Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 27 oktober 2000
gepubliceerd op 28 november 2000

Koninklijk besluit tot wijziging van diverse reglementaire bepalingen op het stuk van telecommunicatie

bron
ministerie van verkeer en infrastructuur
numac
2000014260
pub.
28/11/2000
prom.
27/10/2000
ELI
eli/besluit/2000/10/27/2000014260/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

27 OKTOBER 2000. - Koninklijk besluit tot wijziging van diverse reglementaire bepalingen op het stuk van telecommunicatie


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het besluit dat U ter ondertekening wordt voorgelegd heeft als doel het koninklijk besluit van 22 juni 1998 tot vaststelling van het bestek van toepassing op de spraaktelefoondienst en de procedure inzake de toekenning van individuele vergunningen alsook het koninklijk besluit van 22 juni 1998 betreffende de voorwaarden inzake aanleg en exploitatie van openbare telecommunicatienetwerken aan te passen aan de eisen van de Europese Unie.

Overeenkomstig artikel 87 van de wet van 21 maart 1991, legde artikel 3 van het koninklijk besluit van 22 juni 1998 tot vaststelling van het bestek van toepassing op de spraaktelefoondienst en de procedure inzake de toekenning van individuele vergunningen aan de operatoren verplichtingen op inzake onderzoek en ontwikkeling of inzake bijdrage aan de verbetering van de toegang voor allen. Dat artikel 87 is gewijzigd bij het koninklijk besluit van 21 december 1999 tot aanpassing van sommige bepalingen van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven aan de richtlijnen van de Europese Unie en tot wijziging van sommige bepalingen van die wet met betrekking tot de universele dienstverlening.

Hoewel die voorwaarden de toegang tot de Belgische markt de facto niet beperkt lijken te hebben, was de Europese Commissie van mening dat ze verder gingen dan wat toegestaan werd door de bijlage bij richtlijn 97/13/EG van het Europees Parlement en de Raad van 10 april 1997 betreffende een gemeenschappelijk kader voor algemene machtigingen en individuele vergunningen op het gebied van telecommunicatiediensten.

De Europese Commissie heeft dus op 24 augustus 1998 een ingebrekestelling en op 15 maart 1999 een gemotiveerd advies aan België gestuurd. Om de aanhangigmaking bij het Hof van Justitie te vermijden, heeft de wetgever daarom beslist om de aangeklaagde bepalingen uit de interne rechtsorde te verwijderen.

In hetzelfde gemotiveerde advies en in dezelfde ingebrekestelling, verweet de Commissie ook aan België dat het zichzelf veel te lange termijnen toestond om individuele vergunningen af te geven. De Belgische wetgeving voorzag inderdaad in een termijn van vier maanden als gemiddelde termijn terwijl de Europese teksten een termijn van zes weken vaststelden, in uitzonderlijke gevallen te verlengen tot vier maanden. De verworven kennis sinds de openstelling van de markten in België zou het de Minister mogelijk moeten maken om de individuele vergunningen af te geven binnen een termijn die meer aansluit bij de Europese eisen. Op diezelfde wijze kunnen ook de termijnen voor de wijziging van vergunningen worden ingekort. Het besluit dat U wordt voorgelegd heeft als doel de termijnen die worden toegepast voor de uitreiking van individuele vergunningen voor de spraaktelefoondienst, in overeenstemming te brengen met diegene die vermeld worden in de Europese teksten.

Tot slot, een verwijt dat geregeld door de Commissie en de operatoren op de markt geformuleerd werd, betrof het feit dat de bijlage aan de kandidaat-operatoren vraagt om talrijke inlichtingen te verstrekken, waaronder een aantal vooruitzichten over een periode van vijftien jaar. Om de vraag aan te passen aan de snelle veranderingen van een weinig voorspelbare markt, werd deze termijn teruggebracht op vijf jaar.

Teneinde tegemoet te komen aan een opmerking die door de Raad van State werd geformuleerd in zijn advies van 25 september 2000, werd een verzoek tot advies ingediend bij de Europese Commissie. Die laatste heeft echter vroeger gepreciseerd « dat de Raad zich niet zou kunnen beroepen op de afwezigheid van het advies van de Commissie om het uitstel van aanneming en bekendmaking van een regelgevende tekst te rechtvaardigen die nodig is om de omzetting van communautaire bepalingen in nationaal recht te waarborgen ».

Die tekst wordt U bijgevolg ter ondertekening voorgelegd om de Belgische regelgeving in overeenstemming te brengen met de communautaire bepalingen.

Artikelsgewijze commentaar : Artikel 1 wijzigt artikel 4 van het koninklijk besluit van 22 juni 1998 tot vaststelling van het bestek van toepassing op de spraaktelefoondienst en de procedure inzake de toekenning van individuele vergunningen om het te doen overeenstemmen met de RTTE-richtlijn.

Artikel 2 heft artikel 10 van hetzelfde besluit op om dezelfde redenen inzake conformiteit met de RTTE-richtlijn.

Artikel 3 heft artikel 24 van hetzelfde besluit op en schaft zo de verplichtingen af betreffende de bijdrage aan onderzoek en ontwikkeling of de toegang voor allen.

Artikel 4 kort de termijnen in die toegepast worden voor de uitreiking van een individuele vergunning voor de spraaktelefoondiensten om die in overeenstemming te brengen met die bepaald door de Europese wetgeving.

Artikel 5 past de formulering aan van artikel 30 van het besluit aan de procedure die is ingevoerd bij het nieuwe artikel 30bis.

Artikel 6 voegt in het koninklijk besluit van 22 juni 1998 een artikel 30bis in om de procedure te verduidelijken die toegepast wordt in geval van wijziging van een individuele vergunning van een operator van spraaktelefonie. Dat nieuwe artikel legt, voor een wijziging van een vergunning, termijnen op die korter zijn dan die welke voor een nieuwe vergunning worden toegepast.

Artikel 7 brengt de periode waarvoor de operatoren de vooruitzichten betreffende de aanleg en exploitatie van hun netwerk moeten opgeven op vijf jaar.

Artikel 8 stelt de kandidaten voor het verkrijgen van een individuele vergunning ervan vrij vooruitzichten te geven inzake onderzoek en ontwikkeling.

Artikel 9 heft de minimumeisen op die nodig zijn voor de duurzaamheid van het netwerk dat door de operatoren wordt aangelegd.

De artikelen 10 en 11 wijzigen het koninklijk besluit van 22 juni 1998 betreffende de voorwaarden inzake aanleg en exploitatie van openbare telecommunicatienetwerken om het in overeenstemming te brengen met de RTTE-richtlijn.

De artikelen 12 tot 17 voorzien in wijzigingen in het koninklijk besluit van 22 juni 1998 betreffende de voorwaarden inzake aanleg en exploitatie van openbare telecommunicatienetwerken, die inhoudelijk overeenstemmen met die welke zijn aangebracht door de artikelen 2 tot 8 en behoeven bijgevolg geen commentaar.

De artikelen 18 tot 22 : door de omzetting van de RTTE-richtlijn moeten uiteraard alle bepalingen vervallen waarin het goedkeuringsregime geregeld wordt of ernaar verwezen wordt.

De artikelen 23 en 24 behoeven geen commentaar.

Ik heb de eer te zijn, Sire, van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar, R. DAEMS

ADVIES VAN DE RAAD VAN STATE De Raad van State, afdeling wetgeving, vierde kamer, op 27 juli 2000 door de Minister van Telecommunicatie, Overheidsbedrijven en Participaties verzocht hem, binnen een termijn van ten hoogste een maand, van advies te dienen over een ontwerp van koninklijk besluit "tot wijziging van het koninklijk besluit van 22 juni 1998 tot vaststelling van het bestek van toepassing op de spraaktelefoondienst en de procedure inzake de toekenning van individuele vergunningen alsook van het koninklijk besluit van 22 juni 1998 betreffende de voorwaarden inzake aanleg en exploitatie van openbare telecommunicatienetwerken", heeft op 25 september 2000 het volgende advies gegeven : Voorafgaande opmerking Artikel 3, vijfde alinea, van richtlijn 90/388/EEG van de Commissie van 28 juni 1990 betreffende de mededinging op de markten voor telecommunicatiediensten luidt als volgt : « De Lid-Staten zorgen ervoor, dat de vergunnings- of aanmeldingsprocedures voor de beschikbaarstelling van spraaktelefonie en van openbare telecommunicatienetten uiterlijk op 1 juli 1997 worden gepubliceerd. De Commissie ziet er vóór de tenuitvoerlegging van deze ontwerpen op toe, dat zij met het Verdrag verenigbaar zijn. » Ook al gaat het hier slechts om een gedeeltelijke wijziging van die procedures en al strekt het ontwerp er ten dele toe om, wat de procedures in kwestie betreft, gevolg te geven aan een met redenen omkleed advies dat de Commissie gestuurd heeft krachtens artikel 226 van het EG-Verdrag, betreffende de niet-correcte omzetting in intern recht van richtlijn 97/13/EG van het Europees Parlement en de Raad van 10 april 1997 betreffende een gemeenschappelijk kader voor algemene machtigingen en individuele vergunningen op het gebied van telecommunicatiediensten, lijken die omstandigheden niet te kunnen ontslaan van de kennisgeving die krachtens het voormelde artikel 3, vijfde alinea, is vereist.

Dit advies wordt gegeven onder het voorbehoud dat dit vormvereiste vervuld wordt.

Bijzondere opmerkingen Opschrift Gelet op het aantal besluiten dat bij dit ontwerp wordt gewijzigd, dient het opschrift van dit ontwerp als volgt te worden gesteld : « Koninklijk besluit houdende wijziging van verscheidene verordeningsbepalingen inzake telecommunicatie. » Begroeting De begroetingsformule dient te worden ingevoegd.

Aanhef Eerste lid Het opschrift van het koninklijk besluit van 21 december 1999 is niet juist weergegeven. Bovendien vormt ook artikel 92bis van de wet van 21 maart 1991 een rechtsgrond van het ontworpen besluit, zodat ook naar die bepaling dient te worden verwezen in de aanhef.

Er wordt voorgesteld dit lid als volgt te redigeren : « Gelet op de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven, inzonderheid op artikel 87, vervangen bij de wet van 19 december 1997 en gewijzigd bij koninklijke besluiten van 4 maart 1999 en 21 december 1999, op artikel 92bis, vervangen bij de wet van 19 december 1997 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 4 maart 1999 en 21 december 1999 en bij de wet van 3 juli 2000, en op de artikelen 93 tot 96, vervangen bij de wet van 3 juli 2000; ».

Tweede en derde lid De koninklijke besluiten die bij het ontwerp worden gewijzigd, dienen als volgt te worden vermeld : « Gelet op het koninklijk besluit van 7 maart 1995 betreffende het opzetten en de exploitatie van GSM-mobilofoonnetten, inzonderheid op artikel 6, alsmede op de artikelen 11 en 12, vervangen bij het koninklijk besluit van 24 oktober 1997;

Gelet op het koninklijk besluit van 8 september 1997 betreffende de aanleg en de exploitatie van het MOB2-mobilofoonnet, inzonderheid op de artikelen 6, 11 en 12;

Gelet op het koninklijk besluit van 24 oktober 1997 betreffende het opzetten en de exploitatie van DCS-1800-mobilofonienetten, inzonderheid op de artikelen 7 en 12;

Gelet op het koninklijk besluit van 22 juni 1998 tot vaststelling van het bestek van toepassing op de spraaktelefoondienst en de procedure inzake de toekenning van individuele vergunningen, inzonderheid op de artikelen 4, 10, 24, 28 en 30;

Gelet op het koninklijk besluit van 22 juni 1998 betreffende de voorwaarden inzake aanleg en exploitatie van openbare telecommunicatienetwerken, inzonderheid op artikel 3, gewijzigd bij artikel 2 van het koninklijk besluit van 27 juni 2000, en op de artikelen 5, 10, 25, 28 en 30;

Gelet op het koninklijk besluit van 7 mei 1999 betreffende het bestek van toepassing op de exploitatie van mobiele persoonlijke satellietcommunicatiediensten, inzonderheid op de artikelen 5 en 7;

Gelet op het koninklijk besluit van 4 oktober 1999 tot vaststelling van het bestek van toepassing op de semafoondienst en van de procedure inzake de toekenning van individuele vergunningen, inzonderheid op artikel 7; ».

Nieuw lid Er behoort een als volgt luidend lid te worden toegevoegd : « Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting van 13 juli 2000; ».

Zesde lid Het zesde lid, dat betrekking heeft op het advies van de Raad van State, behoort te worden vervangen door de beide volgende leden : « Gelet op het besluit van de Ministerraad over het verzoek aan de Raad van State om advies te geven binnen een termijn van een maand;

Gelet op advies 30.523/4 van de Raad van State, gegeven op 25 september 2000; ».

Zevende lid Het lid betreffende de omzetting van richtlijn 97/13/EG van het Europees Parlement en de Raad van 10 april 1997 en van richtlijn 1999/5/EG van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 1999 moet worden herschreven met vermelding van het juiste opschrift van die richtlijnen, zonder verwijzing naar de "dringende noodzakelijkheid".

Voordrachtformulier Het voordrachtformulier behoort als volgt te worden gesteld : « Op de voordracht van Onze Minister van Telecommunicatie en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, ».

Dispositief Algemene opmerkingen 1. Artikelen worden gegroepeerd in hoofdstukken, die verder in afdelingen kunnen worden verdeeld.Het ontworpen besluit behoort dienovereenkomstig te worden gewijzigd en de artikelen ervan dienen te worden samengebracht in hoofdstukken. "Afdeling 1" wordt dan ook "Hoofdstuk I". 2. De artikelen 14 tot 17, 20 en 21 van het ontworpen besluit gaan over wijzigingen aan te brengen in andere koninklijke besluiten dan in de beide besluiten die in het opschrift van het ontwerp worden genoemd.Die artikelen dienen in een hoofdstuk III te worden bijeengebracht. De artikelen 18 en 19 van het ontwerp behoren te worden opgenomen in het hoofdstuk betreffende het koninklijk besluit dat ze wijzigen.

Artikel 2 In de Franse tekst van punt a) dienen de woorden "dans le § 1er" te worden gevolgd door een komma.

Deze opmerking geldt eveneens voor artikel 9.

Artikelen 3 en 4 Deze bepalingen strekken tot wijziging van de procedureregels wanneer de houder van een vergunning voor spraaktelefonie een wijziging beoogt van de diensten die hij aanbiedt of wanneer de minister besluit dat aanpassing van de vergunning noodzakelijk is.

In het advies dat de afdeling wetgeving heeft uitgebracht over het ontwerp dat het koninklijk besluit van 22 juni 1998 is geworden tot vaststelling van het bestek van toepassing op de spraaktelefoondienst en de procedure inzake de toekenning van individuele vergunningen, heeft ze erop gewezen dat de ontworpen bepaling betreffende deze aangelegenheid onbegrijpelijk was (1), aangezien het onderscheid tussen wijzigingen die in een vergunning worden aangebracht en de aanpassing van de vergunning zelf niet duidelijk was (2). (1) Artikel 30, § 1, van het toenmalige ontwerp luidde als volgt : « De operator brengt het Instituut onmiddellijk op de hoogte van alle wijzigingen in zijn dienst.Indien nodig brengt het Instituut de nodige wijzigingen aan in zijn individuele vergunning waarvoor geen aanpassing van deze vergunning nodig is. Het Instituut brengt de Minister op de hoogte van deze wijzigingen. » (2) Advies L.27.309/4, dat op 11 maart 1998 is gegeven.

De tekst is naar aanleiding van dat advies gewijzigd. Op te merken valt echter dat de tekst die naderhand aangenomen is nauwelijks duidelijker is, aangezien daarin sprake is van door het Instituut aan te brengen "correcties" en van door de Minister te verrichten "aanpassingen", terwijl niet aangegeven wordt wat die "correcties" en die "aanpassingen" van elkaar onderscheidt.

Naast die "correcties" en die "aanpassingen" die voortvloeien uit de wens van de operator om in de door hem aangeboden diensten wijzigingen aan te brengen, biedt artikel 30, § 4, van het koninklijk besluit van 22 juni 1998 de Minister bovendien de mogelijkheid om de operator een "aanpassing" van zijn vergunning op te leggen. In dat geval "beschikt (de operator) over een termijn van twee maanden, te rekenen vanaf de postdatum, om een voorstel in te dienen bij het Instituut betreffende alle maatregelen die noodzakelijk zijn om zijn situatie te regulariseren".

In de twee gevallen van "aanpassing" van de vergunning wordt verwezen naar de procedure bepaald bij artikel 28, namelijk die welke gevolgd wordt voor de toekenning van de vergunningen door de Minister.

Het ontwerp beoogt een artikel 30bis in te voegen 'om', zoals in het Verslag aan de Koning staat, "de procedure te verduidelijken die toegepast wordt in geval van wijziging van een individuele vergunning", ongeacht of die wijziging aangevraagd wordt door de houder van de vergunning of opgelegd wordt door de Minister.

Zoals artikel 30bis opgesteld is, blijft enige onzekerheid bestaan over deze procedure.

De procedure zou aanvangen met de indiening van de aanvraag". Volgens artikel 30 echter vangt de procedure aan, ofwel met het op de hoogte brengen door de operator, van de wijzigingen die hij in zijn dienstenaanbod wenst aan te brengen, ofwel met het besluit van de Minister dat een aanpassing noodzakelijk is.

In het eerste geval zou het Instituut volgens de paragrafen 2 en 3 van artikel 30 drie mogelijkheden hebben : ofwel oordeelt het dat de wijziging van het dienstenaanbod geen wijziging van de vergunning impliceert, ofwel oordeelt het dat die wijziging alleen door het Instituut zelf aangebrachte correcties behoeft, ofwel gaat het ervan uit dat die wijziging aanpassingen vergt, in welk geval de procedure van artikel 30bis van toepassing zou zijn.

In de eerste plaats dient te worden opgemerkt dat krachtens artikel 87 van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven, aan de minister, op voorstel van het Instituut, de bevoegdheid toekomt om de vergunningen af te geven. Aan hem behoort dus het recht de voorwaarden ervan te wijzigen. De aan het Instituut geboden mogelijkheid om de vergunning "te corrigeren" is aldus strijdig met de wet. Dat verschil tussen "correcties" en "aanpassingen", dat overigens weinig duidelijk is, moet bijgevolg vervallen.

Vervolgens laat het besluit, zoals het door het ontwerp gewijzigd wordt, twijfel bestaan omtrent de termijn waarbinnen het Instituut een antwoord dient te verstrekken op de vraag of de wijziging van dienst die de operator overweegt, al dan niet een aanpassing van de vergunning vergt. Wordt met de "aanvraag", waarvan sprake is in artikel 30bis, gedoeld op het "op de hoogte brengen" door de operator, zoals vermeld in artikel 30, § 1, of moet de operator een aanvraag indienen nadat het Instituut hem ervan in kennis heeft gesteld dat de wijziging van de aangeboden dienst een aanpassing van de vergunning impliceert ? Om de procedure te vereenvoudigen is het beter in artikel 30 van het besluit te bepalen dat wanneer de operator de door hem aangeboden spraaktelefoondienst zodanig wenst te wijzigen dat aanpassing van de vergunning nodig is, hij daartoe bij het Instituut een aanvraag indient. In dat geval zou de procedure, zoals ze in het ontworpen artikel 30bis bepaald is, van toepassing zijn.

In het tweede geval, namelijk dat waarin de Minister besluit dat de vergunning van de operator dient te worden aangepast, zou er een contradictie bestaan tussen artikel 30, § 4, van het koninklijk besluit, zoals het van kracht is, en het ontworpen artikel 30bis.

In artikel 30, § 4, tweede lid, wordt gewaagd van een "voorstel" dat de operator aan het Instituut moet doen, terwijl artikel 30bis bepaalt dat de operator een "aanvraag" indient. Daarenboven wordt in het derde lid van dezelfde paragraaf 4 bepaald dat het instituut een "voorstel" doet dat "de vorm aanneemt van een aanhangsel bij de individuele vergunning", terwijl in artikel 30bis gewag wordt gemaakt van een "aanbeveling" die, wanneer ze gunstig is, "de vorm aanneemt van een ontwerp van individuele vergunning". In het ontwerp wordt bovendien geen uitsluitsel gegeven omtrent de vraag wat er gebeurt indien het Instituut oordeelt dat het voorstel van de operator onvoldoende is : kan de Minister opleggen de nadere regels omtrent de vergunning te wijzigen of wordt die vergunning ingetrokken omdat de operator geen voorstel heeft gedaan dat voldoening schenkt ? De procedures tot toekenning en aanpassing van de vergunning, in de verschillende mogelijke gevallen, dienen in hun geheel opnieuw te worden bekeken.

Dezelfde opmerking geldt mutatis mutandis voor de artikelen 10 en 11. Afdeling 2 (die hoofdstuk II wordt)

In de Franse tekst dient het correcte opschrift van het koninklijk besluit van 22 juni 1998 te worden vermeld, namelijk "relatif aux conditions d'établissement et d'exploitation de réseaux publics de télécommunications".

Dezelfde opmerking geldt voor artikel 7 en voor de inleidende zin van artikel 18.

Artikel 7 Artikel 2 van het koninklijk besluit van 27 juni 2000 tot wijziging van het koninklijk besluit van 22 juni 1998 betreffende de voorwaarden inzake aanleg en exploitatie van openbare telecommunicatienetwerken, heeft een vierde lid ingevoegd in artikel 3 van het koninklijk besluit van 22 juni 1998, dat als volgt gesteld is : « De voorwaarden gesteld in het tweede en derde lid zijn niet van toepassing op de aanvrager die zijn openbaar telecommunicatienet uitsluitend exploiteert door vaste lokale radioverbindingen. » Aangezien het tweede en derde lid van artikel 3 van het voormelde koninklijk besluit van 22 juni 1998 opgeheven worden, dient ook het vierde lid, ingevoegd bij artikel 2 van het koninklijk besluit van 27 juni 2000, te worden opgeheven.

Artikel 12 De inleidende zin dient als volgt te worden gesteld : « In punt 0.6 van de bijlage bij hetzelfde besluit tot vaststelling van de vorm en de inhoud van de aanvragen voor een individuele vergunning om openbare telecommunicatienetwerken aan te leggen en te exploiteren overeenkomstig artikel 27, § 2, van het koninklijk besluit van 22 juni 1998, worden de volgende wijzigingen aangebracht : ».

Artikel 14 In onderdeel 1° dient in de verwijzing naar een bepaald lid te worden geschreven "tweede en derde lid" en niet "2de en 3de lid".

Hetzelfde geldt voor onderdeel 2°, waar "derde lid" in plaats van "3de lid" dient te worden geschreven.

Deze opmerking geldt ook voor de artikelen 16 en 17.

Artikel 15 Deze bepaling dient te vervallen, aangezien het koninklijk besluit van 17 juli 1997 betreffende het opzetten en exploiteren van ERMES-semafoonnetten opgeheven is bij artikel 36 van het koninklijk besluit van 4 oktober 1999 tot vaststelling van het bestek van toepassing op de semafoondienst en van de procedure inzake de toekenning van individuele vergunningen.

Artikel 23 Deze bepaling dient als volgt gesteld te worden : «

Art. 23.Onze Minister bevoegd voor Telecommunicatie is belast met de uitvoering van dit besluit. » Slotopmerkingen Sommige bepalingen van de Nederlandse en de Franse tekst van het ontwerp behoeven enige verbetering uit een oogpunt van correct taalgebruik; onder voorbehoud van de vorenstaande inhoudelijke opmerkingen worden de volgende tekstvoorstellen gedaan : Artikel 4 In het ontworpen artikel 30bis, § 1, schrijve men : "doet een aanbeveling" in plaats van "formuleert een aanbeveling". Dezelfde opmerking geldt voor artikel 11, het ontworpen artikel 30bis, § 1.

In hetzelfde artikel 4, het ontworpen artikel 30bis, § 2, schrijve men in de Nederlandse tekst "opmerkingen over" in plaats van "opmerkingen op" en in de Franse lezing "observations au sujet de" in plaats van "observations sur". Deze beide opmerkingen gelden ook voor artikel 11, het ontworpen artikel 30bis, § 2.

Artikel 5 In het ontworpen onderdeel a) schrijve men : "Alle gevraagde prognoses moeten een periode van ten minste vijf jaar bestrijken" in plaats van "Alle gevraagde prognoses moeten een periode van vijf jaar dekken".

Deze opmerking geldt ook voor artikel 12, onderdeel a).

De kamer was samengesteld uit : De heren : P. Lienardy, staatsraad, voorzitter;

P. Quertainmont en P. Vandernoot, staatsraden;

P. Gothot en J. van Compernolle, assessoren van de afdeling wetgeving;

Mevr. C. Gigot, toegevoegd griffier.

Het verslag werd uitgebracht door de heer L. Detroux, auditeur. De nota van het Coördinatiebureau werd opgesteld en toegelicht door Mevr.

A.-F. Bolly, adjunct-referendaris.

De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst werd nagezien onder toezicht van de heer P. Lienardy.

De griffier, C. Gigot.

De voorzitter, P. Lienardy.

27 OKTOBER 2000. - Koninklijk besluit tot wijziging van diverse reglementaire bepalingen op het stuk van telecommunicatie ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven, inzonderheid op artikel 87, vervangen bij de wet van 19 december 1997 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 4 maart 1999 en 21 december 1999, op artikel 92bis, vervangen bij de wet van 19 december 1997 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 4 maart 1999 en 21 december 1999 en bij de wet van 3 juli 2000 en op de artikelen 93 tot 96, vervangen bij de wet van 3 juli 2000;

Gelet op het koninklijk besluit van 7 maart 1995 betreffende het opzetten en de exploitatie van GSM-mobilofonienetten, inzonderheid op artikel 6 en op de artikelen 11 en 12, vervangen bij het koninklijk besluit van 24 oktober 1997;

Gelet op het koninklijk besluit van 8 september 1997 betreffende de aanleg en de exploitatie van het MOB2-mobilofoonnet, inzonderheid op de artikelen 6, 11 en 12;

Gelet op het koninklijk besluit van 24 oktober 1997 betreffende het opzetten en de exploitatie van DCS-1800-mobilofonienetten, inzonderheid op de artikelen 7 en 12;

Gelet op het koninklijk besluit van 22 juni 1998 tot vaststelling van het bestek van toepassing op de spraaktelefoondienst en de procedure inzake de toekenning van individuele vergunningen, inzonderheid op de artikelen 4, 10, 24, 28 en 30;

Gelet op het koninklijk besluit van 22 juni 1998 betreffende de voorwaarden inzake aanleg en exploitatie van openbare telecommunicatienetwerken, inzonderheid op artikel 3, gewijzigd bij artikel 2 van het koninklijk besluit van 27 juni 2000 en op de artikelen 5, 10, 25, 28, 30;

Gelet op het koninklijk besluit van 7 mei 1999 betreffende het bestek van toepassing op de exploitatie van mobiele persoonlijke satellietcommunicatiediensten, inzonderheid op de artikelen 5 en 7;

Gelet op het koninklijk besluit van 4 oktober 1999 tot vaststelling van het bestek van toepassing op de semafoondienst en van de procedure inzake de toekenning van individuele vergunningen, inzonderheid op artikel 7;

Gelet op het advies van het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 7 juli 2000;

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting, gegeven op 13 juli 2000;

Gelet op het besluit van de Ministerraad over het verzoek aan de Raad van State om advies te geven binnen een termijn van een maand;

Gelet op advies 30.523/4 van de Raad van State, gegeven op 25 september 2000;

Gelet op het gemotiveerde advies van 15 maart 1999 gericht aan België krachtens artikel 169 van het EG-Verdrag betreffende de onjuiste omzetting in intern recht van richtlijn 97/13/EG van het Europees Parlement en de Raad van 10 april 1997 betreffende een gemeenschappelijk kader voor algemene machtigingen en individuele vergunningen op het gebied van telecommunicatiediensten, zoals richtlijn 1999/5/EG van het Europees parlement en de Raad van 9 maart 1999 betreffende radioapparatuur en telecommunicatie-eindapparatuur en de wederzijdse erkenning van hun conformiteit;

Op de voordracht van Onze Minister van Telecommunicatie en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Wijzigingen in het koninklijk besluit van 22 juni 1998 tot vaststelling van het bestek van toepassing op de spraaktelefoondienst en de procedure inzake de toekenning van individuele vergunningen

Artikel 1.In artikel 4 van het koninklijk besluit van 22 juni 1998 tot vaststelling van het bestek van toepassing op de spraaktelefoondienst en de procedure inzake de toekenning van individuele vergunningen worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid worden de woorden « goedgekeurde eindapparatuur » vervangen door de woorden « apparatuur die voldoet aan alle wettelijke voorwaarden »;2° het tweede lid wordt opgeheven;3° in het derde lid worden de woorden « niet-goedgekeurde apparatuur of apparatuur die valt onder de bepalingen van artikel 95 van de wet » vervangen door de woorden « apparatuur die niet voldoet aan alle wettelijke voorwaarden ».

Art. 2.Artikel 10 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.

Art. 3.Artikel 24 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.

Art. 4.In artikel 28 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) in § 1 worden de woorden « 60 dagen » vervangen door de woorden « 28 dagen »;b) in § 3 worden de woorden « 30 dagen » vervangen door de woorden « 7 dagen »;c) in § 4 worden de woorden « 30 dagen » vervangen door de woorden « 7 dagen ».

Art. 5.In artikel 30 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) § 1 wordt vervangen als volgt : « Elke operator die in zijn dienstenaanbod een wijziging wenst aan te brengen die een aanpassing van zijn individuele vergunning met zich meebrengt, dient daartoe een verzoek in bij het Instituut.De aanpassing van de vergunning geschiedt volgens de procedure bepaald in artikel 30bis »; b) de §§ 2 en 3 worden opgeheven; c) in het eerste lid van § 4, die § 2 wordt, worden de woorden in de Franse tekst « licence individuelle » vervangen door de woorden « autorisation individuelle »;. d) het derde lid van § 4, die § 2 wordt, wordt vervangen als volgt : « Het hierboven vermelde voorstel wordt behandeld overeenkomstig de procedure van artikel 30bis.»

Art. 6.Er wordt in hetzelfde besluit een artikel 30bis toegevoegd luidende : «

Art. 30bis.§ 1. Het Instituut doet een aanbeveling en maakt deze bekend binnen ten hoogste 15 dagen, eventueel verlengd met de periode bepaald in artikel 27, § 3, na de indiening van ofwel de aanvraag bedoeld in artikel 30, § 1, ofwel van het voorstel bedoeld in artikel 30, § 2, tweede lid, ofwel na het verstrijken van de periode die aan de betrokken operator is toegestaan om het genoemde voorstel te bezorgen.

Wanneer de aanbeveling gunstig is, neemt zij de vorm aan van een ontwerp van individuele vergunning. Dat ontwerp wordt door het Instituut opgesteld op grond van de elementen die de aanvrager heeft verstrekt, na de aanvrager te hebben gehoord, indien hij daarom verzocht heeft. § 2. De aanvrager beschikt over ten hoogste 7 dagen om zijn opmerkingen over de aanbeveling van het Instituut aan de Minister mee te delen. § 3. Bij het verstrijken van de termijn bedoeld in § 2, beschikt de Minister over ten hoogste 7 dagen om zich uit te spreken over deze aanbeveling en om de individuele vergunning al dan niet toe te kennen. »

Art. 7.In punt 0.6. van de bijlage bij hetzelfde besluit tot vaststelling van de vorm en de inhoud van de aanvragen voor een individuele vergunning om de spraaktelefoondienst te verrichten, overeenkomstig artikel 27, § 2, van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) het eerste lid wordt vervangen als volgt : « Alle gevraagde prognoses moeten een periode van ten minste vijf jaar bestrijken »;b) in het tweede lid vervalt het woord « vijftien ».

Art. 8.Punt 8 van de bijlage bij hetzelfde besluit wordt opgeheven. HOOFDSTUK II. - Wijzigingen in het koninklijk besluit van 22 juni 1998 betreffende de voorwaarden inzake aanleg en exploitatie van openbare telecommunicatienetwerken

Art. 9.Het tweede, het derde en het vierde lid van artikel 3 van het koninklijk besluit van 22 juni 1998 betreffende de voorwaarden inzake aanleg en exploitatie van openbare telecommunicatienetwerken worden opgeheven.

Art. 10.In artikel 5 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid worden de woorden « goedgekeurde eindapparatuur » vervangen door de woorden « apparatuur die voldoet aan alle wettelijke voorwaarden »;2° het tweede lid wordt opgeheven;3° in het derde lid worden de woorden « niet-goedgekeurde apparatuur of apparatuur die valt onder de bepalingen van artikel 95 van de wet » vervangen door de woorden « apparatuur die niet voldoet aan alle wettelijke voorwaarden ».

Art. 11.In artikel 10 worden de §§ 2 en 3 opgeheven.

Art. 12.Artikel 25 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.

Art. 13.In artikel 28 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) in § 1 worden de woorden « 60 dagen » vervangen door de woorden « 28 dagen »;b) in § 3 worden de woorden « 30 dagen » vervangen door de woorden « 7 dagen »;c) in § 4 worden de woorden « 30 dagen » vervangen door de woorden « 7 dagen ».

Art. 14.In artikel 30 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) § 1 wordt vervangen als volgt : « Elke operator die een wijziging in zijn individuele vergunning wenst, dient daartoe een verzoek in bij het Instituut.De aanpassing van de vergunning geschiedt volgens de procedure bepaald in artikel 30bis. »; b) de §§ 2 en 3 worden opgeheven;c) in § 4, eerste lid, worden de woorden in de Franse tekst « licence individuelle » vervangen door de woorden « autorisation individuelle »;d) § 5 wordt vervangen als volgt : « Het hierboven vermelde voorstel wordt behandeld overeenkomstig de procedure van artikel 30bis.».

Art. 15.Er wordt in hetzelfde besluit een artikel 30bis toegevoegd, luidende : «

Art. 30bis.§ 1. Het Instituut doet een aanbeveling en maakt deze bekend binnen ten hoogste 15 dagen, eventueel verlengd met de periode bepaald in artikel 27, § 4, na de indiening van ofwel de aanvraag bedoeld in artikel 30, § 1, ofwel van het voorstel bedoeld in artikel 30, § 2, tweede lid, ofwel na het verstrijken van de periode die aan de betrokken operator is toegestaan om het genoemde voorstel te bezorgen.

Wanneer de aanbeveling gunstig is, neemt zij de vorm aan van een ontwerp van individuele vergunning. Dat ontwerp wordt door het Instituut opgesteld op grond van de elementen die de aanvrager heeft verstrekt, na de aanvrager te hebben gehoord, indien hij daarom verzocht heeft. § 2. De aanvrager beschikt over ten hoogste 7 dagen om zijn opmerkingen over de aanbeveling van het Instituut aan de Minister mee te delen. § 3. Bij het verstrijken van de termijn bedoeld in § 3, beschikt de Minister over ten hoogste 7 dagen om zich uit te spreken over deze aanbeveling en om de individuele vergunning al dan niet toe te kennen. »

Art. 16.In punt 0.6. van de bijlage bij hetzelfde besluit tot vaststelling van de vorm en de inhoud van de aanvragen voor een individuele vergunning om de spraaktelefoondienst te verrichten, overeenkomstig artikel 27, § 2, van het besluit van 22 juni 1998 worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) het eerste lid wordt vervangen als volgt : « Alle gevraagde prognoses moeten een periode van ten minste vijf jaar bestrijken »;b) in het tweede lid vervalt het woord « vijftien ».

Art. 17.Punt 8 van de bijlage bij hetzelfde besluit wordt opgeheven. HOOFDSTUK III. - Wijzigingen in andere koninklijke besluiten

Art. 18.In het koninklijk besluit van 7 maart 1995 betreffende het opzetten en de exploitatie van GSM-mobilofonienetten worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° In artikel 6 worden het tweede en het derde lid opgeheven;2° in artikel 11, § 2, derde lid, vervangen door het koninklijk besluit van 24 oktober 1997, vervalt de laatste zin;3° artikel 12, § 2, vervangen door het koninklijk besluit van 24 oktober 1997, wordt opgeheven.

Art. 19.In het koninklijk besluit van 8 september 1997 betreffende de aanleg en de exploitatie van het MOB2-mobilofoonnet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° In artikel 6 worden het tweede en het derde lid opgeheven;2° in artikel 11, § 2, tweede lid, vervalt de laatste zin;3° in artikel 12, § 2, tweede lid, vervalt de laatste zin.

Art. 20.In het koninklijk besluit van 24 oktober 1997 betreffende het opzetten en de exploitatie van DCS-1800-mobilofonienetten worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in artikel 7, worden het tweede en het derde lid opgeheven;2° in artikel 12, § 2, derde lid, vervalt de laatste zin.

Art. 21.In het koninklijk besluit van 7 mei 1999 betreffende het bestek van toepassing op de exploitatie van mobiele persoonlijke satellietcommunicatiediensten worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in artikel 5 wordt § 4 opgeheven;2° in artikel 7, § 1, 2°, vervalt de laatste zin.

Art. 22.In artikel 7, derde lid, van het koninklijk besluit van 4 oktober 1999 tot vaststelling van het bestek van toepassing op de semafoondienst en van de procedure inzake de toekenning van individuele vergunningen, worden de woorden « geen enkel eindtoestel dat behoorlijk is goedgekeurd » vervangen door de woorden « geen enkel eindapparaat dat voldoet aan alle wettelijke bepalingen ».

Art. 23.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Art. 24.Onze Minister bevoegd voor Telecommunicatie is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 27 oktober 2000.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Telecommunicatie, R. DAEMS

^