Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 28 februari 1999
gepubliceerd op 12 maart 1999

Koninklijk besluit betreffende de samenstelling en de werking van de Studiecommissie betreffende het lot van de bezittingen van de leden van de Joodse gemeenschap van België, geplunderd of achtergelaten tijdens de oorlog 1940-1945

bron
diensten van de eerste minister en ministerie van justitie
numac
1999009136
pub.
12/03/1999
prom.
28/02/1999
ELI
eli/besluit/1999/02/28/1999009136/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

28 FEBRUARI 1999. - Koninklijk besluit betreffende de samenstelling en de werking van de Studiecommissie betreffende het lot van de bezittingen van de leden van de Joodse gemeenschap van België, geplunderd of achtergelaten tijdens de oorlog 1940-1945


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op artikel 37 van de Grondwet;

Gelet op de wet van 15 januari 1999 betreffende de Studiecommissie betreffende het lot van de de bezittingen van de leden van de Joodse gemeenschap van België, geplunderd of achtergelaten tijdens de oorlog 1940-1945;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen bij de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende dat de Studiecommissie is opgericht bij een koninklijk besluit van 6 juli 1997 voor een termijn van twee jaar die tevens voor twee jaar kan worden verlengd;

Overwegende dat de wet van 15 januari 1999, die voornoemd koninklijk besluit gedeeltelijk vervangt met terugwerkende kracht tot op 12 juli 1997, een wettelijke grondslag heeft gegeven aan het bestaan en aan de werkzaamheden van de Commissie;

Overwegende dat het belangrijk is zonder verwijl de maatregelen te treffen tot uitvoering van de wet van 15 januari 1999 betreffende de samenstelling en de werking van de Commissie, teneinde haar de mogelijkheid te bieden haar werkzaamheden onafgebroken voort te zetten;

Overwegende dat de internationale context de spoedige voortzetting van de werkzaamheden van de Commissie bovendien verantwoordt;

Op de voordracht van Onze Eerste Minister en van Onze Minister van Justitie, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.De bij de Diensten van de Eerste Minister opgerichte Studiecommissie betreffende het lot van de bezittingen van de leden van de Joodse gemeenschap van België, geplunderd of achtergelaten tijdens de oorlog 1940-1945, hierna genoemd "de Commissie", bestaat uit dertien leden, door Ons benoemd op voordracht van de Eerste Minister, te weten : - een Voorzitter; - vijf hoge ambtenaren die respectievelijk de departementen Justitie, Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, Financiën, Economische Zaken en Sociale Zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu (Dienst voor Oorlogsslachtoffers) vertegenwoordigen, op voorstel van de bevoegde Minister; - een emeritus magistraat; - twee historici; - vier vertegenwoordigers van de Joodse organisaties in België.

De leden zijn benoemd voor de duur van de opdracht van de Commissie.

Art. 2.Het secretariaat van de Commissie wordt waargenomen door personeel dat door de Eerste Minister, of zo nodig, door andere Regeringsleden ter beschikking wordt gesteld.

De werkingskosten van de Commissie zijn ten laste van de begroting van de Eerste Minister.

De leden en de deskundigen hebben recht op de terugbetaling van hun reis- en verblijfkosten.

Het bedrag van hun vergoeding wordt door Ons bepaald.

Art. 3.Uiterlijk een maand na haar installatie stelt de Commissie een huishoudelijk reglement op dat zij ter goedkeuring voorlegt aan de Eerste Minister.

Zij kan zich laten bijstaan door iedere deskundige en iedere studie laten uitvoeren die nodig is voor haar opdracht.

Art. 4.De leden, de deskundigen en het personeel ter beschikking gesteld van de Commissie zijn gehouden tot de vertrouwelijkheid van de persoonlijke inlichtingen ingewonnen in het kader van de werkzaamheden van de Commissie.

Art. 5.Artikel 4 doet evenwel geen afbreuk aan de mogelijkheid van de Commissie om - aan de hand van de gepaste middelen de idendificatiegegevens te verspreiden die strekken tot de opsporing van de personen die het slachtoffer zijn geworden van de anti-joodse maatregelen genomen door de Duitse autoriteiten of van hun rechthebbenden, indien het niet mogelijk is geweest hen anderszins terug te vinden; - aan de personen die het slachtoffer zijn geworden van de anti-joodse maatregelen genomen door de Duitse autoriteiten of aan hun rechthebbenden de over hen ingewonnen inlichtingen mede te delen, met uitzondering van de inlichtingen die de persoonlijke levenssfeer van andere natuurlijke personen zouden kunnen schenden.

Art. 6.Het koninklijk besluit van 7 juli 1997 tot benoeming van de leden van de Studiecommissie betreffende het lot van de bezittingen van de leden van de Joodse gemeenschap van België, geplunderd of achtergelaten tijdens de oorlog 1940-1945, de koninklijke besluiten van 28 oktober 1997, 2 april 1998 en 10 augustus 1998 tot wijziging ervan, en het koninklijk besluit van 8 september 1997 tot vaststelling van de bezoldigingen en van de vergoedingen voor reis- en verblijfkosten van de leden en de deskundigen van de Studiecommissie aangaande het lot van de door de leden van de Joodse gemeenschap in België achtergelaten bezittingen bij hun deportatie tijdens de oorlog 1940-1945, worden bevestigd op de data van inwerkingtreding, hetzij respectievelijlk 12 juli 1997, 25 november 1997, 7 april 1998, 19 september 1998 en 12 juli 1997.

Art. 7.In het opschrift en in de artikelen 1 en 3 van het koninklijk besluit van 8 september 1997 tot vaststelling van de bezoldigingen en van de vergoedingen voor reis- en verblijfkosten van de leden en de deskundigen van de Studiecommissie aangaande het lot van de door de leden van de Joodse gemeenschap in België achtergelaten bezittingen bij hun deportatie tijdens de oorlog 1940-1945, wordt de benaming van bedoelde commissie vervangen door de volgende benaming : "Studiecommissie betreffende het lot van de bezittingen van de leden van de Joodse gemeenschap van België, geplunderd of achtergelaten tijdens de oorlog 1940-1945".

Art. 8.De artikelen 1 tot 4 van dit besluit hebben uitwerking met ingang van 12 juli 1997. Het mandaat van de vierde vertegenwoordiger van de Joodse organisaties in België is evenwel slechts opgericht op de datum van 25 november 1997.

De andere bepalingen treden in werking de dag waarop dit besluit in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Art. 9.Onze Ministers en Onze Staatssecretarissen zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 28 februari 1999.

ALBERT Van Koningswege : De Eerste Minister, J.-L. DEHAENE De Minister van Justitie, T. VAN PARYS

^