement die verband houden met ontslagen wegens technische redenen van arbeidsorganisatie.
Op basis van de aanbevelingen van die commissie zal het systeem van beroepsherinschakeling in september 2008 uitgebreid worden tot de situaties die voorzien zijn in de artikelen 4, 5 en 10 van de collectieve arbeidsovereenkomst over de werkzekerheid van 19 februari 1979.
Artikel 15 van de collectieve arbeidsovereenkomst over de werkzekerheid van 19 februari 1979 wordt derhalve in september 2008 als volgt aangepast : "In geval van ontslag zonder dat de in de artikelen 4 en 5 bepaalde procedures zijn nageleefd, alsook in geval van ontslag dat in strijd is met artikel 10, betaalt de werkgever als sanctie aan de werknemer : - van wie de anciënniteit tussen 1 jaar en 5 jaar ligt : een vergoeding die overeenstemt met drie maandlonen; - van wie de anciënniteit meer dan 5 jaar bedraagt : een vergoeding die overeenstemt met zes maandlonen.
Deze financiële sancties zullen aangevuld worden met de formule van outplacement die op sectorvlak in een collectieve arbeidsovereenkomst overeengekomen wordt teneinde de beroepsherinschakeling te vergemakkelijken." HOOFDSTUK VII. - Opleiding
Art. 16.Dit hoofdstuk strookt met de filosofie van het interprofessioneel akkoord 2007-2008.
Het doel is te komen tot een totale opleidingsinspanning van 1,9 pct. van de loonsom op jaarbasis.
Daartoe zullen, naast de bepalingen van de in dit hoofdstuk opgenomen punten (cf. hieronder de afdelingen 1 tot 4), de volgende maatregelen genomen worden : - alle bedrijfsleerformules verbeteren; - het aantal werknemers dat aan de opleidingen deelneemt, verhogen; - het aantal opleidingen in het sectoraal opleidingsfonds, FOPAS, verhogen; - de informatie aan het personeel over de opleidingen en de verschillende aanbiedingen van FOPAS optimaliseren.
De partijen erkennen dat de sector inzake opleiding voldoende inspanningen levert, zoals door het interprofessioneel akkoord 2007-2008 aanbevolen wordt. Afdeling 1. - FOPAS
Art. 17.Op basis van de wet van 27 december 2006 houdende diverse bepalingen (deel I), titel XIII, hoofdstuk VIII, afdeling 1 : a. werd er op 28 september 2007 een specifieke collectieve arbeidsovereenkomst betreffende de bijdrage van 0,10 pct.aan FOPAS gesloten voor de jaren 2007 en 2008; b. stellen de partijen een ontwerp-collectieve arbeidsovereenkomst op die ondertekend zal worden zodra het interprofessioneel akkoord 2009-2010 de inspanning van 0,10 pct.voor de personen die tot een risicogroep behoren, hernieuwt.
De partijen komen overeen het comité van beheer van FOPAS op te dragen over de toekomst van het sectorale opleidingsfonds na te denken. Afdeling 2. - Opleidingskrediet
Art. 18.De ondertekenende partijen erkennen het belang van de ontwikkeling van opleidingen en van levenslang leren en verbinden er zich dan ook toe om alles in het werk te stellen om het opleidingskrediet te waarborgen.
Een opleidingskrediet, uitgedrukt in aantal dagen per jaar, wordt collectief op bedrijfsvlak als volgt bepaald : Personeelsbestand met een arbeidsovereenkomst uitgedrukt in voltijds equivalent op 30 juni van het voorgaande jaar, vermenigvuldigd met 4.
Dat krediet omvat zowel de opleidingen op de werkplaats als de externe opleidingen.
Elke werknemer heeft het recht tegenover zijn werkgever zijn opleidingsbehoeften op gemotiveerde wijze uit te drukken binnen het kader van een jaarlijkse behoefte-evaluatie. In geval van weigering dient de werkgever zijn beslissing te motiveren.
Een verslag hierover zal worden voorgelegd aan de ondernemingsraad samen met de jaarlijkse economische en financiële inlichtingen. Dat verslag zal onder meer gegevens bevatten over het aantal opleidingsdagen die tijdens het jaar georganiseerd werden, de verschillende soorten van opleidingen en het aantal betrokken werknemers.
De onderneming zal alles in het werk stellen om op gezette tijdstippen de verwachte behoeften inzake opleiding of begeleiding van de werknemers vast te stellen, opdat zij hun functie kunnen vervullen volgens de behoeften van de onderneming. Afdeling 3. - Paritair observatorium voor de evolutie van de
verzekeringsberoepen
Art. 19.Er wordt een paritair observatorium voor de evolutie van de verzekeringsberoepen opgericht. Dat observatorium heeft tot taak op de toekomstige ontwikkelingen te anticiperen en toekomstgericht na te denken over werkgelegenheid, opleiding en competenties in de verzekeringssector. Op dit gebied zal gestreefd worden naar samenwerking met FOPAS.
Art. 20.Voor de beroepen die het paritair observatorium als "bedreigde" beroepen erkent, zal er in samenwerking met FOPAS een opleidingsplan worden uitgewerkt en aan de betrokken personen aangeboden. Dat plan moet minstens 2 opleidingsdagen omvatten. Afdeling 4. - Springplank jongeren 150
Art. 21.De verzekeringssector verbindt er zich toe om vanaf 1 oktober 2007 en tot 31 maart 2009 150 jonge werkzoekenden aan te werven voor een totale duur van 1 jaar en hun tijdens hun werkuren een aanvullende opleiding te verschaffen.
Overeenkomstig de bepalingen van het interprofessioneel akkoord 2007-2008 (ankerpunt 4 : diversiteit en niet-discriminatie) verbinden de werkgevers er zich toe 75 werkzoekenden aan te werven uit de doelgroepen zoals die in het interprofessioneel akkoord bepaald zijn.
De aangeworven werkzoekenden zullen slechts voor hoogstens 1 pct. mogen worden toegerekend aan de quota van startbaanovereenkomsten die de wet van 24 december 1999 ter bevordering van de werkgelegenheid oplegt.
In het kader van dit plan "Springplank jongeren" zullen de werkgevers eveneens de mogelijkheid hebben om werkzoekenden aan te werven met een overeenkomst van bepaalde duur voor zes maanden.
Daarnaast verbinden de werkgevers zich ertoe die jongeren een aanvullende beroepsopleiding te bieden. Die opleiding zal tegemoetkomen aan de reële opleidingsbehoeften van de ondernemingen uit de sector en zal minstens drie maanden duren.
Na deze werkervaring zullen de werkgevers op positieve wijze nagaan of de jonge werknemers in dienst kunnen worden genomen met een arbeidsovereenkomst van bepaalde of onbepaalde duur of een vervangingsovereenkomst. Het doel is over te gaan tot een zo groot mogelijk aantal aanwervingen onder arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur, rekening houdend met de mogelijkheden van de ondernemingen.
Tijdens het derde trimester van het jaar 2009 zal binnen het paritair comité worden beoordeeld of het aantal van 150 jonge werkzoekenden effectief gehaald is en of er na afloop van de stage voldoende aanwervingen zijn geweest om de operatie een succes te noemen. Binnen de ondernemingen zal een informatie worden verstrekt in het kader van de trimestriële personeelsstatistieken. HOOFDSTUK VIII. - Conventioneel brugpensioen Afdeling 1. - Voltijds conventioneel brugpensioen
Art. 22.De sociale partners verbinden zich ertoe een collectieve overeenkomst te sluiten die de leeftijd voor het conventioneel brugpensioen in de verzekeringssector tot 58 jaar verlaagt voor de periode tot 31 december 2010.
Voor deze regeling komen alleen de werknemers vanaf 58 jaar in aanmerking die voldoen aan de criteria van de nieuwe reglementering die voortvloeit uit het generatiepact. Afdeling 2. - Halftijds conventioneel brugpensioen
Art. 23.Voor de periode van 1 januari 2007 tot 31 december 2008 wordt een collectieve overeenkomst gesloten die de leeftijd voor het halftijds conventioneel brugpensioen in de verzekeringssector verlaagt tot 55 jaar. HOOFDSTUK IX. - Welzijn en levenskwaliteit Afdeling 1. - Stressbestrijding
Art. 24.De paritaire begeleidingswerkgroep wordt bevestigd. Deze heeft tot taak binnen de sector het bewustmakingsbeleid in verband met stress op het werk voort te zetten, op 28 september 2007 een paritair forum te organiseren en aanbevelingen op te stellen, opdat de ondernemingen zich ook blijven inspannen. Deze werkgroep zal ook de volgende punten bespreken : - de werklast als gevolg van de afwezigheid van werknemers; - de kwaliteit van het werk van oudere werknemers. Afdeling 2. - Mobiliteit
Art. 25.Er wordt in het paritair comité een paritaire werkgroep opgericht. Deze krijgt als opdracht de genomen initiatieven die van die aard zijn dat ze de mobiliteit begeleiden - en/of de mobiliteitsbehoeften verminderen -, te bestuderen en een catalogus van "best practices" terzake op te stellen. In dat kader krijgt de werkgroep ook als opdracht de nieuwe vormen van arbeidsorganisatie (telewerk, werk op afstand,) en de weerslag daarvan op de woonwerkweg te onderzoeken. Afdeling 3. - Duurzaam ondernemen
Art. 25bis.De partijen bevelen de ondernemingen aan een proces van "duurzaam ondernemen" in te stellen : energieverbruik, papierverbruik, beleid inzake voertuigenbeheer, HOOFDSTUK X. - Fonds voor vakbondsopleiding
Art. 26.Assuralia stort in 2007 en 2008 een jaarlijkse bijdrage van 750.000 EUR aan het fonds voor vakbondsopleiding, betaalbaar per kwartaal en na vervallen termijn, op voorwaarde dat aan de hieronder vermelde bepalingen wordt voldaan. HOOFDSTUK XI. - Sociale vrede
Art. 27.De partijen en hun mandatarissen zien ervan af om, tijdens de duur van deze overeenkomst, een collectief conflict uit te lokken, uit te roepen of te steunen dat, op het vlak van de sector of van de ondernemingen afzonderlijk, kracht bijzet aan eisen betreffende punten die door bestaande collectieve sectorovereenkomsten geregeld worden. HOOFDSTUK XII. - Marge voor de ontwikkeling van de loonkosten
Art. 28.De partijen erkennen dat de bepalingen van dit akkoord de marge voor de ontwikkeling van de loonkosten voor de jaren 2007-2008 zoals bepaald in de wet van 26 juli 1996 tot bevordering van de werkgelegenheid en tot preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen, opgebruiken.
Dit betekent dat er geen enkele aanvullende eis zal worden ingediend op het niveau van de ondernemingen betreffende de elementen en punten die door dit akkoord 2007-2008 en de daarbij behorende collectieve overeenkomsten geregeld worden. HOOFDSTUK XIII. - Geldigheidsduur
Art. 29.Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt op 1 januari 2007 in werking en treedt op 31 december 2008 buiten werking, behalve voor de volgende punten : § 1. Aanpassing van de loonschalen en wijziging van het indexeringssysteem : voor onbepaalde duur (artikelen 7 en 8); § 2. Alarmmechanisme : voor onbepaalde duur (artikel 10); § 3. Flexibiliteit : voor onbepaalde duur (artikelen 11, 12, 13); § 4. Ontslag wegens technische redenen van arbeidsorganisatie : tot 30 juni 2009 (artikel 14); § 5. Vastheid van betrekking in het algemeen : voor onbepaalde duur (artikel 15); § 6. Opleiding : voor onbepaalde duur (artikel 16); § 7. Paritair observatorium voor de evolutie van de verzekeringsberoepen : voor onbepaalde duur (artikelen 19 en 20); § 8. Voltijds conventioneel brugpensioen : tot 31 december 2010 (artikel 22).
De ondertekenende partijen kunnen de voor onbepaalde duur gesloten bepalingen van deze overeenkomst opzeggen mits zij een opzegtermijn van 3 maanden in acht nemen. Die opzegging moet per ter post aangetekende brief aan de voorzitter van het Paritair Comité voor het verzekeringswezen meegedeeld worden.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 28 september 2008.
De Vice-Eerste Minister en Minister van Werk en Gelijke Kansen, Mevr. J. MILQUET _______ Nota's (1) Collectieve arbeidsovereenkomst van 19 februari 1979 betreffende de arbeids- en loonvoorwaarden, koninklijk besluit van 13 februari 1980 (Belgisch Staatsblad van 4 juni 1980).(2) Collectieve arbeidsovereenkomst van 15 mei 1997 (deel II) over de arbeidsduur : invoering van de alternatieve en verschoven uurregelingen, koninklijk besluit van 22 februari 1998, Belgisch Staatsblad van 29 mei 1998. (3) Belgisch Staatsblad van 16 juni 2007.