Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 28 februari 2002
gepubliceerd op 19 maart 2002

Koninklijk besluit houdende wijziging van het koninklijk besluit van 20 juni 1989 betreffende de Hoge Raad van Financiën, gewijzigd bij koninklijk besluit van 10 augustus 1998

bron
ministerie van financien
numac
2002003127
pub.
19/03/2002
prom.
28/02/2002
ELI
eli/besluit/2002/02/28/2002003127/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

28 FEBRUARI 2002. - Koninklijk besluit houdende wijziging van het koninklijk besluit van 20 juni 1989 betreffende de Hoge Raad van Financiën, gewijzigd bij koninklijk besluit van 10 augustus 1998


VERSLAG AAN DE KONING Sire, In uitvoering van de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de Gemeenschappen en de Gewesten, gewijzigd bij de bijzondere wet van 16 juli 1993 tot vervollediging van de federale staatsstructuur en bij de bijzondere wet van 13 juli 2001 tot herfinanciering van de gemeenschappen en uitbreiding van de fiscale bevoegdheden van de gewesten en van het Wetboek van inkomstenbelastingen 1992, inzonderheid van de artikelen 464 tot en met 470bis, heb ik de eer Uwe Majesteit een ontwerp van koninklijk besluit houdende wijziging van het koninklijk besluit van 20 juni 1989 betreffende de Hoge Raad van Financiën, gewijzigd bij koninklijk besluit van 10 augustus 1998, voor te leggen.

Het koninklijk besluit van 20 juni 1989 betreffende de Hoge Raad van Financiën reorganiseerde de bestaande Raad teneinde rekening te houden met de nieuwe structuren van de Staat.

Het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 regelt in de artikelen 464 tot 470bis de aanvullende belasting op de personenbelasting die kan gevestigd worden door de Lokale besturen.

De Federale Overheid acht het aangewezen een betere controle te voorzien op de overdracht van die federaal geïnde fiscale ontvangsten.

Onderhavig ontwerp van koninklijk besluit voorziet in de oprichting, in de schoot van de Hoge Raad van Financiën, van een vierde permanente afdeling « Controle op de overdracht van federaal geïnde fiscale ontvangsten » die ermee belast is jaarlijks advies uit te brengen betreffende de toepassing van de wettelijke en reglementaire bepalingen inzake de overdracht van federaal geïnde fiscale ontvangsten aan de Lokale besturen.

De Gewesten en de Gemeenschappen hebben in het Overlegcomité van 13 juli 2001 hun goedkeuring gehecht aan het voorstel om, binnen de Hoge Raad van Financiën, een vierde permanente afdeling op te richten, waarin ook vertegenwoordigers van de Gewesten en de Gemeenschappen zullen zetelen. Gelet op die goedkeuring is voldaan aan de procedure die geregeld wordt bij artikel 92ter, eerste lid, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen.

Het ontwerp van koninklijk besluit voorziet in een gelijk aantal vertegenwoordigers van enerzijds de Federale Overheid en anderzijds de Gemeenschappen en de Gewesten.

Teneinde de Lokale besturen bij de controle van de werkzaamheden van de afdeling te betrekken zal de Minister van Financiën de Gewesten uitnodigen elk twee deskundigen aan te duiden die de leden van de afdeling bij de uitvoering van hun taak kunnen bijstaan.

Het raadplegen van externe deskundigen wordt voorzien door de artikelen 15 en 16 van het koninklijk besluit van 20 juni 1989.

Ik heb de eer te zijn, Sire, van uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar, De Minister van Financiën, D. REYNDERS

ADVIES 32.069/2/V VAN DE AFDELING WETGEVING VAN DE RAAD VAN STATE De Raad van State, afdeling wetgeving, tweede vakantiekamer, op 27 juli 2001 door de Minister van Financiën verzocht hem binnen een termijn van ten hoogste drie dagen, van advies te dienen over een ontwerp van koninklijk besluit van "houdende wijziging van het koninklijk besluit van 20 juni 1989 betreffende de Hoge Raad van Financiën, gewijzigd bij koninklijk besluit van 10 augustus 1998", heeft op 31 juli 2001 het volgende advies gegeven : Overeenkomstig artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, ingevoegd bij de wet van 4 augustus 1996, moeten in de adviesaanvraag in het bijzonder de redenen worden opgegeven tot staving van het spoedeisende karakter ervan.

In het onderhavige geval luidt de motivering in de brief aldus : « (de dringende noodzakelijkheid wordt als volgt gemotiveerd)... - dat eind van de jaren negentig een grote achterstand werd vastgesteld in de doorstorting van de federaal geïnde fiscale ontvangsten voor rekening van de gemeenten; - dat bijzondere maatregelen werden getroffen zodat de laatste betalingen tot aanzuivering van de achterstand in de loop van de maand januari 2001 aan de gemeenten konden worden doorgestort; - dat de gemeenten er de aandacht op vestigen dat zij geconfronteerd worden met nieuwe financiële uitdagingen die hun financiële toestand kunnen verstoren; - dat het in die omstandigheden noodzakelijk is dat er geen discussies meer ontstaan over de wijze waarop de federaal geïnde fiscale ontvangsten aan de gemeenten worden doorgestort; - dat de Federale Overheid daarom onmiddellijk een nieuwe afdeling wenst op te richten bij de Hoge Raad van Financiën die jaarlijks advies zal uitbrengen omtrent de overdracht van de fiscale ontvangsten die door de Federale Overheid voor rekening van de Lokale besturen worden geïnd. » De Raad van State, afdeling wetgeving, beperkt zich overeenkomstig artikel 84, tweede lid, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, tot het onderzoek van de rechtsgrond, van de bevoegdheid van de steller van de handeling, alsmede van de vraag of aan de voorgeschreven vormvereisten is voldaan.

Voorafgaande vormvereisten 1. Overeenkomstig artikel 28 van de herstelwet van 10 februari 1981 inzake de fiscale en financiële bepalingen, dat bepaalt dat : « ... de Koning (door in Ministerraad overlegd besluit) de opdracht en de samenstelling van de Hoge Raad van Financiën (kan) wijzigen. » is op 13 juli 2001 na overleg in de Ministerraad het ontworpen wijzigingsbesluit vastgesteld.

Artikel 14, 1°, a, van het koninklijk besluit van 16 november 1994 betreffende de administratieve en begrotingscontrole bepaalt dat : « Aan de Inspecteurs van Financiën (...) voor voorafgaand advies (worden) voorgelegd : 1° ...., de ontwerpen van koninklijk (...) besluit, ... : a) die aan de Ministerraad worden voorgelegd. » Het advies van de Inspecteur van Financiën, dat dus vereist is, is niet opgenomen in het dossier en is niet gevraagd, volgens de uitleg die door de gemachtigde van de Minister aan de Raad van State verstrekt is. 2. De akkoordbevinding van de Minister van Begroting is eveneens vereist, aangezien de vergaderingen die de nieuwe afdeling van de Hoge Raad van Financiën zal houden, nieuwe uitgaven zouden kunnen meebrengen (1).3. Het staat aan de Minister de procedure te regulariseren alvorens het ontwerp ter ondertekening aan de Koning voor te leggen.(1) Zie de artikelen 15 en 16 van het voormelde koninklijk besluit van 16 november 1994. Bevoegdheid van de steller van de handeling Het ontworpen artikel 11bis, § 1, luidt aldus : « Artikel 11bis, § 1. De permanente afdeling "Controle op de overdracht van de federaal geïnde fiscale ontvangsten" bestaat uit twaalf leden : - drie leden in de Raad benoemd op grond van artikel 5, 3°, en voorgedragen één door de Vlaamse regering, één door de Regering van de Franse Gemeenschap en één door de Regering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest; - drie leden in de Raad benoemd op grond van artikel 5, 4°, b, en voorgedragen één door de Vlaamse regering, één door de Waalse regering en één door de Regering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

De aanwezigheid van leden die door de gemeenschaps- en gewestregeringen aangewezen worden dient zich niet aan als een loutere mogelijkheid waarvan de beoordeling overgelaten wordt aan elk van de Gewesten, maar als een eenzijdig opgelegde verplichting. Krachtens artikel 92ter, eerste lid (2), van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, kan namelijk bij koninklijk besluit dat niet alleen vastgesteld is na overleg in de Ministerraad, maar dat tevens "genomen (is) na akkoord van de bevoegde Regeringen", "de vertegenwoordiging van de Gemeenschappen en de Gewesten (worden geregeld), naargelang van het geval, in de beheers- of beslissingsorganen van de nationale instellingen en organismen, onder meer met een adviserende en controlerende taak", die de Koning aanwijst.

Hieruit volgt dat de enige mogelijkheid om de ontworpen regeling in te stellen, zonder het beginsel van de wederzijdse autonomie van de federale overheid, van de gewestelijke overheden, en van de autoriteiten van de Gemeenschappen te schenden, erin bestaat de procedure toe te passen die geregeld wordt bij artikel 92ter, eerste lid, van de bijzondere wet, waarbij zowel het optreden van de Koning als de instemming van de Gewesten en de Gemeenschappen vereist worden. (2) dat bij artikel 42 van de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen toepasselijk wordt verklaard op het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. De Kamer was samengesteld uit : De heren : Y. Kreins, staatsraad, voorzitter;

P. Lienardy en P. Vandernoot, staatsraden;

Mevr. B. Vigneron, griffier.

Het verslag werd uitgebracht door de heer J. Regnier, eerste auditeur-afdelingshoofd. De nota van het Coördinatiebureau werd opgesteld en toegelicht door de heer Y. Houyet, adjunct-referendaris.

De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst werd nagezien onder toezicht van de heer J. Jaumotte, staatsraad.

De griffier, De voorzitter, B. Vigneron. Y. Kreins.

28 FEBRUARI 2002. - Koninklijk besluit houdende wijziging van het koninklijk besluit van 20 juni 1989 betreffende de Hoge Raad van Financiën, gewijzigd bij koninklijk besluit van 10 augustus 1998 ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de Gemeenschappen en Gewesten, gewijzigd bij de bijzondere wet van 16 juli 1993 tot vervollediging van de federale staatsstructuur en bij de bijzondere wet van 13 juli 2001 tot herfinanciering van de gemeenschappen en uitbreiding van de fiscale bevoegdheden van de gewesten;

Gelet op de herstelwet van 10 februari 1981 inzake de fiscale en financiële bepalingen, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, inzonderheid op de artikelen 464 tot en met 470bis;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 25 september 2001;

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting van 31 oktober 2001;

Gelet op het akkoord van de bevoegde Regeringen gegeven op 13 juli 2001 in het Overlegcomité Federale Regering - Gemeenschaps- en Gewestregeringen;

Gelet op het verzoek om spoedbehandeling, gemotiveerd door de omstandigheid : - dat eind van de jaren negentig een grote achterstand werd vastgesteld in de doorstorting van de federaal geïnde fiscale ontvangsten voor rekening van de gemeenten; - dat bijzondere maatregelen werden getroffen zodat de laatste betalingen tot aanzuivering van de achterstand in de loop van de maand januari 2001 aan de gemeenten konden worden doorgestort; - dat de gemeenten er de aandacht op vestigen dat zij geconfronteerd worden met nieuwe financiële uitdagingen die hun financiële toestand kunnen verstoren; - dat het in die omstandigheden noodzakelijk is dat er geen discussies meer ontstaan over de wijze waarop de federaal geïnde fiscale ontvangsten aan de gemeenten worden doorgestort; - dat de Federale Overheid daarom onmiddellijk een nieuwe afdeling wenst op te richten bij de Hoge Raad van Financiën die jaarlijks advies zal uitbrengen omtrent de overdracht van de fiscale ontvangsten die door de Federale Overheid voor rekening van de lokale besturen worden geïnd;

Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 31 juli 2001, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op voordracht van Onze Minister van Financiën en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers.

Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Artikel 8 van het koninklijk besluit van 20 juni 1989 betreffende de Hoge Raad van Financiën, wordt vervangen door : «

Artikel 8.In de Raad worden vier permanente afdelingen samengesteld : 1° de permanente afdeling "Financieringsbehoeften van de overheid";2° de permanente afdeling "Fiscaliteit en Parafiscaliteit";3° de permanente afdeling "Financiële Instellingen en Markten";4° de permanente afdeling "Controle op de overdracht van federaal geïnde fiscale ontvangsten".

Art. 2.In het koninklijk besluit van 20 juni 1989 betreffende de Hoge Raad van Financiën, wordt een artikel 11bis ingevoegd, luidend als volgt : « Artikel 11bis, § 1. De permanente afdeling "Controle op de overdracht van de federaal geïnde fiscale ontvangsten" bestaat uit twaalf leden : - drie leden in de Raad benoemd op grond van artikel 5, 3°, en voorgedragen één door de Vlaamse regering, één door de Regering van de Franse Gemeenschap en één door de Regering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest; - drie leden in de Raad benoemd op grond van artikel 5, 4°, b, en voorgedragen één door de Vlaamse regering, één door de Waalse regering en één door de Regering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest; - de vier leden van de Raad aangewezen door de Minister van Financiën in toepassing van artikel 10, § 1, vierde streepje; - de vice-voorzitter van de Raad; - de vertegenwoordiger van de Minister van Begroting in het Bureau van de Raad. § 2. De voorzitter van de afdeling wordt gekozen door en onder haar leden. § 3. De afdeling brengt jaarlijks advies uit omtrent de overdracht van fiscale ontvangsten door de Federale Overheid geïnd voor rekening van de lokale besturen.

Art. 3.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Art. 4.Onze Minister van Financiën is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 28 februari 2002.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Financiën, D. REYNDERS

^