gepubliceerd op 28 december 2001
Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 30 juni 1999, gesloten in het Paritair Subcomité voor de porfiergroeven in de provincie Henegouwen en de kwartsietgroeven in de provincie Waals-Brabant, betreffende de arbeidsvoorwaarden
28 NOVEMBER 2001. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 30 juni 1999, gesloten in het Paritair Subcomité voor de porfiergroeven in de provincie Henegouwen en de kwartsietgroeven in de provincie Waals-Brabant, betreffende de arbeidsvoorwaarden (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;
Gelet op het verzoek van het Paritair Subcomité voor de porfiergroeven in de provincie Henegouwen en de kwartsietgroeven in de provincie Waals-Brabant;
Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 30 juni 1999, gesloten in het Paritair Subcomité voor de porfiergroeven in de provincie Henegouwen en de kwartsietgroeven in de provincie Waals-Brabant, betreffende de arbeidsvoorwaarden.
Art. 2.Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 28 november 2001.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Subcomité voor de porfiergroeven in de provincie Henegouwen en de kwartsietgroeven in de provincie Waals-Brabant Collectieve arbeidsovereenkomst van 30 juni 1999 Arbeidsvoorwaarden (Overeenkomst geregistreerd op 30 juli 1999 onder het nummer 51807/COF/102.03) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied
Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is toepasselijk op de werkgevers en op de werknemers van de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Subcomité voor de porfiergroeven in de provincie Henegouwen en de kwartsietgroeven in de provincie Waals-Brabant.
Met "werknemers" worden de werklieden en werksters bedoeld.
Art. 2.Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft tot doel de vroegere bestaande bepalingen aan te passen en te coördineren. HOOFDSTUK II. - Koppeling van de lonen en premies aan het indexcijfer van de consumptieprijzen
Art. 3.a) Het op 1 januari 1999 toegepaste indexcijfer is 102,38. b) Een loonsverhoging van 9 BEF per uur is toegekend vanaf 1 januari 1999, in een arbeidstijdregeling van 40 uren/week.c) De loonperequatie zal worden toegepast in het bekken van Lessen en Bierk, wat betekend een loonsverhoging van 9,23 BEF per uur vanaf 1 januari 1999, in een arbeidstijdregeling van 39 uren/week.
Art. 4.De uurlonen en de in de artikelen 13, 14, 16, 17, 18, 19, 21 en 24 bedoelde premies en vergoedingen stemmen overeen met de reeks van de indexcijfers 102,38 tot 103,40 op 1 januari 1999.
Art. 5.De lonen en premies veranderen naargelang van het indexcijfer dat betrekking heeft op de vorige maand, en dit per reeks van 1 pct., overeenkomstig de onderstaande tabel die wordt vermeld bij wijze van voorbeeld en die niet beperkend is, en waarbij de indexcijfers worden vastgesteld die een loonschommeling met zich meebrengen.
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld De loonschommelingen worden berekend op het laatste loon dat werd betaald op het ogenblik van de publicatie van het indexcijfer dat de schommelingen met zich brengt en zijn toepasselijk vanaf de eerste dag van de maand die volgt op de maand waarop dit indexcijfer betrekking heeft.
Indien de derde indexsprong niet bereikt wordt op 15 december 2000 zal een netto compenserende premie van 2 000 BEF toegekend worden op die datum. HOOFDSTUK III. - Loonschaal van de jongere werknemers
Art. 6.Het loon van de werknemers die minder dan 21 jaar oud zijn wordt vastgesteld op het hierna volgende percentage van het loon van de werknemers van dezelfde beroepencategorie : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld
Art. 7.De jongere werknemers die dezelfde geschiktheid en hetzelfde rendement hebben als een volwassene ontvangen 100 pct. van het loon van hun categorie. HOOFDSTUK IV. - Mobiliteit van de werklieden
Art. 8.De werkman die tijdelijk of occasioneel moet werken in een lagere categorie behoudt het recht op zijn gewoon loon of eventueel op het gemiddelde van het loon voor stukwerk dat werd verricht tijdens deze periode door de groep of afdeling waaraan hij was verbonden.
Art. 9.De werkman die tijdelijk of occasioneel moet werken in een hogere categorie ontvangt voor deze periode het loon van deze categorie.
Art. 10.Indien de overgeplaatste werknemer om welke reden ook moet blijven werken in zijn nieuwe functie, wordt hij 14 dagen vooraf ingelicht over deze beslissing; bij het verstrijken van deze termijn wordt hij betaald tegen het loon voor de functie die hij uitoefent.
Art. 11.De hierboven in de artikelen 8 tot 10 opgenomen bepalingen hebben geen betrekking op : 1) de overplaatsingen waarover de twee partijen vooraf zijn overeengekomen, noch op de bijkomstige werkzaamheden die worden uitgevoerd door sommige categorieën van werknemers die stukwerk verrichten en waarover er overeengekomen uurlonen worden betaald;2) de gevallen van werknemers die gewoonlijk twee of meer beroepen uitoefenen en aan wie normaal verschillende bedragen worden betaald. Voorbeeld : werknemer van de "dienst beton", die occasioneel aan het werk wordt gezet in de productie. HOOFDSTUK V. - Overplaatsingsaanvragen
Art. 12.a) Iedere werknemer die minimum 10 jaar nachtarbeid heeft verricht, kan zijn overplaatsing naar een dagfunctie vragen, met behoud van het loon van de nieuwe functie. b) De aanvragen tot mutatie van werknemers uit de sector die minstens 10 jaar nachtarbeid doen gelden zullen, geval per geval, gunstig onderzocht worden, rekening houdend met de vereisten van de bedrijfsorganisatie.c) In geval van niet-akkoord zullen de sociale partners, vertegenwoordigd in dit paritair subcomité uitgenodigd worden. HOOFDSTUK VI. - Nachtpremie en premie voor arbeid in een verschoven arbeidstijdregeling in de groeven van Bierk en van Lessen
Art. 13.Vanaf 1 januari 1999 wordt er een nachtpremie van 65,62 BEF per uur betaald voor arbeidsprestaties die worden verricht tussen 16 uur en 6 uur voor de nacht van zaterdag op zondag en tussen 20 uur en 6 uur voor de overige nachten.
De toepassing van de nachtpremies voor de uren die als overuren door de nachtploeg na 6 uur in de ochtend worden verricht, wordt gehandhaafd.
Art. 14.Vanaf 1 januari 1999 wordt er voor arbeid in een verschoven arbeidstijdregeling, een premie betaald van 20,32 BEF per uur voor de uren arbeid verricht tussen 6 uur en 6.30 uur en tussen 17.30 uur en 20 uur, alsmede voor zaterdagsarbeid verricht tussen 13.30 uur en 16 uur, zonder afbreuk te doen aan de wetten op de arbeidsduur, de zondagsrust en de feestdagen.
Art. 15.De in de artikelen 13 en 14 bedoelde premies worden verhoogd zoals het hoofdloon voor de gewerkte overuren. Zij zijn echter niet toepasselijk voor de uren tijdens welke er wordt gewerkt om voorbereidende en bijkomende arbeid te verrichten.
Art. 16.Vanaf 1 januari 1999 wordt er in het geval van een verschoven arbeidstijdregeling, een waarborg toegekend van 109,36 BEF per dag voor elke arbeidstijdregeling die niet begrepen is tussen 6.30 uur en 17.30 uur. HOOFDSTUK VII. - Uitkering voor wijzigingen in de arbeidstijdregeling te Bierk en te Lessen
Art. 17.Vanaf 1 januari 1999 wanneer een werknemer uitzonderlijk wordt gevraagd te werken volgens een ongewone arbeidstijdregeling, wordt er hem voor deze dag een uitkering voor wijziging in de arbeidstijdregeling van 109,36 BEF toegekend. HOOFDSTUK VIII. - Nachtpremie en ploegenarbeid of verschoven arbeidstijdregeling in de groeven te Quenast
Art. 18.Voor de uren ploegenarbeid tussen 5 uur en 21 uur waarbij de arbeidstijdregeling wordt verschoven ten opzichte van de normale arbeidstijdregeling wordt er een bijslag betaald van 13,62 BEF per uur.
Art. 19.Voor de nachtploeg wordt er een nachtpremie toegekend van 65,62 BEF voor de uren arbeid verricht tussen 20.30 uur en 5 uur bij het breken en tussen 20.45 uur en 5 uur in de groeven.
Art. 20.Wanneer er in twee ploegen wordt gewerkt, beschikken de werknemers altijd over een arbeidsonderbreking om hun maaltijden te nemen.
De werknemers die voorbereidende werkzaamheden uitvoeren in de gemechaniseerde groeven en bij het breken, mogen evenwel uitzonderlijk hun maaltijd nemen tijdens de werkuren. HOOFDSTUK IX. - Verschoven arbeidstijdregeling in de groeven te Quenast
Art. 21.Voor de door de directie gevraagde verschuivingen van de arbeidstijdregeling ten opzichte van de normale uren, waarbij er vóór 7 uur en na 18 uur moet worden gewerkt, wordt er voor alle gewerkte uren een premie uitbetaald die gelijk is aan de ploegenpremie.
Art. 22.Voor de verschuivingen van de arbeidstijdregeling waarbij er niet moet worden gewerkt buiten de uren die begrepen zijn tussen 7 uur en 18 uur wordt deze premie niet uitbetaald.
Art. 23.Voor de verschuivingen van de arbeidstijdregeling die worden aangevraagd door de werknemers wordt de premie niet uitbetaald. HOOFDSTUK X. - Vergoeding voor het afdalen en het bovenkomen in de groeven te Quenast
Art. 24.De vergoeding voor het afdalen en het bovenkomen wordt vastgesteld op 6,21 BEF per gewerkt uur. HOOFDSTUK XI. - Overuren in de groeven te Quenast
Art. 25.De werknemer die in ploegen werkt en overuren maakt, geniet de wettelijke bijslag die wordt berekend op het totaal van zijn gewoon loon en van de ploegenpremie. HOOFDSTUK XII. - Onderhoudsdiensten
Art. 26.Vanaf 1 januari 1999 geven de arbeidsprestaties op zaterdag recht op een overloon van 159,24 BEF per uur (rekening houdend met het uurverschil).
Deze premie wordt gelijkgesteld voor het kort verzuim, in de zin van artikel 33 van deze collectieve arbeidsovereenkomst.
Er wordt eveneens, prorata temporis, rekening mee gehouden voor de eindejaarspremie.
Voor het centrum te Quenast werd het aantal werknemers van de zaterdagploeg van 6 op 8 gebracht vanaf 1 januari 1989. HOOFDSTUK XIII. - Aanvullende werkloosheidsuitkering
Art. 27.Voor elke dag werkloosheid waarover de werkgever beslist, met inbegrip van de werkloosheid van economische aard, wordt een aanvullende werkloosheidsuitkering toegekend, waarvan de toekenningsvoorwaarden dezelfde zijn als die van de werkloosheidsuitkeringen.
Art. 28.Er wordt een plafond van 100 dagen vergoeding per kalenderjaar en per werknemer in acht genomen, met pool per onderneming. Als er een plafond is bereikt gaan de werkgevers ermee akkoord om de toestand te herzien met de vakbondsafvaardigingen.
Art. 29.Vanaf 1 januari 1999, bedraagt de uitkering in de regeling van de vijf-dagenweek 300 BEF enig bedrag per dag voor de werknemer.
Art. 30.De uitkering is slechts verschuldigd voor zover de werknemer zich aanmeldt op het werk bij de werkhervatting en hij minstens drie maanden in dienst is in de sector op het ogenblik van de onderbreking waarvoor de vergoeding wordt uitbetaald.
Art. 31.De in de artikelen 27 tot 30 bedoelde premie wordt eveneens toegekend aan de werknemers die worden ontslagen om een economische reden en dit voor de duur van de werkloosheid en gedurende maximaal 100 dagen. HOOFDSTUK XIV. - Organisatie van de werkloosheid
Art. 32.De directies van de ondernemingen beslissen of het past de productie stop te zetten en de werkloosheid in te voeren. De werkloosheid wordt geregeld in dagen volledige arbeidsonderbreking.
De wijze waarop de werkloosheid wordt georganiseerd wordt bovendien vooraf besproken en bijgewerkt met de vertegenwoordigers van de werknemers, met inbegrip van de vakbondsvrijgestelden.
Voor de verzending wordt in ieder geval gezorgd tijdens de dagen van arbeidsonderbreking. HOOFDSTUK XV. - Kort verzuim
Art. 33.De toepassing van het koninklijk besluit van 28 augustus 1963 betreffende het behoud van het normaal loon van de werklieden, de bedienden en de werknemers aangeworven voor de dienst op binnenschepen, voor afwezigheidsdagen ter gelegenheid van familiegebeurtenissen of voor de vervulling van staatsburgerlijke verplichtingen of van burgerlijke opdrachten, wordt uitgebreid tot de samenwonenden. HOOFDSTUK XVI. - Plaatselijke kermissen
Art. 34.Ter gelegenheid van de plaatselijke kermissen, worden er twee betaalde dagen toegekend, op de volgende manier : - te Bierk : 1 betaalde kermisdag en 1 bijkomende dag; - te Lessen ( Carrières-Unies de Porphyre) : 2 dagen (in mei en augustus), waarvan 1 betaalde dag in mei en de 2e dag niet betaald. De 3e dag kan de werknemer aan zijn keuze nemen; - te Lessen (Hermitage) en te Quenast : 2 betaalde dagen voor de plaatselijke kermissen. HOOFDSTUK XVII. - Premie voor jongere werknemers die schoolgaan
Art. 35.Een premie voor het schoolgaan die gelijk is aan een verhoging met 3 pct. van het basisloon wordt toegekend aan de jongere werknemers die cursussen volgen in een erkende beroepsschool, en wel onder de volgende voorwaarden : 1. de cursussen zijn bestemd om de jongeren in hun beroep te vervolmaken;2. er is een getuigschrift of een bewijs nodig waaruit moet blijken dat zij geslaagd zijn voor de eindexamens;3. de cursussen worden gevolgd met de toestemming van de directie van de onderneming. HOOFDSTUK XVIII. - Werkschoenen
Art. 36.De werkgevers leveren een paar veiligheidsschoenen aan alle werknemers; in principe wordt er een paar schoenen toegekend per periode van twaalf maanden.
Er wordt evenwel een ander paar schoenen kosteloos toegekend aan de werknemers die bewijzen dat hun eerste paar versleten is. HOOFDSTUK XIX. - Arbeidsduur
Art. 37.De wekelijkse arbeidsduur bedraagt 37 uur.
De wijzen van toepassing worden vastgesteld op het niveau van de ondernemingen.
Met arbeidsprestaties worden gelijkgesteld : de uren kort verzuim, de feestdagen, de dagen vakbondsopleiding en sociale promotie, economische werkloosheid, gewaarborgd weekloon voor arbeidsongeschiktheid in geval van ziekte of van arbeidsongeval, alsmede de inhaalrustdagen.
De inhaalrustdagen worden slechts beloond op het ogenblik dat ze werkelijk worden genomen.
De programmatie van de inhaalrustdagen zal worden opgesteld door de ondernemingsraden of, bij gebrek hieraan, samen met de vakbondsafvaardigingen. HOOFDSTUK XX. - Premie uitsluitend voor de georganiseerde werknemers te storten in de Sociale kas voor bestaanszekerheid
Art. 38.Er wordt een jaarlijkse premie die uitsluitend bestemd is voor de georganiseerde werknemers gefinancierd door de betaling van een bedrag van 4 000 BEF /jaar vanaf 1999 per werknemer die is aangesloten bij de representatieve vakorganisaties van werknemers, voor zover de op 1 maart 2000 betaalde vakbondsbijdragen minimaal 450 BEF per maand voor de volwassen werknemers bedragen, behalve voor de bruggepensioneerden voor wie het minimum is vastgesteld op 390 BEF.
Art. 39.Het bedrag van de premie moet worden betaald op het einde van februari van elk jaar voor de 12 voorbije maanden, op voorwaarde dat de vakbondsafvaardigingen deze overeenkomst hebben doen naleven.
Art. 40.De wijzen van toepassing van de in artikel 38 omschreven premie worden als volgt vastgesteld : Om recht te hebben op het totaal bedrag van de premie : 1. moet de werknemer op 28 februari van het jaar ingeschreven zijn in de onderneming;2. moet de werknemer ten minste één dag hebben gewerkt tussen 1 maart van het voorbije jaar en 28 februari van het lopende jaar;3. moet de werknemer sinds 1 maart van de voorbije 12 maanden de vakbondsbijdragen hebben betaald.
Art. 41.De in artikel 38 bepaalde premie wordt betaald aan de bruggepensioneerde werknemers. De in artikel 40 en artikel 42, 1) en 2) bepaalde wijze van toekenning zijn op hen toepasselijk.
Art. 42.De premie wordt betaald naar rata van één twaalfde per maand of gedeelte van een maand aanwezigheid aan de werknemers die in de loop van het refertedienstjaar : 1. in dienst zijn getreden in de onderneming;2. gepensioneerd zijn;3. overleden zijn (hun rechtverkrijgenden genieten de voordelen);4. zijn overgegaan van de arbeiderscategorie naar de bediendencategorie;5. de onderneming hebben verlaten, behalve in geval van dringende reden.De werknemers die vrijwillig zijn weggegaan moeten ten minste drie maanden aanwezigheid in de sector hebben.
Art. 43.Op verzoek van een organisatie die de overeenkomst heeft ondertekend, houdt een door het paritair subcomité aangewezen persoon toezicht op de aansluiting van de rechthebbenden bij een vakbond voor een of verschillende exploitaties en bepaalt de bedragen van de premies die moeten worden betaald aan elk van de vakorganisaties die representatief zijn voor de werknemers. HOOFDSTUK XXI. - Vakbondsopleiding
Art. 44.Met het oog op het verstrekken van een aangepaste vakbondsopleiding wordt er een werkgeversbijdrage van 0,15 BEF per werkelijk gewerkt of hiermee gelijkgesteld uur gestort in het sociaal fonds.
Het totaal bedrag van de ontvangsten wordt per kwartaal verdeeld onder de vakorganisaties naar rata van de bedragen van de premies aan de georganiseerden die werden gestort aan elk van deze vakorganisaties voor het vorige dienstjaar. HOOFDSTUK XXII. - Vastheid van betrekking en tewerkstellingsvolume Arbeidsvrede - Jaarlijkse premie A. Vastheid van betrekking en tewerkstellingsvolume
Art. 45.Ingeval dit absoluut noodzakelijk is, zal er slechts gedeeltelijke werkloosheid worden ingevoerd na overleg met de ondernemingsraden en de vakbondsafgevaardigden, met inbegrip van de vakbondsvrijgestelden.
Dit overleg zal tot doel hebben de beurtregeling en de frequentie van de werkloosheid zo vast te stellen dat de individuele weerslag ervan zo weinig mogelijk nadelig is voor de werknemers.
De arbeidsvolumewaarborg wordt toegekend.
Over alle problemen betreffende het behoud van het tewerkstellingsvolume in de ondernemingen zal op paritair niveau voortdurend overleg worden gepleegd, met name in de ondernemingsraden en met de vakbondsafgevaardigden.
In geval van herstructurering zullen de eventuele afvloeiingen bij voorkeur geschieden door middel van brugpensionering.
B. Arbeidsvrede
Art. 46.Deze overeenkomst houdt voor de partijen de verbintenis in de arbeidsvrede te handhaven tijdens de duur ervan.
C. Jaarlijkse premie
Art. 47.Voor de jaren 1999 en 2000 wordt een eindejaarspremie betaald aan alle werknemers die voldoen aan de in artikel 48 opgesomde voorwaarden.
Deze premie is gelijk aan 173 uren individueel loon voor Quenast en aan 168,7 uren voor Bierk en Lessen.
Het in aanmerking te nemen uurloon voor 1999 is dat van 1 november 1999 en voor 2000 dat van 1 november 2000.
Art. 48.A. De in artikel 47 bedoelde premie wordt onder de volgende voorwaarden betaald aan alle werknemers van de onderneming : 1. de geoorloofde gevallen van afwezigheid andere dan ziekte, de afwezigheden in geval van jaarlijkse vakantie, het kort verzuim, de vakbondsopleiding, wegens een verwonding op het werk of op de weg naar het werk, wegens een beroepsziekte, in geval van educatief verlof en iedere door de wet geoorloofde afwezigheid geven geen recht op een premievermindering;2. de werkloosheidsperiodes van 100 dagen in de regeling van 5 dagen geven geen recht tot enige vermindering van de premie;3. voor iedere andere afwezigheid brengt elk volledig gedeelte van 66 dagen het verlies van 1/4 van de jaarlijkse premie mee.Voor de werknemers waarvan de jaarlijkse premie het vorige jaar werd verminderd, brengt elk volledig gedeelte van 22 dagen het verlies van 1/12 van de premie mee.
Alle jaren anciënniteit boven de 10 jaar in de porfiersector geven aanleiding tot de neutralisatie van 5 dagen afwezigheid wegens ziekte bij de berekening van de eindejaarspremie.
A. De gepensioneerden, de bruggepensioneerden, de militairen en de rechtverkrijgenden van overledenen ontvangen 1/4 van de premies per gewerkt of begonnen kwartaal.
B. De personen die ontslagen zijn om dringende redenen zijn uitgesloten van de aanspraak op de premies.
C. De personen die ontslagen zijn om economische redenen genieten dezelfde voordelen als de gepensioneerden, de militairen en de rechtverkrijgenden van overledenen.
D. De werknemers die de onderneming vrijwillig verlaten, ontvangen 1/12 van de premies per volledige maand en de begonnen maand wordt als een volledige maand betaald. Om aanspraak te maken op deze bepaling, moeten de werknemers minstens 6 maanden ingeschreven zijn in het personeelsregister, wat erop neerkomt dat zij een anciënniteit van 6 maanden moeten hebben in een van de ondernemingen die ressorteren onder het paritair subcomité.
E. De werknemers die in de loop van het jaar in dienst worden genomen en die ten minste drie maanden anciënniteit hebben, ontvangen 1/12 van de premie per volledige maand.
Art. 49.De betaling van de in artikel 47 bedoelde premie heeft uiterlijk plaats op het ogenblik van de betaling dat het dichtst bij Kerstmis ligt. HOOFDSTUK XXIII. - Tegemoetkoming van de werkgevers in de vervoerskosten van de werknemers
Art. 50.Onverminderd de toepassing van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 19quinquies gesloten in de Nationale Arbeidsraad op 22 december 1992, tot wijziging van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 19ter van 5 maart 1991 tot vervanging van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 19 van 26 maart 1975 betreffende de financiële bijdrage van de werkgever in de prijs van het vervoer van de werknemers, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 11 februari 1993, bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 19 maart 1993 en het koninklijk besluit van 3 februari 1997 houdende vaststelling van het bedrag van de werkgeversbijdrage in het verlies geleden door de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen ingevolge de uitgifte van abonnementen voor werklieden en bedienden (Belgisch Staatsblad van 20 februari 1997), ontvangen de werklieden, ongeacht het vervoermiddel dat zij gebruiken, een bedrag gelijk aan minstens 50 pct. van de prijs van de treinkaart geldend als sociaal abonnement 2e klasse (treinkaart) voor de afstand afgelegd langs de weg, tussen de woonplaats en de werkplaats.
Art. 51.De terugbetaling geschiedt ten minste maandelijks. HOOFDSTUK XXIV. - Uitzendarbeid
Art. 52.De verschillende partijen verklaren voorstander te zijn van de naleving van de wetgeving door middel van arbeidsovereenkomsten met een maximumduur van drie maanden.
Na afloop van deze periode wordt er in dienst genomen met een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd.
De ondernemingsraden van de verschillende ondernemingen zullen regelmatig geïnformeerd worden. HOOFDSTUK XXV. - Bijscholingspremie
Art. 53.Een eenmalige bijscholingspremie van 4 000 BEF netto wordt betaald in de loop van de maand mei 1999. HOOFDSTUK XXVI. - Terugkerende premie
Art. 54.Ieder jaar, op 1 mei wordt een terugkerende premie van 3 750 BEF netto betaald, prorata temporis, aan het werkend personeel.
HOOFSTUK XXVII. - Opzegtermijnen
Art. 55.Bij afwijking van de bepalingen van artikel 59 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, wordt de opzeggingstermijn vastgesteld op : - 56 dagen voor de werknemers die minstens 10 jaar dienst in de sector hebben; - 84 dagen voor de werknemers die ten minste 20 jaar of langer dienst in de sector hebben.
Voor de bruggepensioneerden, is er toepassing van de wettelijke opzeggingstermijnen.
De personen die tussen 1 januari 1999 en 1 mei 1999 in brugpensioen zouden treden, hebben recht op de premies van 4 000 BEF en van 3 750 BEF voorzien in de artikelen 53 en 54 van deze overeenkomst. HOOFDSTUK XXVIII. - Beroepenclassificatie
Art. 56.De functieclassificatie zal tijdens de duur van deze collectieve arbeidsovereenkomst worden onderzocht op het niveau van de diverse zetels van de verschillende ondernemingen. HOOFDSTUK XXIX. - Wettelijk kader
Art. 57.De bepalingen van de huidige collectieve arbeidsovereenkomst houden rekening met de maatregelen voorzien in de wet van 26 maart 1999 betreffende het Belgisch actieplan voor de werkgelegenheid 1998 en houdende diverse bepalingen. HOOFDSTUK XXX. - Vorming - Tewerkstelling
Art. 58.Dit artikel is gesloten in toepassing van het interprofessioneel akkoord getekend op 8 december 1998.
Er zal minimum 1,40 pct. van de loonmassa aangewend worden aan een nader te bepalen opleidingssysteem.
De inspanningen inzake opleiding zullen voortgezet en geïntensifieerd worden in samenwerking met de sociale partners. HOOFDSTUK XXXI. - RVA-stagiairs
Art. 59.De "3 pct. RVA-stagiairs" zullen nageleefd worden overeenkomstig de wettelijke verplichtingen. HOOFDSTUK XXXII. - Geldigheidsduur van de overeenkomst
Art. 60.a) Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft uitwerking met ingang van 1 januari 1999 en treedt buiten werking op 31 december 2000. b) Er mogen voor de werkliedencategorieën geen eisen worden gesteld, behoudens wijzigingen van de arbeidsmethodes en -voorwaarden. Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 28 november 2001.
De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX