gepubliceerd op 21 oktober 1997
Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 27 juni 1995, gesloten in het Paritair Subcomité voor de terugwinning van metalen, betreffende het protocol nationaal akkoord 1995-1996
28 MEI 1997. Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 27 juni 1995, gesloten in het Paritair Subcomité voor de terugwinning van metalen, betreffende het protocol nationaal akkoord 1995-1996 (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;
Gelet op het verzoek van het Paritair Subcomité voor de terugwinning van metalen;
Op de voordracht van Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 27 juni 1995, gesloten in het Paritair Subcomité voor de terugwinning van metalen, betreffende het protocol nationaal akkoord 1995-1996.
Art. 2.Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 28 mei 1997.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Mevr. M. SMET Bijlage Paritair Subcomité voor de terugwinning van metalen Collectieve arbeidsovereenkomst van 27 juni 1995 Protocol nationaal akkoord 1995-1996 (Overeenkomst geregistreerd op 31 oktober 1995 onder het nummer 39514/CO/142.01) Toepassingsgebied
Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers, werklieden en werksters van de ondernemingen die ressorteren onder de bevoegdheid van het Paritair Subcomité voor de terugwinning van metalen.
Voor de toepassing van dit protocol wordt onder "werklieden" verstaan : de werklieden en werksters.
Voorwerp
Art. 2.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is gesloten met het oog op het behoud en de bevordering van de tewerkstelling in de sector, in uitvoering van titel IV - bedrijfsplannen tot herverdeling van de arbeid - van het koninklijk besluit van 24 december 1993 tot uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van 's lands concurrentievermogen en in uitvoering van het interprofessioneel akkoord van 7 december 1994 en in overeenstemming met de collectieve arbeidsovereenkomst nr 60 van de Nationale Arbeidsraad van 20 december 1994.
Tewerkstelling
Art. 3.1. Werkzekerheid, uitzendarbeid, onderaanneming. § 1. Voor de duur van dit akkoord zal in geen enkele onderneming overgegaan worden tot afdankingen om economische redenen vooraleer alle andere tewerkstellingsbehoudende maatregelen - met inbegrip van tijdelijke werkloosheid - uitgeput zijn.
Wanneer zich echter onvoorzienbare en onvoorziene economische en/of financiële omstandigheden zouden voordoen, waardoor bijvoorbeeld tijdelijke werkloosheid of andere equivalente maatregelen sociaal-economisch onhoudbaar worden, zal de toestand paritair onderzocht worden op het gepaste niveau en besproken om een oplossing na te streven. § 2. Het beroep op de contracten voor uitzendarbeid zal beperkt worden tot de in de wet van 24 juli 1987 voorziene gevallen, met inachtname van het uitzonderingskarakter van dit regime.
De raadplegingsprocedure, zoals voorzien in de collectieve arbeidsovereenkomsten nrs 36, 47 en 47bis van de Nationale Arbeidsraad en waarbij de vakbondsafvaardiging, en bij ontstentenis de werknemersorganisaties, voorafgaand haar/hun toestemming moeten verlenen inzake het gebruik van uitzendkrachten in de onderneming, zal strikt worden toegepast. § 3. Partijen bevelen aan het beroep op contracten van onderaanneming te beperken en engageren zich om alle maatregelen te nemen om praktijken inzake schijnzelfstandigheid uit te roeien. 2. Vorming en opleiding. § 1. Gezien het belang van de vorming en opleiding in de sector zal, in uitvoering van het centraal akkoord 1995-1996, voor de duur van dit akkoord 0,15 pct. van de loonmassa door het sociaal fonds worden geïnd.
Vanaf 1 januari 1996 zal, in uitvoering van het centraal akkoord 1995-1996, deze inning opgetrokken worden tot 0,20 pct. § 2. Rekening houdende met de bepalingen van het interprofessioneel akkoord 1993-1994, verlengd door het centraal akkoord 1995-1996, wordt deze inning aangewend tot ondersteuning van vormings- en opleidingsinitiatieven van personen uit risicogroepen, werkzoekenden die het begeleidingsplan voor werkzoekenden hebben gevolgd, laag geschoolde werklieden en oudere werklieden van meer dan 45 jaar.
Voor deze laatste categorie wordt daarenboven aanbevolen om vooraleer over te gaan tot de afdanking van een werkman van 45 jaar of meer, contact op te nemen met de vakbondsafvaardiging, of bij ontstentenis hiervan, met één van de werknemersorganisaties vertegenwoordigd in het paritair subcomité, teneinde alternatieve mogelijkheden (zoals bijvoorbeeld : beroepsopleiding of herscholing, half- of voltijdse loopbaanonderbreking,...) te onderzoeken.
Individuele gevallen kunnen overgemaakt worden aan het sociaal fonds teneinde begeleidingsmaatregelen te onderzoeken. § 3. Gezien deze inspanning, vragen partijen dat de Minister van Tewerkstelling en Arbeid de sector zou vrijstellen van de storting van 0,15 pct. in 1995 en 0,20 pct. in 1996 aan de Rijksdienst voor sociale zekerheid die deze sommen overmaakt aan het Tewerkstellingsfonds. § 4. Voor de aanwending van de sommen bepaald in § 1 zal het sociaal fonds de verdere uitvoeringsmodaliteiten bepalen, rekening houdende met volgende modaliteiten : initiatieven zullen worden ontplooid ter bevordering van de werkzekerheid van werklieden, meer specifiek zoals voorzien in artikel 3, 1 en 2, § 2, en artikel 4, 3 van onderhavig protocol; concrete normen zullen vastgesteld worden op basis waarvan opleidingsdossiers in aanmerking kunnen komen voor ondersteuning. 3. Bijkomende tewerkstellingsmaatregelen op ondernemingsvlak. Teneinde op ondernemingsvlak de werkgelegenheid te bevorderen bevelen partijen aan om collectieve arbeidsovereenkomsten af te sluiten en ter griffie neer te leggen ondermeer over de invoering van halftijds brugpensioen, beroepsloopbaanonderbreking, beroepsloopbaanhalvering vanaf 50 jaar, deeltijdse arbeid. Ook kunnen op ondernemingsvlak andere collectieve arbeidsovereenkomsten worden afgesloten ter bevordering van de werkgelegenheid.
Teneinde een evaluatie van deze op ondernemingsvlak afgesloten akkoorden mogelijk te maken dienen dergelijke collectieve arbeidsovereenkomsten te worden voorgelegd aan het paritair subcomité.
Brugpensioen
Art. 4.1. Verlenging van het bestaande brugpensioenakkoord.
Het brugpensioen in de sector wordt onder dezelfde voorwaarden en binnen de wettelijke mogelijkheden verlengd tot 31 december 1997.
In die zin zal een collectieve arbeidsovereenkomst betreffende het brugpensioen worden afgesloten in het paritair subcomité. 2. Brugpensioen in uitvoering van het centraal akkoord 1995-1996. § 1. Daarenboven wordt in uitvoering van het centraal akkoord van 7 december 1994 voor de werklieden, die tijdens de periode van deze overeenkomst niet in aanmerking komen van de in artikel 4, 1 verlengde regelingen : vanaf 1 oktober 1995 de brugpensioenleeftijd verlaagd tot 56 jaar voor de arbeiders met een beroepsloopbaan van minstens 33 jaar (algemene regeling); bovendien wordt aan de ondernemingen de mogelijkheid geboden een collectieve arbeidsovereenkomst te sluiten die vanaf 1 oktober 1995 de brugpensioenleeftijd verlaagd tot 55 jaar voor de arbeiders met een beroepsloopbaan van minstens 33 jaar; een dergelijke collectieve arbeidsovereenkomst op ondernemingsvlak dient ter informatie aan het paritair subcomité te worden voorgelegd (optionele regeling).
Voor de bepaling van deze loopbaan wordt de gelijkstelling van de periodes van volledige werkloosheid beperkt tot maximum vijf jaar. § 2. Deze bijkomende brugpensioenregeling wordt gesloten in overeenstemming met collectieve arbeidsovereenkomst nr 17 van de Nationale Arbeidsraad. Ze geldt voor arbeiders die aan de § 1 gestelde leeftijdsvereisten voldoen en door de werkgever worden ontslagen, behalve wegens dringende reden, in de zin van de wet van de arbeidsovereenkomsten. § 3. Deze bijkomende regeling geldt van 1 oktober 1995 tot en met 31 december 1996. § 4. De ondertekenende partijen engageren zich om uiterlijk tegen 30 september 1995 te onderzoeken in welke mate de bijkomende kost, verbonden aan deze nieuwe brugpensioenregeling, kan worden ten laste genomen door het sociaal fonds. 3. Brugpensioen - procedure. Op vlak van brugpensioen bevelen de partijen in het kader van de arbeidsherverdelende maatregelen op ondernemingsvlak volgende procedure aan : minstens 1 maand voor het bereiken van de brugpensioenleeftijd nodigt de werkgever de betrokken werknemer (bij aangetekende brief) uit tot een onderhoud tijdens de werkuren op de zetel van de onderneming. Bij dit onderhoud kan de werknemer zich laten bijstaan door zijn syndicaal afgevaardigde. Zowel naar timing van het brugpensioen als naar opleiding van de vervanger van de bruggepensioneerde zullen alsdan sluitende afspraken worden gemaakt.
Sociale vrede
Art. 5.Onderhavig akkoord verzekert de sociale vrede in de sector tijdens heel de duur van het akkoord. Bijgevolg zal geen enkele eis van algemene of collectieve aard voorgelegd worden, noch op nationaal, noch op regionaal, noch op het vlak van de individuele onderneming.
Duur
Art. 6.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is geldig van 1 juli 1995 tot 31 december 1996, met uitzondering van : artikel 3, 1 (werkzekerheid, uitzendarbeid, onderaanneming) dat geldig is tot 30 juni 1997; artikel 4, 1 (verlenging van het bestaande brugpensioenakkoord) dat geldig is tot 30 december 1997; artikel 4, 2 (brugpensioen in uitvoering van het centraal akkoord 1995-1996) dat geldig is vanaf 1 oktober 1995.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 28 mei 1997.
De Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Mevr. M. SMET Voor de raadpleging van de voetnoot, zie beeld