gepubliceerd op 17 februari 2004
Koninklijk besluit tot wijziging van de artikelen 28, 79, 80, 81, 82, 88, 94, 199 en 240 van het Algemeen Reglement op de Elektrische Installaties
28 JANUARI 2004. - Koninklijk besluit tot wijziging van de artikelen 28, 79, 80, 81, 82, 88, 94, 199 en 240 van het Algemeen Reglement op de Elektrische Installaties
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 10 maart 1925 op de elektriciteitsvoorziening, inzonderheid op artikel 21, 1°;
Gelet op de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk, inzonderheid op artikel 4, 1°;
Gelet op het koninklijk besluit van 10 maart 1981 waarbij het Algemeen Reglement op de Elektrische Installaties voor de huishoudelijke installaties en sommige lijnen van transport en verdeling van elektrische energie bindend wordt verklaard en op het koninklijk besluit van 2 september 1981 houdende wijziging van het Algemeen Reglement op de Elektrische Installaties en houdende bindendverklaring ervan op de elektrische installaties in inrichtingen gerangschikt als gevaarlijk, ongezond of hinderlijk en in inrichtingen beoogd bij artikel 28 van het Algemeen Reglement voor de Arbeidsbescherming, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 29 mei 1985, 7 april 1986 en 30 maart 1993;
Gelet op het Algemeen Reglement op de Elektrische Installaties, gevoegd bij het koninklijk besluit van 10 maart 1981, inzonderheid op de artikelen 28, 79, 80, 81, 82, 88, 94, 199 en 240, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 28 juli 1987, 8 september 1997, 25 november 1998 en 7 mei 2000;
Gelet op het advies van het Vast Elektrotechnisch Comité, gegeven op 13 februari 2003;
Gelet op het advies van de Hoge Raad voor Preventie en Bescherming op het werk, gegeven op 27 juni 2003;
Gelet op het feit dat voldaan is aan de formaliteiten voorgeschreven bij de Richtlijn 98-34-EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen bij de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat de in dit besluit opgenomen voorschriften verbeteringen uitmaken van de reglementering die, om voor de veiligheid te zorgen, zonder uitstel dienen verplichtend gemaakt te worden;
Op de voordracht van Onze Minister van Werk, van Onze Minister van Energie en van Onze Staatssecretaris voor Arbeidsorganisatie en Welzijn op het werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit moet onder « Reglement » worden verstaan het Algemeen Reglement op de Elektrische Installaties, dat het voorwerp is van het koninklijk besluit van 10 maart 1981 waarbij het Algemeen Reglement op de Elektrische Installaties voor de huishoudelijke installaties en sommige lijnen van transport en verdeling van elektrische energie bindend wordt verklaard en van het koninklijk besluit van 2 september 1981 houdende wijziging van het Algemeen Reglement op de Elektrische Installaties en houdende bindendverklaring ervan op de elektrische installaties in inrichtingen gerangschikt als gevaarlijk, ongezond of hinderlijk en in inrichtingen beoogd bij artikel 28 van het Algemeen Reglement voor de Arbeidsbescherming, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 29 mei 1985, 7 april 1986 en 30 maart 1993.
Art. 2.In artikel 28 van het Reglement wordt het punt 02, met uitzondering van het schema, vervangen door het volgend punt : « 02. - Begrippen met betrekking tot aardingen Aarde : vakterm die de aarde aanduidt niet alleen als plaats maar ook als geleidende stof, bvb. het type grond, humus, teelaarde, zand, grind of rots.
Aardelektrode : in de grond aangebracht geleidend deel, dat een elektrische verbinding verzekert met de aarde.
Nuttig deel van de aardelektrode : deel van de aardelektrode onder de vriesgrens (60 cm onder het maaiveld).
Aardverbinding : één of meerdere aardelektroden die met elkaar blijvend verbonden zijn.
Elektrisch gescheiden aardverbindingen : aardverbindingen die voldoende ver van elkaar verwijderd zijn zodat de maximale stroom, die door één ervan vloeit, de potentiaal van de andere niet gevoelig verandert.
Aarding : aansluiting van een actief deel, een massa of een vreemd geleidend deel aan één of meerdere aardverbindingen.
Aardingsinstallatie : geheel bestaande uit één of meerdere met elkaar verbonden aardverbindingen, de bijbehorende aardgeleiders en de beschermingsgeleiders.
Beschermingsgeleider : geleider gebruikt bij het nemen van bepaalde beschermingsmaatregelen tegen onrechtstreekse aanraking en die massa's verbindt met hetzij : - andere massa's; - vreemde geleidende delen; - een aardverbinding; - een met de aarde verbonden geleider; - een met de aarde verbonden actief deel.
Hoofdbeschermingsgeleider : geleider die enerzijds verbonden is met de aardgeleider(s) en anderzijds met de beschermingsgeleiders van de massa's en zo nodig met deze van de vreemde geleidende delen en eventueel met de nulgeleider.
Aardgeleider : beschermingsgeleider die de hoofdaardingsklem met de aardverbinding verbindt, waarbij de eventuele aardingscheider geacht wordt deel uit te maken van deze aardgeleider.
Aardgeleider van het nulpunt en/of van de nulgeleider : geleider die het nulpunt en/of een punt van de nulgeleider verbindt met een aardverbinding.
Hoofdaardingsklem : verbindingsklem van de aardgeleider(s), van de hoofdbeschermingsgeleider(s) en van de hoofdequipotentiale geleider(s).
Aardingsklem of beschermingsklem : verbindingsklem van de beschermingsgeleider van elektrisch materieel.
Equipotentiaalzone of Potentiaalvereffeningszone : ruimte waarin in geval van een fout in een elektrische installatie geen gevaarlijke potentiaalverschillen kunnen ontstaan.
Equipotentiaalverbinding of Potentiaalvereffeningsverbinding : afzonderlijke elektrische verbinding, voorzien om massa's en/of vreemde geleidende delen op dezelfde of nagenoeg dezelfde potentiaal te brengen.
Er wordt onderscheid gemaakt tussen : - de hoofdequipotentiaalverbinding of de hoofdpotentiaalvereffeningsverbinding; - de bijkomende equipotentiaalverbinding of de bijkomende potentiaalvereffeningsverbinding; - plaatselijke, niet geaarde equipotentiaalverbindingen of plaatselijke, niet geaarde potentiaalvereffeningsverbindingen.
Equipotentiaalgeleider of Potentiaalvereffeningsgeleider : geleider bestemd om de equipotentiaalverbinding of de potentiaal-vereffeningsverbinding te verwezenlijken. »
Art. 3.In gans het Reglement wordt het woord « aardelektrode » vervangen door het woord « aardverbinding ».
Art. 4.In de volgende artikelen van het Reglement wordt het woord « aardverbindingen » vervangen door de woorden « verbindingen met de aarde » : - artikel 79 : in de titel, in de eerste alinea van punt 01 en in de eerste alinea van punt 02; - artikel 80 : in de titel van punt 01; - artikel 81 : in de titel van punt 01; - artikel 82 : in de titel van punt 01; - artikel 88 : in het eerste streepje van punt 02; - artikel 94 : in punt 3 van de tweede alinea.
Art. 5.In de volgende artikelen van het Reglement worden de woorden "PE al dan niet verbonden met een aardverbinding" vervangen door de woorden « PE al dan niet geaard » : - artikel 199 : in het eerste streepje van de eerste alinea; - artikel 240.01 : in het eerste streepje van de derde alinea.
Art. 6.Dit besluit is van toepassing op elektrische installaties en belangrijke wijzigingen en uitbreidingen waarvan de uitvoering ter plaatse nog niet is aangevangen drie maand na de publicatiedatum van dit besluit.
Art. 7.Onze Minister van Werk, Onze Minister van Energie en Onze Staatssecretaris voor Arbeidsorganisatie en Welzijn op het werk zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 28 januari 2004.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werk, F. VANDENBROUCKE De Minister van Energie, Mevr. F. MOERMAN De Staatssecretaris voor Arbeidsorganisatie en Welzijn op het Werk, Mevr. K. VAN BREMPT