Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 28 mei 2019
gepubliceerd op 20 juni 2019

Koninklijk besluit nr. 58 met betrekking tot de mededeling van de inlichtingen inzake de pas opgerichte gebouwen voor de toepassing van de belasting over de toegevoegde waarde

bron
federale overheidsdienst financien
numac
2019013290
pub.
20/06/2019
prom.
28/05/2019
ELI
eli/besluit/2019/05/28/2019013290/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

28 MEI 2019. - Koninklijk besluit nr. 58 met betrekking tot de mededeling van de inlichtingen inzake de pas opgerichte gebouwen voor de toepassing van de belasting over de toegevoegde waarde


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het onderhavig ontwerp van koninklijk besluit nr. 58, nieuw, inzake belasting over de toegevoegde waarde (hierna "btw"), heeft betrekking op de mededeling van de inlichtingen inzake de pas opgerichte gebouwen voor de toepassing van de btw. Dit koninklijk besluit is genomen in uitvoering van artikel 64, § 4, derde en vierde lid, van het Btw-Wetboek (hierna "Wetboek"). Het voormelde derde lid voorziet in de verplichting voor de eigenaar van een pas opgericht gebouw om uiterlijk binnen drie maanden vanaf de datum van de betekening van het kadastrale inkomen specifieke inlichtingen met betrekking tot dit gebouw mee te delen om een correcte heffing van de belasting te verzekeren op de handelingen die hebben bijgedragen tot de oprichting ervan. Krachtens artikel 64, § 4, eerste lid, van het Wetboek, wordt elk pas opgericht gebouw immers geacht tot bewijs van het tegendeel te zijn geleverd door een belastingplichtige ter uitvoering van één of meer dienstverrichtingen met betrekking tot werk in onroerende staat.

Artikel 64, § 4, vierde lid, van het Wetboek draagt de Koning op de toepassingsmodaliteiten van die mededeling te bepalen.

De tekst van dit ontwerp van koninklijk besluit nr. 58 (hierna: "ontwerp") houdt rekening met alle punten van het advies nr. 65.795/3 van de Raad van State van 13 mei 2019. Op grond van punt 5 van dit advies werd in de aanhef van het koninklijk besluit formeel verwezen naar het advies van de Dienst Administratieve Vereenvoudiging dat reeds op vrijwillige basis werd aangevraagd en verkregen vooraleer het formulier werd vastgelegd waarnaar wordt verwezen in artikel 2, vierde lid van dit ontwerp.

Artikel 1.Artikel 1 van dit ontwerp brengt de verplichting in herinnering die is opgenomen in artikel 64, § 4, van het Wetboek voor de eigenaar van een pas opgericht gebouw om specifieke inlichtingen met betrekking tot dat gebouw mee te delen.

Overeenkomstig artikel 64, § 4, derde lid, van het Wetboek, preciseert artikel 1 van het ontwerp ten eerste dat die mededeling plaatsheeft binnen drie maanden na de betekening aan de eigenaar van het kadastraal inkomen van het gebouw. In casu wordt die betekening gedaan door de Administratie Opmetingen en Waarderingen. In concreto zal de administratie belast met de belasting over de toegevoegde waarde, op grond van de gegevens waarover zij beschikt, in het bijzonder ingevolge de aflevering van een stedenbouwkundige vergunning bij de gemeentelijke overheid, aan de eigenaar van een pas opgericht gebouw een schrijven richten waarin ze hem uitnodigt om die inlichtingen mee te delen. Die verplichting die potentieel van toepassing is op elke eigenaar van een nieuw opgericht gebouw zal zich maar concretiseren in hoofde van diegenen die effectief door de administratie aan de hand van het voormelde schrijven worden verzocht om die gegevens te verstrekken. Dat word gepreciseerd in artikel 1 van het ontwerp overeenkomstig punt 7 van het voormelde advies nr. 65.795/3 van de Raad van State.

Daarnaast geeft artikel 1 van het ontwerp precies aan welke inlichtingen de eigenaar moet meedelen. Naast de administratieve gegevens met betrekking tot het gebouw, met name het adres van het goed, het type gebouw (half open woning, open woning of rijwoning) en de referenties van de stedenbouwkundige vergunning toegekend door de bevoegde overheid, bevatten de inlichtingen een aantal gegevens die rechtstreeks in verband staan met de oprichtingswerken van het gebouw.

De inlichtingen inzake de bouwwerken hebben betrekking op: - de aard van de met betrekking tot het gebouw uitgevoerde werken (nieuwbouw of heropbouw na afbraak) en het op die handelingen door de aannemer(s) toegepaste btw-tarief; - de relevante architectonische kenmerken van het gebouw (zoals bijvoorbeeld de grondoppervlakte van de verschillende verdiepingen van het gebouw, het aantal verdiepingen, de vorm van het gebouw, het type dak of de aanwezigheid van kelders of bijgebouwen); - de relevante bouwtechnieken die werden toegepast (zoals bijvoorbeeld de installatie van zonnepanelen, warmtepompen, airco, vloerverwarming, domotica, enz.); - de kostprijs exclusief btw van de bouwwerken; - een overzicht van de door eigenaar van het gebouw zelf uitgevoerde werken; - de informatie betreffende de mogelijke bestemming van het gebouw (bv. verhuur of onmiddellijke doorverkoop); - de ontbrekende contactgegevens van de contactpersoon en de handtekening van de eigenaar (voor zover die nog niet voorkomen in het document dat naar de eigenaar werd verzonden).

Art. 2.Artikel 2, eerste lid, van het ontwerp bepaalt dat de mededeling van die inlichtingen in principe moet gebeuren langs elektronische weg. De administratie zal daartoe aan de eigenaars een specifieke toepassing ter beschikking stellen die toegankelijk is op de internetsite van de FOD Financiën.

Een eerste uitzondering op dit principe is voorzien in artikel 2, tweede lid, a), van het ontwerp voor de personen die kunnen aantonen dat zij zelf of de persoon die gemachtigd is de bedoelde inlichtingen namens hen in te dienen, niet over de nodige geïnformatiseerde middelen beschikt om aan deze verplichting te voldoen. Het betreft dezelfde uitzondering als degene voorzien voor andere btw-documenten (periodieke aangifte, opgave van de intracommunautaire handelingen, aangiften van aanvang, van wijziging en van stopzetting van werkzaamheid) die door belastingplichtigen moeten worden ingediend.

Artikel 2, tweede lid, b), van het ontwerp voorziet een tweede uitzondering op dit principe in de vorm van een overgangsregeling. In afwachting van de ingebruikname van die webtoepassing, zullen de inlichtingen kunnen meegedeeld worden aan de hand van een papieren formulier, krachtens artikel 2, derde lid, van het ontwerp. Deze uitzondering vloeit voort uit het feit dat de webtoepassing die is voorzien om de inlichtingen bedoeld in artikel 1 van het ontwerp mee te delen, nog niet materieel ter beschikking zal kunnen worden gesteld van de eigenaars van pas opgerichte gebouwen op de datum van inwerkingtreding van dit koninklijk besluit. De opname van deze precisering in de tekst van het koninklijk besluit zelf komt tegemoet aan de vraag van de Raad van State in punt 9 van zijn voormeld advies nr. 65.795/3 om een toepassingsmodaliteit in de tijd te voorzien om de inlichtingen verplicht langs elektronische weg te verstrekken. Wanneer de webtoepassing beschikbaar is, zal de bevoegde dienst van de administratie belast met de belasting op de toegevoegde waarde in haar schrijven waarin de mededeling van de inlichtingen worden opgevraagd aangeven dat die mededeling door middelen van die webtoepassing moet gebeuren.

In de gevallen bedoeld in artikel 2, tweede lid, van het ontwerp, zal de eigenaar dat ingevulde en ondertekende formulier kunnen verzenden via de post of via een email met het voorafgaandelijk ingevuld, ondertekend en vervolgens ingescand of gedigitaliseerde document (pdf, jpeg of andere) in bijlage. In dat geval wordt het document verzonden aan het adres (of het emailadres) van het Centrum KMO of het Polyvalente centrum van het ambtsgebied waarin het gebouw gelegen is.

Artikel 2, vierde lid, van het ontwerp preciseert dat de minister van Financiën of zijn gemachtigde wordt opgedragen de toepassingsmodaliteiten te bepalen van de mededeling van de inlichtingen bedoeld in het eerste lid. Hij legt inzonderheid het modelformulier vast aan de hand waarvan de bedoelde inlichtingen moeten worden meegedeeld evenals de exacte gegevens die de inlichtingen omvatten (zie commentaar met betrekking tot artikel 1 hiervoor), zoals de architectonische kenmerken van het gebouw en de specifieke bouwtechnieken die bij de oprichting van het gebouw werden aangewend. Aangezien het daarbij om bijzonder technische gegevens gaat, is de subdelegatie voorzien in artikel 2, vierde lid, van het ontwerp aan de gemachtigde van de minister van Financiën verantwoord in het licht van de criteria die werden vastgelegd door de Raad van State en die worden in herinnering gebracht in punt 8 van zijn voormeld advies nr. 65.795/3.

Ik heb de eer te zijn, Sire, Van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar, De Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën, A. DE CROO

ADVIES 65.795/3 VAN 13 MEI 2019 OVER EEN ONTWERP VAN KONINKLIJK BESLUIT "NR. 58 MET BETREKKING TOT DE MEDEDELING VAN DE INLICHTINGEN INZAKE DE PAS OPGERICHTE GEBOUWEN VOOR DE TOEPASSING VAN DE BELASTING OVER DE TOEGEVOEGDE WAARDE" Op 28 maart 2019 is de Raad van State, afdeling Wetgeving, door de Minister van Financiën verzocht binnen een termijn van dertig dagen, verlengd tot 13 mei 2019, een advies te verstrekken over een ontwerp van koninklijk besluit "nr. 58 met betrekking tot de mededeling van de inlichtingen inzake de pas opgerichte gebouwen voor de toepassing van de belasting over de toegevoegde waarde".

Het ontwerp is door de derde kamer onderzocht op 7 mei 2019. De kamer was samengesteld uit Jo BAERT, kamervoorzitter, Jeroen Van Nieuwenhove en Koen Muylle, staatsraden, Jan Velaers en Bruno Peeters, assessoren, en Annemie Goossens, griffier.

Het verslag is uitgebracht door Dries Van Eeckhoutte, eerste auditeur.

De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst van het advies is nagezien onder toezicht van Jo Baert, kamervoorzitter.

Het advies, waarvan de tekst hierna volgt, is gegeven op 13 mei 2019. 1. Met toepassing van artikel 84, § 3, eerste lid, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, heeft de afdeling Wetgeving zich toegespitst op het onderzoek van de bevoegdheid van de steller van de handeling, van de rechtsgrond, alsmede van de vraag of aan de te vervullen vormvereisten is voldaan. Voorafgaande opmerking 2. Rekening houdend met het tijdstip waarop dit advies gegeven wordt, vestigt de Raad van State de aandacht op het feit dat, wegens het ontslag van de regering, de bevoegdheid van deze laatste beperkt is tot het afhandelen van de lopende zaken.Dit advies wordt evenwel gegeven zonder dat wordt nagegaan of dit ontwerp in die beperkte bevoegdheid kan worden ingepast, aangezien de afdeling Wetgeving geen kennis heeft van het geheel van de feitelijke gegevens welke de regering in aanmerking kan nemen als ze te oordelen heeft of het vaststellen of het wijzigen van een verordening noodzakelijk is.

Strekking van het ontwerp 3. Het om advies voorgelegde ontwerp van koninklijk besluit strekt ertoe te voorzien in een regeling met betrekking tot de mededeling aan de btw-belastingdienst van inlichtingen inzake pas opgerichte gebouwen. Rechtsgrond 4. Voor het ontworpen besluit kan rechtsgrond worden gevonden in artikel 64, § 4, derde en vierde lid, van het Wetboek van de Belasting over de Toegevoegde Waarde (hierna: Btw-wetboek), ter uitvoering waarvan de nieuwe regels worden uitgevaardigd.Artikel 64, § 4, van dat wetboek luidt: "Behoudens tegenbewijs wordt ieder pas opgericht gebouw geacht door een belastingplichtige geleverd te zijn ter uitvoering van één of meer dienstverrichtingen met betrekking tot een werk in onroerende staat.

De eigenaar van een gebouw waarvoor deze bepaling geldt, is verplicht de plans en bestekken van dat gebouw, en de facturen betreffende de bouw ervan, te bewaren gedurende vijf jaar vanaf de datum van de betekening van het kadastrale inkomen. Hij moet ze voorleggen op ieder verzoek van de ambtenaren die belast zijn met de controle op de heffing van de belasting over de toegevoegde waarde. Wanneer die voorlegging niet plaatsvindt, wordt de belasting, behoudens tegenbewijs, geacht niet te zijn voldaan voor de dienstverrichtingen waarvoor geen facturen worden voorgelegd.

Uiterlijk binnen drie maanden vanaf de datum van de betekening van het kadastrale inkomen verstrekt de eigenaar specifieke inlichtingen met betrekking tot het pas opgericht gebouw zoals vastgesteld door de Koning.

De inlichtingen bedoeld in het derde lid worden meegedeeld door middel van een formulier waarvan het model en de indieningsmodaliteiten worden bepaald door de Koning." Algemene opmerking 5. De Inspectie van Financiën merkte in haar advies op dat uit het ontwerp volgt dat aan particulieren informatie zal worden gevraagd voor de controle van de btw, terwijl diezelfde gegevens al in grote mate in het bezit zijn van de belastingadministratie omdat ze nodig zijn voor het bepalen van het kadastraal inkomen.De inspecteur van Financiën wijst erop dat deze werkwijze op gespannen voet staat met de wet 5 mei 2014 `houdende verankering van het principe van de unieke gegevensinzameling in de werking van de diensten en instanties die behoren tot of taken uitvoeren voor de overheid en tot vereenvoudiging en gelijkschakeling van elektronische en papieren formulieren', die tot doel heeft "de administratieve verplichtingen van burgers en rechtspersonen te vereenvoudigen door te waarborgen dat gegevens die reeds beschikbaar zijn in een authentieke bron niet opnieuw moeten worden meegedeeld aan een federale overheidsdienst en te komen tot een volledige gelijkschakeling tussen elektronische en papieren formulieren" (artikel 2 van de wet).

Op deze bedenking van de inspecteur van Financiën, reageerde de gemachtigde als volgt: "Vooreerst dient te worden opgemerkt dat de opzet van de vooropgestelde wijzigingen zoals die thans voorliggen ertoe strekken om de controle op de bouwwaarde inzake btw zowel voor de burger als voor de administratie te vereenvoudigen en te rationaliseren. Daar waar voorheen aan alle burgers waaraan een bouwvergunning werd toegekend, door de administratie werd gevraagd om alle facturen en bouwplannen alsmede een omvangrijke aangifte in te dienen, wordt nu aan de burger in eerste instantie alleen een vereenvoudigde vragenlijst verzonden die moet worden beantwoord binnen de 3 maand na de betekening van het kadastraal inkomen.

De vereenvoudiging bestaat er voornamelijk in dat door een doorgedreven selectie van de ongeveer 40.000 bouwvergunningen die jaarlijks op een nieuwbouw betrekking hebben op basis van de verstrekte inlichtingen via het modelformulier een maximaal 5.000-tal bouwwerven zullen worden geselecteerd en verder onderzocht. Alleen aan deze laatste personen zal in het kader van dit verdere onderzoek nog gevraagd worden de facturen met betrekking tot de bouwwerken voor te leggen. In geval een tekort wordt vastgesteld, zal overgegaan worden tot een naheffing van de btw op het verschil tussen normale waarde en totaal van de factuurbedragen, verhoogd met de waarde van het eigen werk.

Bijgevolg betekent de nieuwe procedure een aanzienlijke verlichting van de administratieve last voor ongeveer 35.000 bouwheren die enkel het eenvoudige antwoordformulier moeten toezenden aan de administratie, waarna zij van elke verdere verplichting zijn bevrijd.

De Inspecteur van financiën gaat er in zijn analyse van uit dat de administratie reeds beschikt over een bepaald aantal gegevens, zodat deze niet opnieuw mogen worden opgevraagd in overeenstemming met de Only Once-wetgeving.

Hoewel een aantal opgevraagde gegevens inderdaad ergens zullen beschikbaar zijn bij de Administratie van de Patrimoniumdocumentatie, moet erop gewezen worden dat deze gegevens meestal moeten worden afgeleid uit een plan dat meestal nog enkel op papier beschikbaar is bij die administratie. De betrokken gegevens zijn niet gestructureerd, noch systematisch op een dergelijke wijze gedigitaliseerd dat ze bruikbaar zouden zijn voor het uitvoeren van een risicoanalyse waaruit een doordachte en verantwoordbare selectie kan gebeuren. Ook de gegevens met betrekking tot de huurcontracten zijn niet gestructureerd zodat er niet rechtstreeks gebruik van kan worden gemaakt.

Daar waar bepaalde gegevens al wel digitaal ter beschikking staan (wat niet op algemene wijze het geval is), doet zich het probleem voor dat de meest essentiële data vanuit een plan moeten worden afgelezen. Een geautomatiseerde risicoanalyse zou in die omstandigheden aldus vergen dat een scanning, lees- en interpretatietool wordt ingeschakeld die toelaat de antwoorden op de eenvoudige vragen vanop het plan automatisch af te lezen. Dergelijke applicatie is niet in het bezit van de administratie.

Verder zou het onredelijk zijn om de risicoanalyse op gedigitaliseerde gegevens te baseren aangezien niet elk gewest even ver is gevorderd in het digitaliseren van bouwplannen en bouwvergunningen. Het zou niet aanvaardbaar zijn mochten de burgers uit diverse gewesten op een verschillende manier geselecteerd en behandeld worden voor de fiscale controle.

Meer in het algemeen kan er mee worden ingestemd dat er moet worden naar gestreefd om de noodzakelijke risicoanalyse en selectie geautomatiseerd te laten verlopen waarbij maximaal gebruik wordt gemaakt van de gedigitaliseerde gegevens die de binnen de onderscheiden administraties van de FOD Financiën ter beschikking zijn. In die zin is er ook een verderzetting van het ontwikkelingsproject van de werkprocedures en ICT-middelen door de administratie voorzien. Op dit moment kan echter de administratieve vereenvoudiging die de nieuwe wetgeving en werkprocedure in het vooruitzicht stelt alleen door de handhaving van de vragenlijst gerealiseerd worden." Deze uiteenzetting overtuigt op het eerste gezicht, maar de Raad van State, afdeling Wetgeving, beschikt niet over alle relevante gegevens om dit ten volle te kunnen beoordelen. Overeenkomstig artikel 8, § 1, van de wet van 5 mei 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/05/2014 pub. 04/06/2014 numac 2014203384 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende verankering van het principe van de unieke gegevensinzameling in de werking van de diensten en instanties die behoren tot of taken uitvoeren voor de overheid en tot vereenvoudiging en gelijkschakeling van elektronische en papieren formulieren type wet prom. 05/05/2014 pub. 02/06/2014 numac 2014022247 bron federale overheidsdienst sociale zekerheid Wet betreffende diverse aangelegenheden inzake de pensioenen van de overheidssector type wet prom. 05/05/2014 pub. 09/07/2014 numac 2014009316 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende de internering van personen sluiten zal het formulier dat op grond van artikel 2, derde lid, van het te nemen besluit door de minister bevoegd voor financiën of zijn gemachtigde zal worden vastgesteld, moeten worden voorgelegd aan de Dienst voor administratieve vereenvoudiging van de FOD Kanselarij van de Eerste Minister. Krachtens artikel 8, § 2, eerste lid, van dezelfde wet zal die dienst moeten nagaan of bij het ontwerpen van het formulier het beginsel van de unieke gegevensinzameling werd nageleefd. Artikel 8, § 2, tweede lid, van de wet biedt de federale instanties overigens ook de mogelijkheid om die verificatie te doen vooraleer het formulier in gebruik wordt genomen.

Onderzoek van de tekst Artikel 1 6. In artikel 64, § 4, derde lid, van het Btw-wetboek wordt bepaald dat de eigenaar de specifieke inlichtingen aan de btw-belastingdienst moet bezorgen "[u]iterlijk binnen drie maanden vanaf de datum van de betekening van het kadastrale inkomen".Dat wordt herhaald in artikel 1, eerste lid, van het ontwerp.

Het in herinnering brengen van bepalingen van een hogere rechtsnorm door die over te nemen of te parafraseren, hoort in beginsel niet in een uitvoeringsregeling, onder meer omdat daardoor onduidelijkheid dreigt te ontstaan omtrent de juridische aard van de overgenomen bepalingen en erdoor verkeerdelijk de indruk kan worden gewekt dat de overgenomen regels kunnen worden gewijzigd door de overheid die de regels overneemt. Enkel wanneer het voor een goed begrip van de ontworpen regeling onontbeerlijk is dat bepalingen uit een hogere rechtsnorm worden overgenomen, kan dergelijke werkwijze worden gebillijkt, en dan enkel op voorwaarde dat de oorsprong van de betrokken regels wordt vermeld (door het aanbrengen van de vermelding "overeenkomstig artikel ... van ...") en dat de overname correct en letterlijk gebeurt om geen onduidelijkheid te doen ontstaan omtrent de juiste draagwijdte ervan.

Er wordt daarom ter overweging gegeven om artikel 1 van het ontwerp te stellen als volgt: "Overeenkomstig artikel 64, § 4, van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde deelt de eigenaar van een pas opgericht gebouw binnen drie maanden vanaf de datum van de betekening van het kadastraal inkomen de volgende specifieke inlichtingen mee met betrekking tot dat gebouw: ..." 7. Aan de gemachtigde werd nadere toelichting gevraagd over de beoogde praktische werkwijze voor het bekomen van de inlichtingen.Daaruit bleek dat niet van alle eigenaars wordt verwacht dat ze inlichtingen zouden bezorgen. "[E]r wordt niet voor alle nieuwbouwvergunningen een standaardformulier en begeleidend schrijven (waarin de verplichtingen van de bouwheer staan) verstuurd. Op voorhand wordt er een deselectie uitgevoerd op alle nieuwbouwvergunningen, bijvoorbeeld: - enkel de nieuw opgerichte woningen (met inbegrip van afbraak en heropbouw van een woning, handelsruimte met woning) opgericht door een niet-beroepsoprichter dienen opgevraagd te worden om de normale waarde van het gebouw te berekenen. De normale waarde van de woningen opgericht door beroepsoprichters zullen gecontroleerd worden naar aanleiding van een grondige boekhoudkundige controle bij de beroepsoprichters in het kader van de gewone controleprogramma's. - de nieuwe gebouwen die geen woning zijn/bevatten (bv. bedrijfsgebouw waarvan de btw 100% aftrekbaar is) worden niet opgevraagd." Dit stemt niet overeen met de tekst van artikel 1, eerste lid, van het ontwerp, waaruit immers voortvloeit dat alle eigenaars van een pas opgericht gebouw bedoeld in artikel 64, § 4, van het Btw-wetboek de beoogde inlichtingen op eigen initiatief moeten meedelen. Om de tekst in overeenstemming te brengen met de bedoeling van de steller van het ontwerp, zal moeten worden gepreciseerd dat de verplichting enkel slaat op de eigenaars die een verzoek om inlichtingen ontvangen.

Artikel 2 Wat de delegatie aan de minister bevoegd voor financiën betreft, moet worden herhaald dat een delegatie aan een minister enkel betrekking kan hebben op bijkomstige of detailmatige aangelegenheden, wat ook meebrengt dat die aangelegenheden exhaustief moeten worden vermeld. De gehanteerde formulering (in de Nederlandse tekst: "inzonderheid"; in de Franse tekst: "notamment") geeft aan dat de vermelde gevallen voorbeelden ter verklaring zijn, zonder andere gevallen uit te sluiten. De enuntiatieve opsomming moet derhalve worden omgevormd in een limitatieve opsomming.

De woorden "of zijn gemachtigde" geven aan dat de minister die bevoegdheid op zijn beurt kan delegeren aan een door hem gemachtigde ambtenaar. Het toekennen van regelgevende bevoegdheid aan een ambtenaar die geen politieke verantwoordelijkheid draagt ten opzichte van een democratisch verkozen vergadering, is dan weer in principe ontoelaatbaar, omdat afbreuk wordt gedaan aan het beginsel van de eenheid van verordenende macht en aan het beginsel van de politieke verantwoordelijkheid van de ministers. Enkel wanneer het gaat om maatregelen die een beperkte en technische draagwijdte hebben, zou een dergelijke delegatie kunnen worden aanvaard. 9. In het verslag aan de Koning bij het ontwerp wordt uiteengezet dat de elektronische toepassing door middel waarvan de inlichtingen zullen moeten worden meegedeeld overeenkomstig artikel 2, eerste lid, van het ontwerp nog niet beschikbaar is.In afwachting hiervan zouden de inlichtingen kunnen worden meegedeeld aan de hand van een papieren formulier.

Deze werkwijze staat evenwel op gespannen voet met het bepaalde in artikel 2 van het ontwerp. Het tweede lid ervan voorziet weliswaar in een afwijking van de verplichting om de inlichtingen mede te delen langs elektronische weg, maar enkel in de hypothese dat de eigenaar of zijn gemachtigde "niet over de nodige geïnformatiseerde middelen beschikt om aan deze verplichting te voldoen".

Gelet daarop dient ofwel in een overgangsregeling te worden voorzien, ofwel zal de inwerkingtreding van het besluit moeten worden uitgesteld tot op het ogenblik dat de elektronische toepassing beschikbaar is.

De griffier, De voorzitter, A. GOOSSENS J. BAERT

28 MEI 2019. - Koninklijk besluit nr. 58 met betrekking tot de mededeling van de inlichtingen inzake de pas opgerichte gebouwen voor de toepassing van de belasting over de toegevoegde waarde (1) FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde, artikel 64, § 4, derde lid, vervangen bij de wet van 30 juli 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 30/07/2018 pub. 05/09/2018 numac 2018040581 bron federale overheidsdienst justitie, federale overheidsdienst binnenlandse zaken en ministerie van landsverdediging 30 JULI 2018 - Wet betreffende de bescherming van natuurlijke personen met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens sluiten en artikel 64, § 4, vierde lid, ingevoegd bij de wet van 30 juli 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 30/07/2018 pub. 05/09/2018 numac 2018040581 bron federale overheidsdienst justitie, federale overheidsdienst binnenlandse zaken en ministerie van landsverdediging 30 JULI 2018 - Wet betreffende de bescherming van natuurlijke personen met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens sluiten;

Gelet op het advies van de inspecteur van Financiën, gegeven op 11 januari 2019;

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting, d.d. 22 februari 2019;

Gelet op het advies nr. 66/2019 van de Gegevensbeschermingsautoriteit, gegeven op 27 februari 2019;

Gelet op advies nr. 65.795/3. van de Raad van State, gegeven op 13 mei 2019, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Overwegende het advies van de Dienst Administratieve Vereenvoudiging, gegeven op 15 oktober 2018;

Op de voordracht van de Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Overeenkomstig artikel 64, § 4, van het Wetboek deelt de eigenaar van een pas opgericht gebouw die een verzoek om inlichtingen heeft ontvangen, binnen drie maanden vanaf de datum van de betekening van het kadastraal inkomen de volgende specifieke inlichtingen mee met betrekking tot dat gebouw: 1° het adres en het type gebouw evenals de referentie en de datum van de stedenbouwkundige vergunning afgeleverd door de bevoegde overheid;2° de aard van de met betrekking tot het gebouw uitgevoerde werken en het op die handelingen toegepast btw-tarief;3° de relevante architectonische kenmerken van het gebouw;4° de relevante bouwtechnieken die werden toegepast;5° de kostprijs exclusief btw van de bouwwerken;6° de door de eigenaar van het gebouw zelf uitgevoerde werken;7° de informatie betreffende de mogelijke bestemming van het gebouw;8° de ontbrekende contactgegevens van de contactpersoon en de handtekening van de eigenaar.

Art. 2.De inlichtingen bedoeld in artikel 1 worden meegedeeld langs elektronische weg.

De eigenaar is vrijgesteld van de verplichting om die inlichtingen mee te delen langs elektronische weg: a) zolang hij en, in voorkomend geval, de persoon die gemachtigd is de bedoelde inlichtingen namens hem in te dienen niet over de nodige geïnformatiseerde middelen beschikt om aan deze verplichting te voldoen;b) zolang de specifieke webtoepassing voor de mededeling van de inlichtingen nog niet ter beschikking is gesteld door de administratie belast met de belasting over de toegevoegde waarde. In de gevallen bedoeld in het tweede lid, deelt de eigenaar de in het eerste lid bedoelde inlichtingen mee aan de dienst van de administratie belast met de belasting over de toegevoegde waarde bevoegd voor de gemeente waarin het gebouw is gelegen, aan de hand van een formulier dat door de administratie ter beschikking wordt gesteld.

De minister van Financiën of zijn gemachtigde bepaalt de toepassingsmodaliteiten van het eerste tot het derde lid, wat de mededeling betreft van de relevante architectonische kenmerken van het gebouw en de relevante bouwtechnieken gehanteerd in het gebouw evenals het formulier waarin de specifieke inlichtingen moeten worden meegedeeld.

Art. 3.De minister bevoegd voor Financiën is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 28 mei 2019.

FILIP Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën, A. DE CROO _______ Nota (1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad: Wet van 3 juli 1969Relevante gevonden documenten type wet prom. 03/07/1969 pub. 02/05/2013 numac 2013000278 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde sluiten, Belgisch Staatsblad van 17 juli 1969. Wet van 30 juli 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 30/07/2018 pub. 05/09/2018 numac 2018040581 bron federale overheidsdienst justitie, federale overheidsdienst binnenlandse zaken en ministerie van landsverdediging 30 JULI 2018 - Wet betreffende de bescherming van natuurlijke personen met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens sluiten, Belgisch Staatsblad van 10 augustus 2018.

Gecoördineerde wetten op de Raad van State, koninklijk besluit van 12 januari 1973, Belgisch Staatsblad van 21 maart 1973.

^