gepubliceerd op 24 december 1997
Koninklijk besluit tot vaststelling van administratieve bepalingen ten gunste van sommige ambtenaren van de buitendiensten van het Bestuur Strafinrichtingen die behoren tot het niveau 1
28 NOVEMBER 1997. Koninklijk besluit tot vaststelling van administratieve bepalingen ten gunste van sommige ambtenaren van de buitendiensten van het Bestuur Strafinrichtingen die behoren tot het niveau 1
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op artikel 107, tweede lid, van de Grondwet;
Gelet op het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het rijkspersoneel, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 6 mei 1996;
Gelet op het koninklijk besluit van 7 augustus 1939 betreffende de evaluatie en de loopbaan van het rijkspersoneel;
Gelet op het koninklijk besluit van 20 juli 1964 betreffende de hiërarchische indeling van de graden waarvan de ambtenaren in de rijksbesturen kunnen titularis zijn, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 4 oktober 1996;
Gelet op het koninklijk besluit van 17 september 1969 betreffende de vergelijkende examens en examens georganiseerd voor de werving en de loopbaan van het rijkspersoneel, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 10 april 1995;
Gelet op het koninklijk besluit van 10 april 1995 houdende vereenvoudiging van de loopbaan van sommige ambtenaren in de rijksbesturen die behoren tot de niveaus 1 en 2+, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 3 juni 1996;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 29 juli 1997;
Gelet op het advies van de Vaste Wervingssecretaris, gegeven op 18 augustus 1997;
Gelet op het akkoord van Onze Minister van Begroting, gegeven op 6 oktober 1997;
Gelet op het akkoord van Onze Minister van Ambtenarenzaken, gegeven op 6 oktober 1997;
Gelet op het protocol nr.158 van 4 november 1997 van het Sectorcomité III, Justitie;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, §1, gewijzigd bij de wet van 4 juli 1989;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat in het kader van de herstructurering van de loopbaan van het rijkspersoneel een beperkt aantal bijzondere graden moet voorzien worden voor sommige ambtenaren van de buitendiensten van het Bestuur Strafinrichtingen die behoren tot het niveau 1 wegens het specifiek karakter van de functies die zij uitoefenen eigen aan dat Bestuur;
Overwegende dat de loopbaan van de ambtenaren in dienst in de buitendiensten van het Bestuur Strafinrichtingen, die bekleed zijn met bijzondere graden en die behoren tot het niveau 1, onverwijld moet worden aangepast in het functioneel belang van dat bestuur;
Overwegende dat hun nieuwe loopbaan tegelijkertijd verwezenlijkt moet worden met deze van de ambtenaren van hetzelfde Bestuur bekleed met gemene graden;
Op de voordracht van Onze Minister van Justitie, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Organieke bepalingen
Artikel 1.§ 1. Bij het Ministerie van Justitie worden volgende graden opgericht : in rang 10 :sociaal arbeidsinspecteur; psycholoog; geneesheer-antropoloog; directeur; in rang 13 : sociaal arbeidsinspecteur-directeur; psycholoog-directeur; geneesheer-antropoloog-directeur; eerstaanwezend directeur; regionaal directeur. § 2. Volgende graden worden uitsluitend opgericht ten behoeve van de titularissen van de graden van apotheker, eerstaanwezend apotheker en hoofdapotheker-directeur : in rang10 : apotheker (vlakke loopbaan in uitdoving) ; in rang 13 : apotheker-directeur (vlakke loopbaan in uitdoving). § 3. De graad van apotheker (vlakke loopbaan in uitdoving), opgericht in § 2, wordt na toepassing van artikel 24 afgeschraft. § 4. Volgende graden worden geschrapt : in rang 10 : psycholoog; in rang 10 : geneesheer-antropoloog; in rang 10 : directeur derde klasse; in rang 11 : directeur tweede klasse; in rang 11 : eerstaanwezend inspecteur; in rang 11 : eerstaanwezend apotheker; in rang 12 : hoofdinspecteur; in rang 13 : hoofdapotheker-directeur; in rang 13 : geneesheer-directeur.
Art. 2.§ 1. In de tabel gevoegd bij het koninklijk besluit van 20 juli 1964 betreffende de hiërarchische indeling van de graden waarvan de ambtenaren kunnen titularis zijn, worden onder het opschrift « I. Alfabetische rangschikking van de Nederlandse benamingen, Afdeling A, Administratief personeel » en onder het opschrift « II. Alfabetische rangschikking van de Franse benamingen, Afdeling A, Administratief personeel » de volgende graden ingevoegd : Rang 10 : sociaal arbeidsinspecteur (Ministerie van Justitie); psycholoog (Ministerie van Justitie); geneesheer-antropoloog (Ministerie van Justitie); directeur (Ministerie van Justitie); rang 13 : sociaal arbeidsinspecteur-directeur (Ministerie van Justitie); psycholoog-directeur (Ministerie van Justitie); geneesheer-antropoloog-directeur (Ministerie van Justitie); apotheker-directeur (vlakke loopbaan in uitdoving) (Ministerie van Justitie); eerstaanwezend directeur (Ministerie van Justitie); regionaal directeur (Ministerie van Justitie). § 2. In dezelfde tabel en onder dezelfde opschriften wordt de vermelding van de volgende graad ingevoegd onder de rubriek « afgeschafte graden » : Rang 10 : apotheker (vlakke loopbaan in uitdoving) (Ministerie van Justitie). § 3. In dezelfde tabel en onder dezelfde opschriften worden de vermeldingen van de volgende graden ingevoegd onder de rubriek « geschrapte graden » : Rang 10 : psycholoog (Ministerie van Justitie); rang 10 : geneesheer-antropoloog (Ministerie van Justitie); rang 10 : directeur derde klasse (Ministerie van Justitie); rang 11 : directeur tweede klasse (Ministerie van Justitie); rang 11 : eerstaanwezend inspecteur (Ministerie van Justitie); rang 11 : eerstaanwezend apotheker (Ministerie van Justitie); rang 12 : hoofdinspecteur (Ministerie van Justitie); rang 13 : hoofdapotheker-directeur (Ministerie van Justitie); rang 13 : geneesheer-directeur (Ministerie van Justitie).
Art. 3.De graad van sociaal arbeidsinspecteur wordt verleend aan de geslaagden voor een vergelijkend wervingsexamen of voor een vergelijkend examen voor overgang naar het hogere niveau.
Onverminderd de overige gestelde reglementaire voorwaarden mogen aan het vergelijkend wervingsexamen deelnemen de houders van één van de hierna genoemde diploma's : - licentiaat in de klinische psychologie; - licentiaat in de pedagogische wetenschappen of in de sociale en culturele agogiek of in de opvoedingswetenschappen of in de pedagogie; - licentiaat in de criminologie of in de criminologische wetenschappen; - licentiaat in de medische sociale wetenschappen en ziekenhuisbeheer; - licentiaat in de sociale wetenschappen.
In afwijking van artikel 29, § 2,1°, van het koninklijk besluit van 7 augustus 1939 betreffende de evaluatie en de loopbaan van het rijkspersoneel en onverminderd de overige gestelde reglementaire voorwaarden mogen aan het vergelijkend examen voor overgang naar het hogere niveau deelnemen de ambtenaren die aan volgende voorwaarden voldoen : 1° gedurende ten minste vier jaar werkelijke diensten hebben gepresteerd in de buitendiensten van het Bestuur Strafinrichtingen;2° bekleed zijn met één van de hiernavolgende graden : - eerstaanwezend maatschappelijk assistent; - eerstaanwezend probatieassistent; - eerstaanwezend paramedicus; - maatschappelijk assistent; - probatieassistent; - paramedicus; 3° ten minste vier jaar anciënniteit in niveau 2+ hebben in één of meerdere graden vermeld in 2°.
Art. 4.De graad van psycholoog wordt uitsluitend verleend aan de geslaagden voor een vergelijkend wervingsexamen.
Onverminderd de overige gestelde reglementaire voorwaarden mogen aan het in het eerste lid bedoeld vergelijkend examen deelnemen de houders van het diploma van licentiaat in de klinische psychologie.
Art. 5.De graad van geneesheer-antropoloog wordt uitsluitend verleend aan de geslaagden voor een vergelijkend wervingsexamen.
Onverminderd de overige gestelde reglementaire voorwaarden mogen aan het in het eerste lid bedoeld vergelijkend examen deelnemen de houders van het diploma van doctor in de genees-, heel- en verloskunde of van arts en van een diploma of getuigschrift van neuropsychiatrie of neurologie of psychiatrie.
Art. 6.§ 1. De graad van directeur wordt verleend aan de geslaagden voor een vergelijkend wervingsexamen of voor een vergelijkend examen voor overgang naar het hogere niveau.
Onverminderd de overige gestelde reglementaire voorwaarden mogen aan het vergelijkend wervingsexamen deelnemen de houders van een diploma dat toegang verleent tot de graden van het niveau 1.
Onverminderd de bepalingen van artikel 29, § 2, 1°, van het voornoemd koninklijk besluit van 7 augustus 1939 en de overige gestelde reglementaire voorwaarden mogen aan het vergelijkend examen voor overgang naar het hogere niveau deelnemen : a) de ambtenaren in dienst in de buitendiensten van het Bestuur Strafinrichtingen;b) de ambtenaren in dienst bij het centraal Bestuur van het Ministerie van Justitie die onderworpen zijn aan het statuut van het rijkspersoneel. § 2. De graad van directeur kan eveneens verleend worden aan de ambtenaren in dienst in de buitendiensten van het Bestuur Strafinrichtingen en aan de ambtenaren van het centraal Bestuur van het Ministerie van Justitie die onderworpen zijn aan het statuut van het rijkspersoneel en die bekleed zijn met één van de hiernavolgende graden : - adjunct-adviseur; - industrieel ingenieur.
De in het eerste lid bedoelde benoeming wordt toegekend bij wijze van verandering van graad.
Deze verandering van graad wordt afhankelijk gesteld van een positieve evaluatie na gedurende een periode van ten minste twee jaar functies te hebben uitgeoefend in de buitendiensten van het Bestuur Strafinrichtingen en het vereiste brevet te hebben bekomen.
De Minister bepaalt de vakken, de organisatie, het verloop van de vorming en de voorwaarden van de toekenning van het brevet.
Art. 7.De ambtenaar wiens benoeming toegekend wordt bij wijze van verandering van graad, bedoeld in artikel 6 van dit besluit, behoudt in zijn nieuwe graad de graadanciënniteit welke hij verkregen had in de graad waarvan hij titularis was.
Art. 8.De sociale arbeidsinspecteur, de directeur en de adjunct-adviseur (rang 10) die ten minste negen jaar graadanciënniteit hebben kunnen bevorderd worden tot de graad van sociaal arbeidsinspecteur-directeur (rang 13).
Art. 9.Alleen de psycholoog (rang 10) die ten minste negen jaar graadanciënniteit heeft kan bevorderd worden tot de graad van psycholoog-directeur (rang 13).
Art. 10.Alleen de geneesheer-antropoloog (rang 10) die ten minste negen jaar graadanciënniteit heeft kan bevorderd worden tot de graad van geneesheer-antropoloog-directeur (rang 13).
Art. 11.De sociaal arbeidsinspecteur, de psycholoog, de directeur, de adjunct-adviseur en de industrieel ingenieur (rang 10) die ten minste negen jaar graadanciënniteit hebben kunnen bevorderd worden tot de graad van eerstaanwezend directeur (rang 13).
Art. 12.De graad van eerstaanwezend directeur bedoeld in artikel 11 van dit besluit kan eveneens verleend worden aan de ambtenaren bedoeld in artikel 6, § 2, van dit besluit die ten minste negen jaar graadanciënniteit hebben en voldoen aan de in artikel 6, § 2, derde lid, van dit besluit gestelde voorwaarde.
Art. 13.De bevorderingen bedoeld in de artikelen 8, 9,10 en 11 van dit besluit worden toegekend volgens de regels van de bevordering door verhoging in graad.
Art. 14.Alleen de eerstaanwezend directeur (rang 13) die ten minste vijf jaar graadanciënniteit heeft kan aangewezen worden als hoofd van een strafinrichting met ten minste 400 plaatsen.
De in het eerste lid bedoelde aanwijzing wordt verleend voor een termijn van vijf jaar die hernieuwbaar is.
De Minister kan een eind stellen aan de aanwijzing bedoeld in het tweede lid vóór het verstrijken van de termijn op verzoek van de ambtenaar of op een met redenen omklede aanvraag van de Directeur-generaal van het Bestuur Strafinrichtingen.
Art. 15.§ 1. De graad van regionaal directeur (rang 13) kan verleend worden : a) aan de ambtenaren van de buitendiensten van het Bestuur Strafinrichtingen die bekleed zijn met een graad van rang 13 met uitzondering van de graden van geneesheer-antropoloog-directeur en van apotheker-directeur;b) aan de ambtenaren van het centraal Bestuur van het Ministerie van Justitie die onderworpen zijn aan het statuut van het rijkspersoneel en die bekleed zijn met de graad van adviseur. De in het eerste lid bedoelde benoeming wordt toegekend bij wijze van verandering van graad. § 2. De verandering van graad bedoeld in § 1, tweede lid, wordt afhankelijk gesteld van een positieve evaluatie na een ononderbroken vormingsperiode van ten minste twee jaar hetzij in het centraal Bestuur voor de ambtenaren bedoeld in § 1, eerste lid, a), hetzij in de buitendiensten van het Bestuur Strafinrichtingen voor de ambtenaren bedoeld in § 1, eerste lid, b) te hebben gevolgd en van het behalen van een brevet.
Nochtans kunnen tijdens de vormingsperiode tijdelijke onderbrekingen toegestaan worden na elke termijn van ten minste zes maand opleiding.
De Minister bepaalt de vakken, de organisatie, het verloop van de vorming en de voorwaarden van de toekenning van het brevet. § 3. De benoeming bedoeld in § 1 wordt verleend voor een termijn van vijf jaar die hernieuwbaar is.
Aan de benoeming bedoeld in het eerste lid kan vóór het verstrijken van de termijn een eind worden gesteld op verzoek van de ambtenaar of op een met redenen omkleed voorstel van de Directieraad.
Art. 16.De ambtenaar benoemd krachtens artikel 15 van dit besluit behoudt in zijn nieuwe graad de graadanciënniteit welke hij verkregen had in de graad waarvan hij titularis was.
Art. 17.De ambtenaar benoemd krachtens artikel 15 van dit besluit wordt ambtshalve herbenoemd in de graad waarvan hij titularis was in de volgende gevallen : a) wanneer zijn mandaat niet meer hernieuwd wordt;b) wanneer aan zijn mandaat een eind wordt gesteld vóór de gestelde termijn verstreken is;c) wanneer de ambtenaar op eigen verzoek van zijn functies ontlast wordt. De ambtenaar bedoeld in het eerste lid behoudt zijn graadanciënniteit verkregen in de graad van regionaal directeur. HOOFDSTUK II. - Overgangsbepalingen
Art. 18.De ambtenaren die geslaagd zijn voor een vergelijkend examen voor overgang naar het hogere niveau tot de graad van inspecteur worden beschouwd als zijnde geslaagd voor het vergelijkend examen voor overgang naar het hogere niveau tot de bij artikel 1 van dit besluit opgerichte graad van sociaal arbeidsinspecteur.
Art. 19.In afwijking van artikel 33, § 1, van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het rijkspersoneel en van artikel 3 van dit besluit, kunnen de geslaagden voor het laatst georganiseerd vergelijkend wervingsexamen voor de bij artikel 1 van dit besluit geschrapte graad van directeur derde klasse en de geslaagden voor het laatst georganiseerd vergelijkend wervingsexamen voor de graad van adjunct-adviseur bij de Dienst van het Strafrechtelijk beleid, tijdens de geldigheidsduur van deze vergelijkende examen, aanspraak maken op benoeming tot de bij artikel 1 van dit besluit opgerichte graad van sociaal arbeidsinspecteur.
Art. 20.Onverminderd de artikelen 25 en 26 van het koninklijk besluit van 17 september 1969 betreffende de vergelijkende examens en examens georganiseerd voor de werving en de loopbaan van het rijkspersoneel, worden de geslaagden bedoeld in de artikelen 18 en 19 van dit besluit gerangschikt volgens de datum van de processen-verbaal van afsluiting van de vergelijkende examens te beginnen met de vroegste datum.
Art. 21.De geslaagden voor een vergelijkend wervingsexamen voor de bij artikel 1 van dit besluit geschrapte graad van psycholoog behouden tijdens de geldigheidsduur van het vergelijkend examen hun aanspraken op benoeming tot de bij artikel 1 van dit besluit opgerichte graad van psycholoog.
Art. 22.De geslaagden voor een vergelijkend wervingsexamen voor de bij artikel 1 van dit besluit geschrapte graad van directeur derde klasse behouden tijdens de geldigheidsduur van het vergelijkend examen hun aanspraken op benoeming tot de bij artikel 1 van dit besluit opgerichte graad van directeur.
Art. 23.De ambtenaren die geslaagd zijn voor een vergelijkend examen voor overgang naar het hogere niveau tot de bij artikel 1 van dit besluit geschrapte graad van directeur derde klasse worden beschouwd als zijnde geslaagd voor het vergelijkend examen voor overgang naar het hogere niveau tot de bij artikel 1 van dit besluit opgerichte graden van directeur en sociaal arbeidsinspecteur.
Art. 24.§ 1. In afwijking van artikel 20 van het koninklijk besluit van 20 juli 1964 betreffende de hiërarchische indeling en de loopbaan van sommige personeelsleden van de rijksbesturen worden de ambtenaren die bekleed zijn met een van de graden die in de linker kolom voorkomen ambtshalve benoemd tot de graad die in de rechter kolom vermeld is : inspecteur sociaal arbeidsinspecteur apotheker apotheker (vlakke loopbaan in uitdoving) directeur eerstaanwezend directeur. § 2. De ambtenaren die krachtens § 1 benoemd zijn, behouden in hun nieuwe graad de anciënniteit verkregen in de graad waarvan zij titularis waren. § 3. De weddeanciënniteit verkregen door deze ambtenaren wordt geacht verkregen te zijn in de nieuwe weddeschaal.
Art. 25.§ 1. De ambtenaren die op de datum van de inwerkingtreding van dit besluit titularis zijn van één van de geschrapte graden die hierna in de linkerkolom voorkomen, worden ambtshalve benoemd in één van de opgerichte graden die in de rechterkolom voorkomen : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld § 2. De ambtenaren die krachtens § 1 benoemd zijn, behouden in hun nieuwe graad de anciënniteit verkregen in de graad waarvan zij titularis waren. § 3. Voor de berekening van de graadanciënniteit van de ambtenaren die benoemd zijn tot de graad van directeur (rang 10) worden de in aanmerking komende diensten die gepresteerd zijn in een graad van de rangen 11 en 10 geacht verricht te zijn in de graad van rang 10. § 4. Voor de berekening van de graadanciënniteit van de ambtenaren die benoemd zijn tot de graad van apotheker (vlakke loopbaan in uitdoving) (rang 10) worden de in aanmerking komende diensten die gepresteerd zijn in een graad van de rangen 11 en 10 geacht verricht te zijn in de graad van rang 10. § 5 Voor de berekening van de graadanciënniteit van de ambtenaren die benoemd zijn tot de graad van sociaal arbeidsinspecteur (rang 10) worden de in aanmerking komende diensten die gepresteerd zijn in een graad van de rangen 12, 11 en 10 geacht verricht te zijn in de graad van rang 10. § 6. De weddeanciënniteit verkregen door deze ambtenaren wordt geacht verkregen te zijn in de nieuwe weddeschaal.
Art. 26.§ 1. De graad van apotheker-directeur (vlakke loopbaan in uitdoving) opgericht bij artikel 1, § 2 kan slechts verleend worden aan de ambtenaren bekleed met de graad van apotheker (vlakke loopbaan in uitdoving) (afgeschafte graad). Deze bevordering wordt toegekend volgens de regels van de vlakke loopbaan. § 2. In afwijking van artikel 65, § 1, van het koninklijk besluit van 7 augustus 1939 betreffende de evaluatie en de loopbaan van het rijkspersoneel, kunnen zij slechts bevorderd worden wanneer zij ten minste achttien jaar graadanciënniteit hebben in de graad van apotheker (vlakke loopbaan in uitdoving).
Art. 27.De ambtenaren, bekleed met de geschrapte graad van directeur in rang 13, die de functies van regionaal directeur uitoefenen vóór de inwerkingtreding van dit besluit, worden geacht te voldoen aan de bepalingen van artikel 15, § 2, van dit besluit. HOOFDSTUK III. - Slotbepalingen.
Art. 28.§ 1 De procedures inzake aanwerving en oppensioenstelling die aan de gang zijn op de datum van inwerkingtreding van dit besluit worden verder gezet volgens de bepalingen van dit besluit. § 2. De procedures inzake bevordering en verandering van graad die aan de gang zijn op de datum van inwerkingtreding van dit besluit, worden verder geregeld door de bepalingen zoals opgesteld vóór de wijziging ervan door dit besluit.
Indien, na de procedures bedoeld in het eerste lid, ambtenaren benoemd worden tot een door dit besluit geschrapte graad, worden zij daarna ambtshalve in de overeenstemmende graad benoemd.
Art. 29.Worden opgeheven : 1° het koninklijk besluit van 15 februari 1971 waarbij de buitendiensten van het Bestuur Strafinrichtingen als afzonderlijke diensteenheden in het Ministerie van Justitie worden beschouwd;2° het koninklijk besluit van 13 december 1977 tot oprichting van de graden van eerstaanwezend apotheker en van hoofdapotheker-directeur in de buitendiensten van het Bestuur Strafinrichtingen;3° het koninklijk besluit van 27 juni 1990 tot instelling van een vergelijkend overgangsexamen naar het hogere niveau in de graad van inspecteur in de buitendiensten van het Bestuur Strafinrichtingen, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 7 april 1995;4° het koninklijk besluit van 20 oktober 1992 betreffende de loopbaan van de inspecteurs van de Dienst Maatschappelijk Werk Strafrechtstoepassing bij de buitendiensten van het Bestuur Strafinrichtingen en, wat het Ministerie van Justitie betreft, tot wijziging van het koninklijk besluit van 20 juli 1964 betreffende de hiërarchische indeling van de graden waarvan de ambtenaren in de rijksbesturen kunnen titularis zijn;5° het koninklijk besluit van 11 januari 1993 tot vaststelling van de toelaatbaarheidsvereisten voor de werving in de graad van geneesheer-antropoloog bij de buitendiensten van het Bestuur Strafinrichtingen.
Art. 30.Dit besluit treedt in werking op dezelfde datum als het koninklijk besluit tot vaststelling van de personeelsformatie van de buitendiensten van het Bestuur Strafinrichtingen.
Art. 31.Onze Minister van Justitie is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 28 november 1997.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Justitie, S. DE CLERCK