gepubliceerd op 16 maart 1999
Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 14 september 1984 tot vaststelling van de nomenclatuur van de geneeskundige verstrekkingen inzake verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen
28 FEBRUARI 1999. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 14 september 1984 tot vaststelling van de nomenclatuur van de geneeskundige verstrekkingen inzake verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, inzonderheid op artikel 35, §§ 1 en 2, gewijzigd bij de wetten van 20 december 1995 en 22 februari 1998 en bij het koninklijk besluit van 25 april 1997;
Gelet op de bijlage bij het koninklijk besluit van 14 september 1984 tot vaststelling van de nomenclatuur van de geneeskundige verstrekkingen inzake verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, inzonderheid op artikel 35, § 7, ingevoegd bij koninklijk besluit van 24 augustus 1994 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 25 juni 1997;
Gelet op de voorstellen van de Technische raad voor implantaten van 7 mei 1998;
Gelet op de beslissing van de Overeenkomstencommissie verstrekkers van implantaten-verzekeringsinstellingen van 10 juni 1998;
Gelet op het advies van de Dienst voor geneeskundige controle van 3 juli 1998;
Gelet op het advies van de Commissie voor begrotingscontrole van 8 juli 1998;
Gelet op de beslissing van het Comité van de verzekering voor geneeskundige verzorging van het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering van 6 juli 1998;
Gelet op het advies van de Raad van State;
Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Artikel 35, § 7, van de bijlage bij het koninklijk besluit van 14 september 1984 tot vaststelling van de nomenclatuur van de geneeskundige verstrekkingen inzake verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, ingevoegd bij koninklijk besluit van 24 augustus 1994 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 25 juni 1997 wordt vervangen door de volgende bepalingen : « § 7. De verstrekkingen 683093 - 683104, 683115 - 683126, 683130 - 683141 en 683152 - 683163 worden onder de volgende voorwaarden vergoed : 1° De verzekeringstegemoetkoming mag pas worden verleend na de instemming van het College van geneesheren-directeurs. Het College van geneesheren-directeurs stelt het bedrag van de verzekeringsvergoeding vast volgens het merk en type van het gebruikte materieel. 2° a) De inplanting van het materieel voorzien onder de nummers 683093 - 683104, 683115 - 683126, 683130 - 683141 en 683152 - 683163 moet geschieden met het oog op de behandeling, door intracerebrale stimulatie of door stimulatie van het ruggemerg of intrathecale toediening van morfine of van morfinomimetica, van langdurige neurogene pijnsyndromen uitgaande van het centraal zenuwstelsel, van het ruggemerg of van de zenuwwortels of na een traumatisch letsel van een perifere zenuw, die niet gereageerd hebben op de heelkundige en/of farmacotherapeutische behandeling.b) De inplanting van het materieel voorzien onder de nummers 683093 - 683104, 683115 - 683126 en 683130 - 683141 moet geschieden met het oog op de behandeling van thrombangiitis obliterans waarbij de patiënt in rusttoestand ischemische pijnen heeft en/of beperkte trofische stoornissen vertoont en waarbij er geen indicatie is voor heelkundige of percutane revascularisatie of fibrinolyse.3° a) De heelkundige ingreep bedoeld in 2° a) moet worden verricht in een ziekenhuis, dat over een neurochirurgische dienst beschikt die effectief werkt onder de leiding van een geneesheer-specialist voor neurochirurgie en een permanente wachtdienst verzekert, waar betrokkene zich op elk moment kan aanbieden voor eventuele problemen met de neurostimulator of pomp. De heelkundige ingreep bedoeld in 2° b) moet worden verricht in een ziekenhuis dat over een dienst voor heelkunde (gespecialiseerd in de vaatheelkunde) beschikt die effectief werkt onder de leiding van een geneesheer-specialist voor heelkunde die de vaatheelkunde beoefent, en een permanente wachtdienst verzekert waar de betrokkene zich op elk moment kan aanbieden in geval van eventuele problemen met de neurostimulator. b) De aanvraag om vergoeding van het materieel moet worden ingediend met een omstandig medisch verslag dat is opgemaakt en ondertekend door alle leden van de multidisciplinaire ploeg die verantwoordelijk is voor de inplanting en de behandeling, en die, voor de inplanting bedoeld in 2° a), bestaat uit een neurochirurg, een neuroloog of een anesthesioloog en een neuropsychiater of een psychiater en, voor de inplanting bedoeld in 2° b) ten minste bestaat uit een vaatchirurg en een internist en de inplanterend geneesheer-specialist.c) Het verslag moet de volgende elementen omvatten : 1.de anamnese met vermelding van de reeds toegepaste behandelingen die zonder resultaat zijn gebleven. 2. - een diagnose, de aard van de letsels en het irreversibel karakter ervan voor de inplanting bedoeld in 2° a); - de diagnose waarin is vermeld dat het wel degelijk om een thrombangiitis obliterans gaat voor de inplanting bedoeld in 2° b); 3. - de indicatie en de multidisciplinaire evaluatie met een psychologische en/of psychiatrische balans, uitgevoerd vóór de proeftherapie voor de inplanting bedoeld in 2° a); - de indicatie en de multidisciplinaire evaluatie alsook de resultaten van verschillende tests waaronder de doppler voor de inplanting bedoeld in 2° b); 4. - de resultaten van een proeftherapie (voor de inplanting bedoeld in 2° a) is dit stimulatie op het niveau van de hersenen of van het ruggemerg of intrathecale toediening van morfine of van morfinomimetica), uitgevoerd gedurende een tijdvak van ten minste vier weken, waarvan ten minste twee extra-muros bij de patiënt thuis. - de evaluatie van die proeftherapie moet geschieden volgens gestandaardiseerde criteria en wordt beoordeeld in functie van de volgende elementen : a) pijn;b) medicatie;c) activiteiten van het dagelijks leven;d) levenskwaliteit. De evaluatie moet tweemaal worden uitgevoerd met opgave van de data, een eerste maal vóór de proefstimulatie en een tweede maal op het einde van de 4de week.
De proefstimulatie kan als positief worden beschouwd wanneer gelijktijdig de volgende voorwaarden zijn vervuld : - pijnvermindering van ten minste 50 pct.; - duidelijke vermindering van de medicatie (reductie van de doses, terugvallen op een medicatie van het type mineure analgetica of wegvallen van de medicatie); - significante verbetering van de scores voor « activiteiten van het dagelijks leven » en « levenskwaliteit »; - vergroting van de loopperimeter (enkel voor de inplanting bedoeld in 2° b); - verbetering en eventueel genezing van de trofische stoornissen (enkel voor de inplanting bedoeld in 2° b).
Daartoe kan een formulier worden opgemaakt door het Comité van de verzekering voor geneeskundige verzorging van het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering op voorstel van het College van geneesheren-directeurs. 4° De algemene toestand van de patiënt mag geen contra-indicatie zijn voor de inplanting en evenmin voor een duurzaam gebruik.5° Voor de elektrode die voor de proefstimulatie wordt gebruikt en waarin is voorzien onder codenummer 683130 - 683141 mag een verzekeringstegemoetkoming worden verleend na de instemming van het College van geneesheren-directeurs die aan de vergoeding voorafgaat, voor zover : - de resultaten van de proefstimulatie uitgevoerd gedurende ten minste 4 weken negatief zijn gebleken; - en al de andere onder de vorengenoemde punten 2° en 3° vermelde vergoedingscriteria zijn gerealiseerd. 6° Een verzekeringstegemoetkoming voor de verstrekking 683093 - 683104 gedurende een tijdvak van twee jaar sluit een verzekeringstegemoetkoming voor de verstrekking 683152 - 683163 uit en omgekeerd. Die regel is eveneens van toepassing wanneer voor de morfinepomp verzekeringstegemoetkoming is verleend in het raam van artikel 25 van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen gecoördineerd op 14 juli 1994. ».
Art. 2.Dit besluit treedt in werking op de eerste dag van de tweede maand na die waarin het is bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.
Art. 3.Onze Minister van Sociale Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 28 februari 1999.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Sociale Zaken, Mevr. M. DE GALAN