gepubliceerd op 29 maart 2002
Koninklijk besluit betreffende de mededeling van informatie door de gemeenten aan de Veiligheid van de Staat door toedoen van het Rijksregister van de natuurlijke personen
28 FEBRUARI 2002. - Koninklijk besluit betreffende de mededeling van informatie door de gemeenten aan de Veiligheid van de Staat door toedoen van het Rijksregister van de natuurlijke personen
VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het ontwerp van besluit dat wij de eer hebben voor te leggen aan de goedkeuring van Uwe Majesteit wordt genomen in toepassing van artikel 6 van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen dat bepaalt dat wanneer de openbare overheden of de instellingen van openbaar nut bedoeld bij artikel 5, lid 1, krachtens een wet of een decreet de gemeenten om andere dan de in artikel 3 vermelde informatiegegevens kunnen verzoeken, kan de Koning, bij in Ministerraad overlegd besluit en na advies van de Comissie voor de persoonlijke levenssfeer, de gemeenten verplichten die gegevens te verstrekken door toedoen van het Rijksregister. De aldus verstrekte gegevens worden niet in het Rijksregister bewaard.
Artikel 15 van de wet van 30 november 1998 houdende regeling van de inlichtingen- en veiligheidsdienst kent aan Uwe Majesteit de zorg toe om bij een in ministerraad overlegd koninklijk besluit, de regels van de mededeling van de gegevens die voorkomen in de bevolkings- en vreemdelingenregisters alsook in het wachtregister van de vreemdelingen vast te leggen.
In toepassing van die bepaling heeft Uwe Majesteit op 6 oktober 2000 een koninklijk besluit genomen betreffende de mededeling door de gemeenten aan de Veiligheid van de Staat van inlichtingen die zich bevinden in de bevolkings- en vreemdelingenregisters.
De voorwaarden vereist om mededeling te bekomen van de genoemde inlichtingen door toedoen van het Rijksregister van de natuurlijke personen in toepassing van artikel 6 van de wet van 8 augustus 1983 zijn dus vervuld.
Thans wordt het recht van toegang van de Veiligheid van de Staat tot de gegevens van het Rijksregister van de natuurlijke personen geregeld door het koninklijk besluit van 10 augustus 2001 waarbij de Veiligheid van de Staat toegang wordt verleend tot het Rijksregister van de natuurlijke personen.
De opdrachten van de Veiligheid van de Staat worden omschreven in de artikelen 7 en 8 van de voormelde wet van 30 november 1998. Deze bepalingen zijn de duidelijk omschreven en wettige doeleinden bedoeld in artikel 5 van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens.
Voor het overige wordt de uitoefening van haar inlichtingen- en veiligheidsopdrachten geregeld door de artikelen 12 tot 21 van deze wet terwijl de uitoefening van haar opdracht van persoonsbescherming vermeld wordt in de artikelen 22 tot 34 van de wet. Zo kan de Veiligheid van de Staat in het kader van haar inlichtingen- en veiligheidsopdrachten, inlichtingen en persoonsgegevens inwinnen die nuttig zijn voor de vervulling van haar opdrachten en die in verband staan met de doeleinden van het gegevensbestand (artikel 13), ze ontvangen van of ze vragen aan de openbare diensten (artikel 14) of de privé-sector (artikel 16), zich de inschrijvingsdocumenten van de reizigers doen overleggen (artikel 17), aan de betrokken ministers en de betrokken gerechtelijke en administratieve overheden, aan de politiediensten en aan alle bevoegde instanties en personen overeenkomstig de doelstellingen van hun opdrachten alsook aan de instanties en personen die het voorwerp zijn van een bedreiging bedoeld in artikel 7 de inlichtingen die zich bevinden in de documentatie meedelen (artikel 19).
Teneinde de onderzoeken die het gevolg zijn van haar inlichtingen- en veiligheidsopdrachten te kunnen uitvoeren, waaronder de opdrachten van persoonsbescherming, is het noodzakelijk dat deze dienst onverwijld toegang kan hebben tot de gegevens die zich bevinden in de bevolkingsregisters en niet voorkomen in het Rijksregister.
Rekening gehouden met het delicate karakter van de opdrachten van de Veiligheid van de Staat en met de gevoelige gegevens bedoeld in de artikelen 6 tot 8 van de voornoemde wet van 8 december 1992, die zij kan inwinnen bij de vervulling van deze opdrachten, is het bovendien noodzakelijk zich te kunnen vergewissen van de betrouwbaarheid van de ingezamelde gegevens opdat deze dienst haar opdrachten met de vereiste juistheid kan verrichten.
Het ontwerp van besluit is aangepast geweest overeenkomstig het advies van de Commissie van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer die wenste dat er een controle- mechanisme in voorkwam dat toelaat na te gaan of de vraag naar gegevens gebeurt met eerbiediging van de wet en meer bepaald met eerbiediging van het finaliteitsbeginsel. Het preciseert welke personen gerechtigd zijn toegang te hebben tot inlichtingen bedoeld in artikel 1. Een naamlijst van gemachtigde personen zal permanent ter beschikking gehouden worden van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer.
Het ontwerp stelt tenslotte een controlesysteem in van de identiteit van elke aanvrager voor raadpleging van het Rijksregister door de Veiligheid van de Staat. De gegevens zullen gedurende 6 maanden bewaard worden. Dit controlesysteem dat reeds bestaat binnen het departement van Justitie zal een verificatie van de uitgevoerde verrichtingen toelaten en derhalve elk misbruik vermijden.
Teneinde de adviezen van de Commissie van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en van de Raad van State te volgen, voorziet artikel 6 in de aanwijzing van een raadsman voor de veiligheid van de gegevens bij de Veiligheid van de Staat belast met het waarborgen van de naleving van de wet bij elk verzoek om gegevens en met het nemen van alle nuttige maatregelen teneinde de veiligheid van de geregistreerde informatie te waarborgen.
Wij hebben de eer te zijn, Sire, van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaars, De Minister van Binnenlandse Zaken, A. DUQUESNE De Minister van Justitie, M. VERWILGHEN
ADVIES 30.906/2/V VAN DE AFDELING WETGEVING VAN DE RAAD VAN STATE De Raad van State, afdeling wetgeving, tweede vakantiekamer, op 14 november 2000 door de Minister van Justitie verzocht hem, binnen een termijn van ten hoogste een maand, van advies te dienen over een ontwerp van koninklijk besluit "betreffende de mededeling van informatie door de gemeenten aan de Veiligheid van de Staat door toedoen van het Rijksregister van de natuurlijke personen", heeft op 19 juli 2001 het volgende advies gegeven : Onderzoek van het ontwerp Aanhef Tweede lid De opsomming van de wetten tot wijziging van de wet van 19 juli 1991 behoort te worden aangevuld met de wet van 11 oktober 2000.
Zesde en zevende lid Deze leden over het advies dat door de Raad van State is gegeven, behoren te worden vervangen door de twee volgende leden: « Gelet op het besluit van de Ministerraad over het verzoek aan de Raad van State om advies te geven binnen een termijn van een maand;
Gelet op advies 30.906/2/V van de Raad van State, gegeven op 19 juli 2001, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;".
Dispositief Artikel 5 In advies nr. 05/2000 van 13 maart 2000 van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer wordt aanbevolen niet alleen de identiteit van al wie vraagt het Rijksregister te raadplegen in een controlesysteem op te tekenen, maar ook de verlangde inlichtingen, het ogenblik van de indiening van het verzoek en de betrokken persoon. Er wordt eveneens voorgesteld om bij de Veiligheid van de Staat een functionaris aan te wijzen die belast wordt met het toezien op de naleving van de wet bij elk verzoek om inlichtingen.
De tekst van artikel 5 van het besluit behoort op die verschillende punten te worden aangevuld.
Artikel 6 Er wordt geen enkele uitleg verstrekt over de reden waarom behoort te worden afgeweken van de normale regels inzake inwerkingtreding.
Artikel 6 van het ontwerp behoort derhalve te vervallen.
Wetgevingstechnische en taalkundige opmerkingen Sommige bepalingen van de Nederlandse tekst van het ontwerp behoeven verbetering uit een oogpunt van wetgevingstechniek en correct taalgebruik. Bij wijze van voorbeeld worden hierna de volgende tekstvoorstellen gedaan : Aanhef Gelijk in de wetgevingstechniek gebruikelijk is, schrijve men in het tweede lid : "gewijzigd bij de wetten van... » in plaats van "gewijzigd door... » .
Evenzo zoals in de wetgevingstechniek gangbaar is, zou het voordrachtformulier aldus gesteld moeten worden : « Op de voordracht van ... Binnenlandse Zaken, Onze Minister van Justitie... Ministers,".
Dispositief Artikel 2 Het artikel zou aldus gesteld moeten worden : «
Art. 2.Toegang tot de informatiegegevens bedoeld in... wordt verleend aan : ... 2° personeelsleden... aangewezen zijn. » De kamer was samengesteld uit : De heren : Y. Kreins, staatsraad, voorzitter;
P. Lienardy en P. Vandernoot, staatsraden;
F. Delperée en J. Kirkpatrick, assessoren van de afdeling wetgeving;
Mevr. B. Vigneron, griffier.
Het verslag werd uitgebracht door de heer J. Regnier, eerste auditeur-afdelingshoofd. De nota van het Coördinatiebureau werd opgesteld door Mevr. G. Martou, adjunct-referendaris.
De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst werd nagezien onder toezicht van de heer P. Lienardy.
De griffier, De voorzitter, B. Vigneron. Y. Kreins.
28 FEBRUARI 2002. - Koninklijk besluit betreffende de mededeling van informatie door de gemeenten aan de Veiligheid van de Staat door toedoen van het Rijksregister van de natuurlijke personen ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen, inzonderheid op artikel 6 gewijzigd bij de wet van 15 januari 1990;
Gelet op de wet van 19 juli 1991 betreffende de bevolkingsregisters en de identiteitskaarten en tot wijziging van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van het Rijksregister van de natuurlijke personen, gewijzigd bij de wetten van 24 mei 1994, 24 januari 1997, 12 december 1997 en 11 oktober 2000;
Gelet op het koninklijk besluit van 6 oktober 2000 betreffende de mededeling door de gemeenten van informatie, opgenomen in de bevolkingsregisters en het vreemdelingenregister, aan de Veiligheid van de Staat;
Gelet op het advies van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, gegeven op 13 maart 2000;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 27 juli 2000;
Gelet op het besluit van de Ministerraad over het verzoek aan de Raad van State om advies te geven binnen een termijn van een maand;
Gelet op het advies 30.906/2/V van de Raad van State, gegeven op 19 juli 2001, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Onze Minister van Justitie en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Op verzoek van de Veiligheid van de Staat voor de vervulling van zijn opdracht bedoeld in de artikelen 7 en 8 van de wet van 30 november 1998 houdende regeling van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten, zijn de gemeenten gehouden, door bemiddeling van het Rijksregister van de natuurlijke personen, de informatie mee te delen, bedoeld in de artikelen 1 en 2 van het koninklijk besluit van 16 juli 1992 (II) tot vaststelling van de informatie die opgenomen wordt in de bevolkingsregisters en het vreemdelingenregister, voor zover zij over deze informatie beschikken.
Art. 2.Toegang tot de informatiegegevens bedoeld in artikel 1 wordt verleend aan : 1° de administrateur-generaal en de adjunct-administrateur-generaal van de Veiligheid van de Staat;2° de agenten van de Veiligheid van de Staat die door de administrateur-generaal schriftelijk en bij name aangewezen zijn.
Art. 3.De met toepassing van artikel 1 verkregen informatiegegevens mogen slechts worden gebruikt voor de in dat artikel vermelde doeleinden.
Art. 4.De administrateur-generaal van de Veiligheid van de Staat houdt de lijst met de namen van de personen, die gemachtigd zijn om kennis te nemen van de informatiegegevens die bewaard worden bij het Rijksregister van de natuurlijke personen, met vermelding van hun titel en hun functie, steeds ter beschikking van de Commissie voor de bescherming van persoonlijke levenssfeer.
Art. 5.De identiteit van al wie bij de Veiligheid van de Staat het Rijksregister verzoekt te raadplegen, alsook de verlangde inlichtingen, het ogenblik van de indiening van het verzoek en de betrokken persoon worden opgetekend in een controlesysteem.
Deze informatiegegevens worden zes maanden bijgehouden.
Art. 6.Er wordt een raadsman voor de veiligheid van de gegevens bij de Veiligheid van de Staat aangewezen door de Minister van Justitie op voorstel van de administrateur-generaal van de Veiligheid van de Staat.
Hij is belast met het waarborgen van de naleving van de wet bij elk verzoek om gegevens en met het nemen van alle nuttige maatregelen teneinde de veiligheid van de geregistreerde informatie te waarborgen.
De raadsman voor de veiligheid van de gegevens kan zich laten bijstaan door een of meerdere adjuncten.
Art. 7.Onze Minister van Justitie en Onze Minister van Binnenlandse Zaken zijn belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 28 februari 2002.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, A. DUQUESNE De Minister van Justitie, M. VERWILGHEN