gepubliceerd op 31 oktober 2006
Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 427 van de programmawet van 27 december 2004
27 OKTOBER 2006. - Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 427 van de programmawet van 27 december 2004
VERSLAG AAN DE KONING Sire, In artikel 427 van de programmawet van 27 december 2004 wordt aan de Koning de mogelijkheid geboden om de voorwaarden en eventuele beperkingen vast te leggen met betrekking tot het toepassen van een verhoging of verlaging van de accijnzen op voorraden energieproducten die tot verbruik zijn uitgeslagen en dit bij wijziging van één of meer tarieven inzake accijnzen.
Bij toepassing van het koninklijk besluit van 24 mei 2005, betreffende de verlaging van de bijzondere accijns op bepaalde motorbrandstoffen, werden de tarieven, vermeld in artikel 2, § 1 van de wet van 10 juni 2006 betreffende de biobrandstoffen, meermaals verlaagd door de toepassing van verschillende negatieve cliquets.
Teneinde vanaf 1 november 2006 een gedifferentieerd tarief inzake accijnzen tussen de onvermengde en de met FAME vermengde gasolie (de zogenaamde biobrandstof) te realiseren, wordt er door de publicatie van het koninklijk besluit van 27 oktober 2006 tot wijziging van bepaalde tarieven inzake accijnzen betreffende de biobrandstoffen overgegaan tot het verhogen van de bijzondere accijns op de onvermengde gasolie.
Het ontwerp van koninklijk besluit dat wij de eer hebben aan Uwe Majesteit voor te leggen heeft tot doel de voorwaarden vast te leggen binnen dewelke een heffing van de aanvullende bijzondere accijns dient te geschieden op de voorraden energieproducten die al in verbruik werden gesteld, bij de verhoging van het tarief van de bijzondere accijns zoals bepaald in artikel 1 van het koninklijk besluit van 27 oktober 2006 tot wijziging van bepaalde tarieven inzake accijnzen betreffende de biobrandstoffen.
Ik heb de eer te zijn, Sire, van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer trouwe dienaar.
Voor de Minister en Minister van Financiën, afwezig, Mevr. S. LARUELLE, Minister van Middenstand en Landbouw
27 OKTOBER 2006. - Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 427 van de programmawet van 27 december 2004 ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de programmawet van 27 december 2004 (1), inzonderheid op artikel 427;
Gelet op het koninklijk besluit van 27 oktober 2006 tot wijziging van bepaalde tarieven inzake accijnzen betreffende de biobrandstoffen;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 27 oktober 2006;
Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting, gegeven op 27 oktober 2006;
Gelet op de wetten van de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen bij de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid, gemotiveerd door het feit dat in overeenstemming met artikel 2, § 2 van de wet van 10 juni 2006 (2) betreffende de biobrandstoffen wat gasolie gebruikt als motorbrandstof betreft, een gedifferentieerd tarief inzake accijnzen in werking treedt op 1 november 2006; dit besluit tot doel heeft de voorwaarden vast te leggen binnen dewelke een verhoging inzake accijnzen op de voorraden energieproducten die al tot verbruik werden uitgeslagen zal plaatsvinden; dat, in die omstandigheden, dit besluit zonder uitstel dient te worden genomen;
Op voordracht van onze Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.§ 1. De gasolie van de GN-codes 2710 19 41, 2710 19 45 en 2710 19 49 bedoeld bij artikel 419, e) i) en f) i) van de programmawet van 27 december 2004 die op de dag van de verhoging van de bijzondere accijns bedoeld bij artikel 1, van het koninklijk besluit van 27 oktober 2006 tot wijziging van bepaalde tarieven inzake accijnzen betreffende de biobrandstoffen te 0 uur na inverbruikstelling hier te lande voorhanden zijn in de inrichtingen van fabrikanten, van grossiers, half-grossiers en andere handelaars, van depothouders en van houders van een pompstation of onderweg zijn met bestemming naar genoemde inrichtingen, zijn onderworpen aan een aanvullende bijzondere accijns gelijk aan de ingestelde verhoging van de bijzondere accijns. § 2. Voor de toepassing van § 1 wordt verstaan onder : 1° grossiers, half-grossiers en andere handelaars : zij die energieproducten als bedoeld in § 1 leveren aan een wederverkoper of een eindgebruiker;2° depothouders : alle personen met uitsluiting van particulieren, die, in welke hoedanigheid ook, de bij § 1 bedoelde energieproducten voorhanden hebben en deze niet uitsluitend voor eigen gebruik aanwenden;3° pompstation : iedere privé of voor het publiek beschikbare installatie waar motorbrandstof vanuit vaste opslagtanks wordt overgeheveld in brandstofreservoirs van motorvoertuigen.Van deze definitie zijn uitgesloten de installaties die dienen voor de exclusieve bevoorrading van de motorvoertuigen die uitsluitend worden gebruikt door de enige exploitant van deze installaties.
Art. 2.§ 1. De aanvullende bijzondere accijns bedoeld bij artikel 1, § 1, is verschuldigd door diegene die de energieproducten die aan deze accijns onderworpen zijn, op de dag van de betrokken verhoogde accijnsheffing voorhanden heeft.
Voor de onderweg zijnde energieproducten is de aanvullende bijzondere accijns verschuldigd door de geadresseerde. § 2. De verschuldigde aanvullende bijzondere accijns moet worden voldaan op het door de Minister van Financiën aangewezen kantoor der accijnzen of der douane en accijnzen, uiterlijk de donderdag van de week die volgt op de week van de tariefverhoging van de bijzondere accijns.
Art. 3.De bij artikel 1, § 1, vastgestelde aanvullende bijzondere accijns wordt slechts geheven in de mate dat de belastbare hoeveelheid per soort van product 1 000 liter overtreft.
Deze bepaling geldt voor elke plaats waar belastbare energieproducten voorhanden zijn.
Art. 4.Onze Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën regelt de uitvoeringsmaatregelen in verband met de bij artikel 1, § 1, bedoelde heffing van de aanvullende bijzondere accijns. Hij kan hierbij voorschrijven dat de bezitters en de geadresseerden van belastbare energieproducten aangifte moeten doen van hun voorraden en, in voorkomend geval, alle nodige inlichtingen en bewijsstukken verstrekken om aan te tonen dat de bedoelde motorbrandstoffen uitsluitend voor hun eigen behoeften worden aangewend.
Art. 5.Dit besluit treedt in werking op 1 november 2006.
Art. 6.Onze Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 27 oktober 2006.
ALBERT Van Koningswege : Voor de Minister en Minister van Financiën, afwezig, mevr. S. LARUELLE, Minister van Middenstand en Landbouw _______ Nota's (1) Belgisch Staatsblad van 31 december 2004. (2) Belgisch Staatsblad van 16 juni 2006.