gepubliceerd op 10 oktober 2008
Koninklijk besluit betreffende de herstructurering van het Fonds voor spoorweginfrastructuur. - Addendum
FEDERALE OVERHEIDSDIENST PERSONEEL EN ORGANISATIE
28 SEPTEMBER 2008. - Koninklijk besluit betreffende de herstructurering van het Fonds voor spoorweginfrastructuur. - Addendum
In het Belgisch Staatsblad van 2 oktober 2008, blz. 52606, moet de volgende tekst bijgevoegd zijn.
VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het besluit dat wij de eer hebben ter ondertekening aan Uwe Majesteit voor te leggen, vindt zijn rechtsgrond in de artikelen 12 en 13 van de programmawet van 8 juni 2008. Deze bepalingen machtigen de Koning om diverse maatregelen te nemen teneinde verder te bouwen aan de hervorming van de beheersstructuren van de Belgische spoorweginfrastructuur. 1. Antecedenten en objectieven van de voorgenomen herstructurering Deze hervorming werd in 2004 en 2005 op gang gebracht door twee basisteksten, namelijk het koninklijk besluit van 14 juni 2004 tot hervorming van de beheersstructuren van de spoorweginfrastructuur en het koninklijk besluit van 18 oktober 2004 houdende sommige maatregelen voor de reorganisatie van de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen (beide bekrachtigd door de programmawet van 27 december 2004).Ter herinnering, deze hervorming was er in wezen op gericht om een structurele scheiding te realiseren tussen het beheer van de spoorweginfrastructuur en de bedrijfstak spoorvervoer. Dit doel kaderde in de uitvoering van Richtlijn 91/440/EEG van 29 juli 1991 betreffende de ontwikkeling van de spoorwegen in de Gemeenschap (zoals gewijzigd bij Richtlijn 2001/12/EG van 26 februari 2001).
Aldus werd de voorheen enkelvoudige Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen met ingang van 1 januari 2005 gesplitst in vier eenheden : (i) De bestaande vennootschap werd voornamelijk behouden als holdingmaatschappij van de groep, voortaan « NMBS Holding » genoemd. (ii) De bedrijfstak spoorvervoer van passagiers en goederen werd ingebracht in een nieuwe dochtervennootschap die de naam « Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen » of afgekort « NMBS » heeft overgenomen. (iii) Het beheer en de exploitatie van de infrastructuur van het Belgische spoorwegnet werden krachtens de wet exclusief opgedragen aan een andere dochtervennootschap, « Infrabel » genoemd, die de beheerder van de spoorweginfrastructuur is geworden in de zin van voornoemde Richtlijn 91/440/EEG. (iv) Ten slotte werden de eigendom van de bestaande spoorweginfrastructuur en een deel van de historische schulden van de NMBS-groep toegewezen aan een nieuwe afzonderlijke entiteit, het Fonds voor spoorweginfrastructuur (hierna het « Fonds »). Het Fonds stelt op zijn beurt deze spoorwegactiva ter beschikking van Infrabel, beheerder van de spoorweginfrastructuur, krachtens een huurcontract op lange termijn.
Werden aldus aan het Fonds toegewezen : (a) de op 31 december 2004 bestaande spoorweginfrastructuur, voor een totale boekwaarde van 7.182 miljoen euro, met uitzondering evenwel van de onderliggende terreinen die bij Infrabel werden ingebracht; (b) 34 terreinen, bestemd om te worden verkocht of op een andere manier te worden gevaloriseerd, met een boekwaarde op dezelfde datum van 218 miljoen euro; (c) de historische schuld voor een totaal bedrag van 7.400 miljoen euro (inclusief 8 miljoen euro gelopen interest op korte termijnschulden).
Overigens, wat de spoorweginfrastructuur betreft, werd het Fonds geconcipieerd als een « gesloten fonds », in die zin dat zijn wettelijke opdrachten niet de realisatie van nieuwe infrastructuur omvatten, aangezien de nieuwe investeringen in infrastructuur vanaf 1 januari 2005 aan Infrabel werden voorbehouden.
De NMBS Holding, de NMBS en Infrabel zijn alle naamloze vennootschappen van publiek recht beheerst door de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven. Het Fonds van zijn kant werd opgericht als een instelling van openbaar nut van categorie B maar werd nadien bij een koninklijk besluit van 10 november 2006 ingedeeld bij de autonome overheidsbedrijven beheerst door de wet van 21 maart 1991, en dit met ingang van 1 januari 2005.
De door dit besluit beoogde herstructurering is erop gericht om de in 2004 en 2005 opgezette structuren voor het beheer van de spoorweginfrastructuur te vereenvoudigen. Zij omvat in wezen drie luiken : a. Overname van de schuld van het Fonds door de Schatkist De historische spoorschuld toegewezen aan het Fonds op 1 januari 2005, die reeds wordt geconsolideerd met de Belgische overheidsschuld in de statistieken gepubliceerd door Eurostat, zal formeel door de Staat worden overgenomen.In acht genomen de sedert 2005 gedane aflossingen gaat het over een bedrag in hoofdsom in de orde van 4.485 miljoen euro per 30 juni 2008.
Deze maatregel beoogt het beheer van deze schuld te rationaliseren door deze te integreren in het beheer van de globale overheidsschuld.
Hij laat tevens toe om de moeilijkheden te vermijden die verbonden zijn aan het in evenwicht houden van de rekeningen en cash-flows van het Fonds. b. Overdracht van de spoorwegactiva van het Fonds aan Infrabel De huidige opsplitsing van de eigendom van de infrastructuur van het Belgische spoorwegnet tussen het Fonds (eigenaar van de bestaande infrastructuur per 31 december 2004) en Infrabel (terzelfder tijd beheerder van het spoorwegnet, eigenaar van de spoorbeddingen en van het merendeel van de terreinen waarop de infrastructuur toebehorend aan het Fonds is gelegen, huurder van deze infrastructuur en zelf eigenaar van de infrastructuur gerealiseerd sedert 1 januari 2005) is een aanhoudende bron van operationele en juridische complicaties. De Regering wenst dat de volledige infrastructuur die het Belgische spoorwegnet vormt, gecentraliseerd wordt in handen van Infrabel, autonoom overheidsbedrijf waaraan als enige door de wetgever de opdracht van openbare dienst van het beheer en de exploitatie van het Belgische spoorwegnet is toevertrouwd. Te dien einde zal de spoorweginfrastructuur die momenteel aan het Fonds toebehoort, aan Infrabel worden overgedragen. Het gaat om een geheel van materiële activa met een nettoboekwaarde, na afschrijvingen sedert 2005, in de orde van 6.412 miljoen euro per 31 december 2007. c. Bestemming van het Fonds Na de overdracht van de historische spoorschuld en van de spoorweginfrastructuur, wordt de opdracht van het Fonds herleid tot de valorisatie van de zogenaamde « valoriseerbare » terreinen die per 1 januari 2005 aan het Fonds werden overgedragen. Te dien einde zal het Fonds worden omgezet in naamloze vennootschap en zullen de aandelen die bij die gelegenheid aan de Staat worden toegekend ten belope van het residuaire netto-actief van het Fonds, door de Staat worden ingebracht in het kapitaal van de Federale Participatie- en Investeringsmaatschappij (hierna de « FPIM ») met het oog op een rationeel beheer van dit onroerend patrimonium. d. Commentaar bij en antwoord op de algemene bedenkingen geformuleerd door de Raad van State In haar advies 45.092/2/V van 3 september 2008, stelt de afdeling wetgeving van de Raad van State de vraag of de overdracht van de spoorweginfrastructuur aan Infrabel, zonder tegenprestatie, gepaard met de overname van de daaraan verbonden historische schuld die momenteel in de boekhouding van het FSI is ingeschreven, wel of niet overheidssteun inhoudt zoals die valt onder artikel 9 van de Richtlijn 91/440/EEG van 29 juli 1991 en die derhalve aan de Europese Commissie vooraf zou moeten worden betekend.
Hier volgen de belangrijkste elementen van antwoord voor deze vraag : 1. Artikel 9 van de Richtlijn 91/440/EEG betreft slechts de vermindering of de afschaffing van de schulden ten voordele van de « spoorwegonderneming », namelijk, volgens de omschrijving van deze term in artikel 3 van diezelfde richtlijn, van de bedrijven waarvan de hoofdactiviteit het leveren is van spoorwegtransport van goederen en/of reizigers.Infrabel is echter geen spoorwegbedrijf maar een « beheerder van de infrastructuur », zoals eveneens is omschreven in artikel 3 van de richtlijn. 2. Inderdaad, Infrabel is een entiteit van publiek recht, gecontroleerd door de Staat, waaraan de wetgever exclusief de opdracht van openbaar nut m.n. het beheer van de spoorweginfrastructuur, heeft toevertrouwd. Om die reden is Infrabel, rechtstreeks begunstigde van de overdracht, geen bedrijf dat economische activiteiten uitvoert die openstaan voor concurrentie. De overdracht, zonder tegenprestatie, van spoorweginfrastructuur die toebehoort aan het openbare spoorwegdomein, aan de entiteit van publiek recht, die de exclusieve opdracht heeft deze infrastructuur van openbaar nut op het Belgische grondgebied te beheren, kan bijgevolg de mededinging niet vervalsen door de positie van deze entiteit te versterken ten opzichte van concurrerende bedrijven. 3. Overigens wordt de overheidsfinanciering van de collectieve spoorweginfrastructuur (d.w.z. open voor alle potentiële gebruikers die er volgens de communautaire wetgeving toegang toe dienen te hebben) in het algemeen door de Europese Commissie niet aanzien als overheidssteun ten voordele van de spoorwegondernemingen ( zie o.a. de beslissingen van de Commissie in de dossiers Ferrovie dello Stato en Öresund, Verslag XXV over het concurrentiebeleid 1995, p. 85, nr.175, de brief van de Commissie van 14 januari 1997 betreffende de financiering van de Belgische HST infrastructuur, de Mededeling van de Commissie : Communautaire Richtlijnen voor de Overheidssteun aan Spoorwegondernemingen, PB nr. 184, 22 juli 2008, p.17, punt 25). 4. Dat Infrabel deel uitmaakt van de NMBS-Groep en indirect verbonden blijft aan de spoorwegonderneming NMBS verandert niets aan deze analyse : (i) Juridisch gezien en volgens de boekhoudnormen IAS 27, wordt Infrabel niet gecontroleerd door de NMBS Holding, maar door de Staat. (ii) Het feit dat ze behoort tot de NMBS-Groep, houdt dus duidelijk niet in dat een voordeel toegestaan aan Infrabel automatisch ook overheidshulp betekent ten voordele van een zustervennootschap zoals de NMBS. Opdat dit het geval zou zijn, moet de overdracht zonder tegenprestatie, waarvan Infrabel geniet, aanleiding geven tot financiële stromen of andere selectieve voordelen ten voordele van de NMBS. Dit is hier niet het geval. (iii) Er wordt inderdaad overwogen de besparing op de jaarlijkse huur van 300 miljoen EURO die Infrabel uit de transactie haalt, gedeeltelijk te compenseren door een verlaging van de vergoeding door de spoorwegondernemingen te betalen. De werkhypothese is echter dat deze verlaging op proportionele wijze zou worden toegepast,en niet discriminerend voor het geheel van de netwerkgebruikers en dat die derhalve geen enkel selectief voordeel zou opleveren aan een operator, of het nu gaat om de NMBS of een andere operator. 5. Het feit dat op boekhoudkundig vlak in België, de opname van de infrastructuren in de activa van Infrabel, gepaard gaat met de opname van een overeenstemmend bedrag in de rubriek « Kapitaalsubsidies » van het passief van haar balans, is niet relevant voor de analyse van de maatregel in het licht van de Europese regels betreffende de overheidssteun. Integendeel, volgens de ISR 95 Bnormen zal de registratie van de verrichting in de Belgische Nationale Rekeningen geen impact hebben op het vorderingensaldo van de overheid, zoals door het Instituut voor Nationale Rekeningen werd bevestigd in zijn schrijven van 4 juli 2008. 6. De Europese Commissie heeft de overdracht van de historische schuld aan het FSI op 1 januari 2005, steeds aanzien als een overname van deze schulden door de Staat vanaf het jaar 2005.Bijgevolg heeft Eurostat de historische schuld, toegewezen aan het FSI, vanaf 2005 steeds aangerekend als deel uitmakende van de Belgische openbare schuld. 2. Artikelsgewijze commentaar Artikel 1 bewerkstelligt de overdracht van de spoorwegactiva van het Fonds aan Infrabel.Deze overdracht zal van rechtswege gebeuren, en zal tegenstelbaar zijn aan derden zonder enige ander formaliteit, vanaf de inwerkingtreding van deze bepaling op de datum vastgesteld door de Koning (artikel 25, eerste lid, 1°). De betreffende activa bestaan uit de spoorweginfrastructuur die op 1 januari 2005 aan het Fonds werd overgedragen en waarvan de lijst gevoegd is bij het koninklijk besluit van 28 januari 2005 ter aanvulling van de lijst van activa bedoeld in artikel 454, § 2, tweede lid van de programmawet van 22 december 2003 overgedragen door de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen aan het Fonds voor spoorweginfrastructuur. Deze activa omvatten niet de bovenvermelde « valoriseerbare » terreinen, die bij het Fonds blijven om te worden verkocht of op een andere manier te worden gevaloriseerd, noch bepaalde buiten gebruik gestelde spoorwegactiva gelegen op terreinen toebehorend aan de NMBS Holding, die artikel 2 van dit besluit aan deze laatste overdraagt.
In een advies van 30 juni 2008 heeft het Instituut voor de Nationale Rekeningen bevestigd dat de registratie van deze overdrachten in de nationale rekeningen geen weerslag zal hebben op het vorderingensaldo van de federale overheid.
Artikel 3 voorziet in de opstelling van inventarissen van de overgedragen goederen en regelt de betreffende onroerende publiciteit.
Artikel 4 bepaalt dat de overdrachten gebeuren met behoud van de persoonlijke en zakelijke rechten van derden op de overgedragen goederen. Deze bepaling beoogt onder andere om de continuïteit te verzekeren van bepaalde rechten die door de NMBS Holding zijn verleend in het kader van complexe financieringsoperaties betreffende bepaalde HST-lijnen.
Artikel 5 regelt de fiscale behandeling van de overdrachten, dit met toepassing van artikel 12, 7°, van de programmawet van 8 juni 2008. De voorgestelde behandeling is logisch en billijk en komt overeen met die van de oorspronkelijke overdracht naar het Fonds (artikel 14, § 4, van voornoemd koninklijk besluit van 14 juni 2004).
Artikel 6 regelt de boekhoudkundige verwerking van de verwerving van de activa in de rekeningen van Infrabel. Deze bepaling voorziet in het bijzonder dat aan de overeenstemmende aangroei van het actief van Infrabel een tegenboeking zal beantwoorden op post « Kapitaalsubsidies » (post VI van het passief) waarvan het bedrag in resultaat wordt genomen volgens het ritme van de afschrijvingen op de verworven materiële vaste activa. Ter herinnering, een analoge benadering wordt gevolgd voor de nieuwe investeringen van openbaar nut binnen de NMBS-groep krachtens artikel 355 van de wet van 20 juli 2006 houdende diverse bepalingen.
Om tegemoet te komen aan de opmerking van de Raad van State inzake artikel 6, § 2, tweede lid, is bepaald dat de daarin bedoelde overeenkomst moet worden goedgekeurd bij koninklijk besluit. Dit laat toe rekening te houden met de resultaten van de aan gang zijnde analyse van de vereisten gesteld voor de overgang naar IFRS-boekhoudnormen gepland vanaf het boekjaar 2010.
Artikel 7 definieert de rechten die Infrabel verwerft op de spoorwegactiva gelegen op terreinen die haar niet toebehoren. In ons recht wordt de afzonderlijke eigendom van constructies gelegen op het terrein van anderen opgevat als een recht van opstal. Terwijl het opstalrecht in principe niet kan worden gevestigd voor een periode langer dan 50 jaar (artikel 4 van de wet van 10 januari 1824 betreffende het recht van opstal), wordt algemeen aangenomen dat deze maximumduur niet van toepassing is op het opstalrecht verleend aan rechtspersonen van publiek recht voor constructies van het openbaar domein (cf. Brussel, 2 april 1980, Rev. Not., 1981, p. 364). In het belang van de rechtszekerheid bepaalt artikel 7 dat het recht van Infrabel op de betreffende constructies blijft bestaan voor de volledige duur van de aanwending van deze goederen voor de collectieve infrastructuur die het Belgische spoorwegnet uitmaakt en wordt beheerd door Infrabel in het openbaar belang.
Wat de activa betreft die gelegen zijn op de zogenaamde « valoriseerbare » terreinen toebehorend aan het Fonds, deze activa worden eveneens overgedragen aan Infrabel krachtens artikel 1, § 1, voor zover het gaat om spoorwegactiva in de zin van artikel 1, § 2. Op deze activa blijven de bijzondere bepalingen opgenomen in bijlage 1.3 van het koninklijk besluit van 30 december 2004 van toepassing, en in artikel 7, § 4, wordt gepreciseerd dat artikel 7 geen afbreuk doet aan die bepalingen.
Artikel 8 bewerkstelligt de overname door de Staat van de schulden die aan het Fonds werden toegewezen op 1 januari 2005. Als gevolg daarvan zal deze historische spoorschuld formeel worden geïntegreerd in de Belgische overheidsschuld (zoals sedert 2005 verwerkt in de statistieken opgesteld door Eurostat). Het nog uitstaand saldo per 30 juni 2008 was in de orde van 4.485 miljoen euro in hoofdsom. De over te nemen schuld blijft dus onder de grens van 4.527.616.791,48 euro bepaald door artikel 12, 1°, van de programmawet van 8 juni 2008. De vroegere bepaling die de overname van deze schulden regelt, namelijk artikel 492 van de programmawet van 24 december 2002, wordt opgeheven door artikel 20 van dit besluit.
De artikelen 9 tot 15 regelen de omzetting van het Fonds in naamloze vennootschap en de inbreng door de Staat van zijn aandelen van het Fonds in het kapitaal van de FPIM. Het komt aan de FPIM toe de nodige schikkingen te treffen om na de realisatie van de inbreng te zorgen voor de benoeming of herbenoeming van de bestuurders en één of meer commissarissen van het Fonds.
De artikelen 16 tot 23 heffen sommige bepalingen op die thans van toepassing zijn op het Fonds doch niet langer aangepast zijn aan zijn nieuw statuut. De artikelen 20, 21, 23 en 25 werden aangepast rekening houdende met de opmerkingen van de Raad van State.
Artikel 24 is een clausule van continuïteit van de contracten analoog aan deze van artikel 16, eerste lid, van het koninklijk besluit van 14 juni 2004 en van artikel 39, eerste lid, van het koninklijk besluit van 18 oktober 2004.
Artikel 25 ten slotte regelt de inwerkingtreding van de bepalingen van dit besluit. Het machtigt inzonderheid de Koning om de datum te bepalen van de inwerkingtreding van de artikelen 1, 2 en 8 en dus de effectieve datum van de overdrachten die daarin worden bepaald. Deze flexibiliteit is nodig omwille van diverse voorbereidingswerken die vóór deze overdrachten moeten worden uitgevoerd, en die verschillende maanden in beslag kunnen nemen.
Wij hebben de eer te zijn, Sire, van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaars, De Minister van Financiën, D. REYNDERS De Minister van Overheidsbedrijven, Mevr. I. VERVOTTE
Advies 45.092/2/V van 3 september 2008 van de afdeling wetgeving van de Raad van State De Raad van State, afdeling wetgeving, tweede vakantiekamer, op 8 augustus 2008 door de Minister van Overheidsbedrijven verzocht haar, binnen een termijn van dertig dagen, van advies te dienen over een ontwerp van koninklijk besluit « betreffende de herstructurering van het Fonds voor spoorweginfrastructuur », heeft het volgende advies gegeven : Aangezien de adviesaanvraag ingediend is op basis van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, zoals het is vervangen bij de wet van 2 april 2003, beperkt de afdeling wetgeving overeenkomstig artikel 84, § 3, van de voornoemde gecoördineerde wetten haar onderzoek tot de rechtsgrond van het ontwerp, de bevoegdheid van de steller van de handeling en de te vervullen voorafgaande vormvereisten.
Wat deze drie punten betreft, geeft het ontwerp aanleiding tot de volgende opmerkingen.
Algemene opmerking Het koninklijk besluit van 14 juni 2004 tot hervorming van de beheersstructuren van de spoorweginfrastructuur heeft het beheer van de spoorweginfrastructuur toevertrouwd aan het autonoom overheidsbedrijf Infrabel, dochtervennootschap van de NMBS Holding. De activiteit van het spoorvervoer is harerzijds toevertrouwd aan de « nieuwe » Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen (hierna de « NMBS » genoemd), een tweede dochtervennootschap van de NMBS Holding.
Teneinde de schuldenlast van de aldus opgerichte NMBS-groep te verlichten, is een deel van de schuld van de vroegere NMBS overgeheveld naar het Fonds voor Spoorweginfrastructuur, een instelling van openbaar nut ingedeeld in categorie B, die achteraf omgevormd is tot een autonoom overheidsbedrijf (1).
De eigendom van de spoorweginfrastructuur is eveneens overgeheveld naar het Fonds voor Spoorweginfrastructuur, « voor een totale waarde gelijk aan het totale bedrag van de schulden en andere passiva » die zijn overgeheveld (2).
Het onderzochte ontwerp strekt ertoe de beheersstructuren van de spoorweginfrastructuur nogmaals te hervormen, waarbij naar Infrabel de eigendom van de spoorweginfrastructuur wordt overgeheveld die deze dochtervennootschap exploiteert. Er moet worden onderzocht of deze teruggave van de eigendom van de spoorweginfrastructuur aan een vennootschap van de NMBS-groep, gepaard gaande met de overname, door de Staat, van de schuld die daaraan gekoppeld was bij de oprichting van het Fonds voor Spoorweginfrastructuur, al dan niet tot de werkingssfeer behoort van artikel 9 van Richtlijn 91/440/EEG van de Raad van 29 juli 1991 betreffende de ontwikkeling van de spoorwegen in de Gemeenschap, waarvan de leden 1 tot 3 bepalen : « Artikel 9. 1. De Lid-Staten voeren, samen met de bestaande openbare spoorwegondernemingen, passende mechanismen in om de schuldenlast van deze ondernemingen te helpen terugbrengen tot een niveau dat geen belemmering vormt voor een gezond financieel beheer, en om de financiële situatie van die ondernemingen te saneren.2. Daartoe kunnen de Lid-Staten de nodige maatregelen nemen, opdat binnen de boekhouding van deze ondernemingen een afzonderlijke schulddelgingsdienst wordt ingesteld. Alle leningen van de onderneming ter financiering van investeringen en ter dekking van overschrijdingen van exploitatie-uitgaven welke het gevolg zijn van activiteiten op het gebied van het spoorwegvervoer of van het beheer van de spoorweginfrastructuur, kunnen bij de passiva van deze dienst worden geboekt totdat de schuld is afgelost. De schulden uit activiteiten van dochterondernemingen kunnen niet in aanmerking worden genomen. 3. De toekenning van steun van de Lid-Staten voor het aflossen van de in dit artikel bedoelde schulden geschiedt met inachtneming van de artikelen 77, 87 en 88 van het Verdrag. (...). » Daaromtrent om uitleg gevraagd, hebben de gemachtigden van de minister geantwoord : « Il nous paraît exclu que le transfert, sans contrepartie, d'infrastructures ferroviaires à Infrabel implique une aide d'Etat relevant de l'article 87 du Traité CE. Il s'agit en effet d'infrastructures collectives, appartenant au domaine public ferroviaire, qui, dans le cadre d'une réorganisation de missions légales parmi des institutions du secteur public, sont transférées, par ordre de l'autorité publique, à une entité de droit public, contrôlée par l'Etat, à laquelle le législateur à confié, à titre exclusif, la mission d'intérêt public de la gestion de l'infrastructure ferroviaire. A ce titre, Infrabel, en tant que bénéficiaire direct du transfert, n'est pas une entreprise exerçant des activités économiques ouvertes à la concurrence.
L'article 9 de la Directive 91/440/CEE ne concerne que la réduction ou l'annulation de dettes en faveur d'« entreprises ferroviaires », c'est-à-dire, selon la définition de ce terme à l'article 3 de la même directive, des entreprises dont l'activité principale est la fourniture de prestations de transport ferroviaire de marchandise et/ou de voyageurs. Or, Infrabel n'est pas une entreprise ferroviaire mais le « gestionnaire de l'infrastructure », tel qu'également défini à l'article 3 de la directive. A ce titre, elle n'est pas active sur un marché ouvert à la concurrence et le transfert sans contrepartie (c'est-à-dire sans transfert des dettes du FIF qui, elles, sont reprises par l'Etat) n'est donc pas susceptible de renforcer la position d'une entreprise par rapport à des entreprises concurrentes dans les échanges intracommunautaires.
De manière générale, le financement public d'infrastructures ferroviaires collectives (c'est-à-dire ouvertes à tous usagers potentiels qui doivent y avoir accès selon la législation communautaire) est considéré par la Commission comme ne constituant pas des aides d'Etat en faveur d'entreprises ferroviaires (voy.
Communication de la Commission : Lignes directrices communautaires sur les aides d'Etat aux entreprises ferroviaires, JO n° C 184, 22 juillet 2008, p. 17, point 25; voy. également le point 3 ci-après).
On notera, enfin, que la Commission européenne (Eurostat) a toujours considéré le transfert des dettes au FIF au 1er janvier 2005 comme impliquant déjà une reprise de ces dettes par l'Etat dès l'année 2005.
Ce transfert vers Infrabel n'implique pas une aide indirecte en faveur de la SNCB Holding ou de la SNCB, au sens de l'article 87 du Traité CE, dans la mesure où il ne donne pas effectivement lieu à des flux financiers vers la SNCB Holding ou la SNCB. Il est vrai que l'économie qu'Infrabel retire du transfert, à savoir l'économie du loyer de 300 millions, sera compensée pour partie par une diminution des redevances payables par les entreprises ferroviaires. Cependant, l'hypothèse de travail est que cette diminution s'appliquera de manière proportionnelle et non-discriminatoire à l'ensemble des utilisateurs du réseau et ne comportera dès lors aucun avantage sélectif à un opérateur, que ce soit la SNCB ou un autre. » Er kan immers worden beschouwd dat de bij het onderzochte ontwerp beoogde overheveling van de eigendom van de spoorweginfrastructuur tussen het Fonds voor Spoorweginfrastructuur en Infrabel op zichzelf gezien geen staatssteun aan een spoorwegmaatschappij vormt. Evenwel moet met de volgende aspecten rekening worden gehouden : - deze operatie maakt deel uit van een ruimere hervorming, die in verscheidene opeenvolgende fases thans ertoe leidt dat de « historische » schuld van de vroegere NMBS formeel overgenomen wordt door de Belgische Staat; - de overheveling van de eigendom van de infrastructuur, alsook de daaruit voortvloeiende besparing op het stuk van de door Infrabel aan het Fonds voor Spoorweginfrastructuur opnieuw overgedragen heffingen voor het gebruik van die infrastructuur, komen weliswaar ten goede aan Infrabel, dat geen spoorwegmaatschappij is in de zin van het communautaire recht, maar Infrabel is een onderdeel van de NMBS-groep en blijft verbonden aan het spoorbedrijf NMBS (3); - ook artikel 6, § 2, van het onderzochte ontwerp noemt de erin beoogde overheveling van infrastructuur uit boekhoudkundig oogpunt « kapitaalsubsidies ».
Tot slot rijst de vraag, zoals daarop wordt gealludeerd in het antwoord van de gemachtigden van de minister, of het in het vooruitzicht gestelde mechanisme uit financieel oogpunt voor Infrabel geen staatssteun zou betekenen in zoverre zulks een weerslag zou hebben op de economische uitwisseling op de markt van het spoorvervoer tussen de lidstaten.
Gelet op die gegevens, waaruit niet met zekerheid blijkt dat het onderzochte ontwerp niet binnen de werkingssfeer van artikel 9 van de voornoemde richtlijn 91/440/EEG valt, zou de steller van het ontwerp er goed aan doen de procedure van inkennisstelling van de Commissie in gang te zetten die wordt voorgeschreven bij artikel 88, lid 3, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap (4).
Bijzondere opmerkingen Dispositief Artikel 6 Artikel 6, § 2, tweede lid, van het ontwerp bepaalt : « Een overeenkomst te sluiten tussen de Staat, vertegenwoordigd door de minister bevoegd voor de overheidsbedrijven, en Infrabel bepaalt de gevallen waarin Infrabel verplicht kan worden tot teruggave van kapitaalsubsidies betreffende activa die haar krachtens artikel 1 werden overgedragen en die niet langer zouden worden aangewend voor haar opdrachten van openbare dienst op het gebied van het beheer van de spoorweginfrastructuur, alsook de nadere regels van een dergelijke teruggave. » Het staat aan de steller van het ontwerp om bij de tenuitvoerlegging van de bevoegdheid die de artikelen 12 en 13 van de programmawet van 8 juni 2008 hem verlenen, zelf de eventuele specifieke regels vast te leggen die toepasselijk zijn op de teruggave van de naar Infrabel overgehevelde « kapitaalsubsidies betreffende activa », daar de vaststelling van die regels niet kan worden gesubdelegeerd aan de bevoegde minister en nog minder bij wege van een overeenkomst kan worden geregeld.
Artikel 20 In artikel 20 van het ontwerp moet worden gepreciseerd dat het de programmawet (I) van 24 december 2002 betreft.
Artikel 21 In artikel 21 van het ontwerp moet worden toegevoegd dat het voornoemde koninklijk besluit van 14 juni 2004 is bekrachtigd bij de programmawet van 27 december 2004.
Artikel 23 Artikel 23, 5°, van het ontwerp strekt tot de opheffing van het koninklijk besluit van 1 september 2005 tot vaststelling van een bezoldiging van een regeringscommissaris bij het Fonds voor Spoorweginfrastructuur (5).
De gemachtigde ambtenaar heeft het volgende geantwoord op de vraag of er geen grond bestaat om eveneens het koninklijk besluit van 1 september 2005 tot vaststelling van de bezoldiging van een regeringscommissaris bij Infrabel en bij het Fonds voor Spoorweginfrastructuur (6) te wijzigen (gedeeltelijke opheffing) : « Il y a lieu de tenir compte de l'existence d'un nouvel arrêté royal du 25 juillet 2008 « portant nomination d'un Commissaire du Gouvernement près le Fonds de l'Infrastructure ferroviaire ». (Il s'agit d'un arrêté royal nommant Monsieur Michel Ballon comme Commissaire du gouvernement à la place de Mme Servaty).
Il n'est en effet pas nécessaire comme suggéré de prévoir une abrogation partielle de l'arrêté royal du 1er septembre 2005 « fixant la rémunération d'un commissaire du Gouvernement auprès d'Infrabel et auprès du FIF ». En effet, cet arrêté du 25 juillet 2008 abroge implicitement la disposition de cet arrêté du 1er septembre 2005 relative au Commissaire du gouvernement (démis de ces fonctions).
Par contre, il y aurait lieu de prévoir dans l'art 23 de l'arrêté royal en projet une disposition abrogatoire visant ce nouvel arrêté royal du 25 juillet 2008 « portant nomination d'un Commissaire du Gouvernement près le Fonds de l'Infrastructure ferroviaire ». Son oubli s'explique par le fait qu'au moment de l'approbation de l'avant-projet d'arrêté royal en Conseil des Ministres, l'arrêté de nomination n'avait pas encore été ni signé par le Roi, ni publié au Moniteur belge. Il y a également lieu de reporter l'entrée en vigueur de cette nouvelle disposition abrogatoire de la même manière que prévu à l'art 25, 4° du projet.
Il y aura donc lieu d'amender le projet transmis comme suit : « Ajouter un 6° à l'article 23 rédigé comme suit : « 6° l'arrêté royal du 25 juillet 2008 portant nomination d'un Commissaire du Gouvernement près le Fonds de l'Infrastructure ferroviaire ». « Dans le 4° de l'article 25 remplacer les mots « 3° et 5 » par les mots « 3°, 5° et 6°' ».
Het dispositief moet dienovereenkomstig worden aangepast.
De kamer was samengesteld uit : de heren : Ph. Hanse, kamervoorzitter, P. Liénardy, Mevr. M. Baguet, staatsraden;
Mevr. B. Vigneron, griffier.
Het verslag werd uitgebracht door de H. Y. Chauffoureaux, auditeur.
De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst werd nagezien onder toezicht van de H. P. Liénardy.
De griffier, B. VIGNERON. De voorzitter, Ph. HANSE. _______ Nota's (1) Bij het koninklijk besluit van 10 november 2006 tot wijziging van de beheersstructuren van de spoorweginfrastructuur.(2) Artikel 14, § 1, 1°, van het voornoemde koninklijk besluit van 14 juni 2004. (3) Zie in dit verband de opmerkingen gemaakt in advies 36.992/4, op 10 mei 2004 verstrekt over een ontwerp dat is geworden het koninklijk besluit van 14 juni 2004 tot hervorming van de beheersstructuren van de spoorweginfrastructuur. (4) Zoals de Inspecteur van Financiën voorstelt in zijn advies van 23 juli 2008.(5) Koninklijk besluit aangenomen op voorstel van de Minister van Begroting. (6) Koninklijk besluit aangenomen op voorstel van de Minister van Overheidsbedrijven.