Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 27 oktober 2000
gepubliceerd op 13 december 2000

Koninklijk besluit waarbij de algemene dienst Inlichting en Veiligheid van de krijgsmacht gemachtigd wordt om het identificatienummer van het Rijksregister van de natuurlijke personen te gebruiken

bron
ministerie van landsverdediging
numac
2000001049
pub.
13/12/2000
prom.
27/10/2000
ELI
eli/besluit/2000/10/27/2000001049/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

27 OKTOBER 2000. - Koninklijk besluit waarbij de algemene dienst Inlichting en Veiligheid van de krijgsmacht gemachtigd wordt om het identificatienummer van het Rijksregister van de natuurlijke personen te gebruiken


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het ontwerp van besluit dat wij de eer hebben aan de goedkeuring van Uwe Majesteit voor te leggen, beoogt in toepassing van artikel 8 van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen, de regels vast te stellen inzake het gebruik door sommige personeelsleden van de algemene dienst Inlichting en Veiligheid van de krijgsmacht van het identificatienummer van het Rijksregister van de natuurlijke personen.

Dit besluit vervolledigt het ontwerp van koninklijk besluit waarbij aan de algemene dienst Inlichting en Veiligheid van de krijgsmacht toegang wordt verleend tot het Rijksregister van de natuurlijke personen.

Thans wordt het gebruik van het identificatienummer van het Rijksregister door de algemene dienst Inlichting en Veiligheid van de krijgsmacht geregeld door het koninklijk besluit van 19 maart 1990 waarbij sommige overheden van het Ministerie van Landsverdediging gemachtigd worden om het identificatienummer van het Rijksregister van de natuurlijke pesonen te gebruiken.

Rekening gehouden met het feit dat de algemene dienst Inlichting en Veiligheid van de krijgsmacht over specifieke wettelijke bepalingen beschikt, schijnt het nochtans wenselijk dat hij eveneens gemachtigd wordt het identificatienummer van het Rijksregister te gebruiken voor de vervulling van zijn opdrachten.

Het toepassingsgebied ratione materiae van huidig ontwerp, te weten de vervulling van de opdrachten bedoeld in artikel 11 van de wet van 30 november 1998 houdende regeling van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten, is identiek aan het ontwerp dat toegang verleent tot het Rijksregister.

De uitoefening van zijn inlichtingen- en veiligheidsopdrachten wordt geregeld door de artikelen 12 tot 21 van voornoemde wet in het raam van dewelke de algemene dienst Inlichting en Veiligheid van de krijgsmacht, de inlichtingen en persoonsgegevens kan inwinnen die nuttig zijn voor de uitoefening van zijn opdrachten en die in verband staan met de doeleinden van het gegevensbestand (artikel 13), ze ontvangen van of, ze vragen aan de openbare diensten (artikel 14) of de privé-sector (artikel 16), zich de inschrijvingsdocumenten van de reizigers doen overleggen (artikel 17), de inlichtingen mededelen die zich in zijn documentatie bevinden aan de betrokken ministers en de betrokken gerechtelijke en administratieve overheden, aan de politiediensten en alle bevoegde instanties en personen, overeenkomstig de doelstellingen van hun opdrachten alsook aan de intanties en personen die het voorwerp zijn van een bedreiging bedoeld in artikel 11 (artikel 19).

Teneinde een efficiënter en zekerder vervulling van al zijn opdrachten waarvan het gevoelig karakter inherent is aan de taken van de algemene dienst Inlichting en Veiligheid van de krijgsmacht, te verzekeren, is het vereist dat hij eveneens gemachtigd wordt het identificatienummer van het Rijksregister te gebruiken.

Het gebruik van het identificatienummer van het Rijksregister zal ongetwijfeld een preciezere identificatie verzekeren en zal toelaten vergissingen te vermijden die schadelijk zouden zijn voor personen, niet slechts ter gelegenheid van het bijhouden en de consultatie van de documentatie bedoeld in artikel 13 van de voornoemde wet van 30 november 1998, maar eveneens in de contacten met de overige overheden en organismen die zelf overeenkomstig artikel 3, lid 2, van het ontwerp gemachtigd zijn dat nummer te gebruiken.

Naar analogie met het ontwerp van besluit waarbij aan de algemene dienst Inlichting en Veiligheid van de krijgsmacht toegang wordt verleend tot het Rijksregister van de natuurlijke personen, wordt het gebruik van het identificatienummer, raitione personae, toegekend aan de chef van de algemene dienst Inlichting en Veiligheid van de krijgsmacht alsook aan de agenten van de algemene dienst Inlichting en Veiligheid van de krijgsmacht, bij naam en schriftelijk aangeduid door de chef van de algemene dienst Inlichting en Veiligheid van de krijgsmacht. Het betreft inderdaad geen algemene machtiging ten opzichte van het personeel in zijn geheel maar een machtiging bij naam van agenten, nodig omwille van de vervulling van hun opdrachten.

Daarnaast wordt er verwezen naar het geheel van de agenten van de administratieve en inlichtingendiensten.

Het besluit boogt aldus zich te schikken naar de besluiten (verslag van 1994-1995) van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer die de mening is toegedaan dat de toegang wordt verleend op basis van een functionele verdeling van het werk eerder dan op basis van de graad der agenten. Zij meent dat een systeem van machtigingen vergezeld van adequate veiligheidsmaatregelen, meer beantwoordt aan de praktijk.

Het gebruik wordt vanzelfsprekend beperkt tot de doeleinden voorzien in artikel 2, eerste lid, van het ontwerp te weten de identificatie van natuurlijke pesonen die zich bevinden in de documentatie bijgehouden voor de vervulling van de opdrachten van de algemene dienst Inlichting en Veiligheid van de krijgsmacht, bedoeld in artikel 11 van de wet van 30 november 1998 tot regeling van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten.

Het ontwerp van besluit regelt eveneens het gebruik van het identificatienummer van het Rijksregister in de context van de externe betrekkingen van de algemene dienst Inlichting en Veiligheid van de krijgsmacht met andere overheden en organismen die zelf gemachtigd werden het identificatienummer van het Rijksregister te gebruiken wat de waarborg inhoudt dat de mededeling slechts zal plaatsvinden tussen behoorlijk gemachtigde instanties.

De artikelen 3 en 4 passen het beginsel toe van het doeleinde (cfr. artikelen 8 en 9 van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen).

In uitvoering van het advies van de Raad van State met betrekking tot artikel 5 van het ontwerp van koninklijk besluit, wordt de lijst van de personeelsleden van de algemene dienst Inlichting en Veiligheid die gemachtigd worden om het identificatienummer van het Rijksregister te gebruiken, met vermelding van hun titel en hun functie, jaarlijks opgesteld en volgens dezelfde periodiciteit aan de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer toegezonden.

Het ontwerp stelt tenslotte een controlesysteem in van de identiteit van elke aanvrager voor raadpleging van het Rijksregister door de algemene dienst Inlichting en Veiligheid van de krijgsmacht. De gegevens zullen gedurende zes maanden bewaard worden. Dit controlesysteem zal een verificatie van de uitgevoerde verrichtingen toelaten en derhalve elk misbruik vermijden.

Aldus beoogt het ontwerp van besluit tegemoet te komen, en enerzijds aan de bekommernis van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer inzake de veralgemening van de toegang tot het Rijksregister van de natuurlijke personen en het risico dat een dergelijk fenomeen inhoudt voor het privé-leven van de personen en anderzijds aan de bedoeling van de Regering een intern registratiesysteem te voorzien van de identiteit van elke aanvrager voor raadpleging van het Rijksregister.

Wij hebben de eer te zijn, Sire, van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaars, De Minister van Binnenlandse Zaken, A. DUQUESNE De Minister van Landsverdeging, A. FLAHAUT

ADVIES NR. 30/1999 VAN 8 SEPTEMBER 1999 VAN DE COMMISSIE VOOR DE BESCHERMING VAN DE PERSOONLIJKE LEVENSSFEER Ontwerp van koninklijk besluit waarbij de algemene dienst Inlichting en Veiligheid van de Krijgsmacht gemachtigd wordt om het identificatienummer van het Rijksregister van de natuurlijke personen te gebruiken De Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, Gelet op de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens, inzonderheid artikel 29;

Gelet op de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen, inzonderheid artikel 8;

Gelet op de adviesaanvraag van de Minister van Binnenlandse Zaken d.d. 29 juni 1999;

Gelet op het verslag van Mevr. B. Vanlerberghe;

Brengt op 8 september 1999 het volgende advies uit : I. VOORWERP VAN DE ADVIESAANVRAAG Het ontwerp van koninklijk besluit heeft tot doel de Algemene Dienst Inlichting en Veiligheid van de Krijgsmacht te machtigen om het identificatienummer van het Rijksregister te gebruiken. De Commissie stelt vast dat bij koninklijk besluit van 8 juli 1999, de Algemene Dienst Inlichting en Veiligheid van de Krijgsmacht reeds toegang werd verleend tot het Rijksregister.

II. GEMACHTIGDE PERSONEN Personen die gemachtigd zijn om het nummer te gebruiken, worden aangeduid in artikel 1 van het koninklijk besluit. Gemachtigde personen zijn met name de chef van de Algemene Dienst Inlichting en Veiligheid en de agenten van deze dienst die door de chef bij naam zijn aangewezen. Het betreft dus geen algemene machtiging ten opzichte van het personeel in zijn geheel. De lijst van de gemachtigde personen wordt ter beschikking gehouden van de Commissie (artikel 5).

III. DOELEINDEN Identificatie van de personen in de documentatie bijgehouden voor het vervulen van de opdrachten van de dienst bedoeld in artikel 11 van de wet van 30 november 1998 houdende regeling van de inlichtingen- en veiligheidsdienst (artikel 2, § 1).

Het gebruik dat van het nummer gemaakt zal worden is duidelijk omschreven. Het gebruik van het identificatienummer moet er voor zorgen dat er minder gemakkelijk vergissingen gebeuren bij het bijhouden van de documentatie en het verkrijgen van informatie van de openbare overheden en instellingen die zelf gemachtigd zijn om het identificatienummer te gebuiken.

IV. MEDEDELING VAN HET IDENTIFICATIENUMMER Het nummer mag niet aan derden worden meegedeeld, en wordt nooit vermeld op documenten die ter kennis van derden kunnen worden gebracht. Geen derden zijn de overheden en instellingen die zelf de toestemming hebben gekregen om het nummer te gebruiken en die handelen in de uitoefening van hun wettelijke en reglementaire bevoegdheden. Er bestaat in het koninklijk besluit dus een garantie dat het gebruik van het identificatienummer beperkt wordt tot de gemachtigde overheden en organismen.

Om deze redenen, verleent de Commissie een gunstig advies.

De secretaris, (Get.) M.-H. Boulanger.

De voorzitter, (Get.) P. Thomas.

ADVIES VAN DE RAAD VAN STATE De Raad van State, afdeling wetgeving, tweede kamer, op 27 maart 2000 door de Minister van Binnenlandse Zaken verzocht hem, binnen een termijn van ten hoogste een maand, van advies te dienen over een ontwerp van koninklijk besluit « waarbij de Algemene Dienst Inlichting en Veiligheid van de Krijgsmacht gemachtigd wordt om het identificatienummer van het Rijksregister van de natuurlijke personen te gebruiken », heeft op 17 mei 2000 het volgende advies gegeven : Onderzoek van het ontwerp Aanhef Tweede en derde lid Indien men het dienstig acht een bepaalde regeling in herinnering te brengen om de strekking van het besluit aan te geven, dient zulks niet te geschieden in de vorm van een aanhefverwijzing, maar dient bij die regeling aangehaakt te worden via een considerans.

Dat geldt voor het tweede en derde lid van het ontwerp, welke leden niet met « Gelet op » behoren te beginnen maar met « Overwegende dat ».

De volgende tekst wordt voorgesteld : « Overwegende dat de wet van 8 december 1992..., inzonderheid artikel 5, van toepassing is;

Overwegende dat het koninklijk besluit van 19 maart 1990..., inzonderheid artikel 1, 6°, van toepassing is; ».

Vijfde lid Het advies van de inspecteur van financiën is op 19 april 2000 gegeven.

Er behoort dan ook te worden verwezen naar het advies van de inspecteur van financiën van 19 april 2000 in plaats van naar diens advies van 4 februari 1999.

Zesde lid Het besluit van de Ministerraad behoort te worden vermeld opdat de regelmatigheid van de procedure kan worden nagegaan. De datum waarop dat besluit tot stand is gekomen, moet niet worden vermeld. Die datum stemt immers niet overeen met de datum waarop de adviesaanvraag aan de Raad van State is toegezonden en de adviesaanvraag wordt vaak zeer lang na het besluit in de Ministerraad aan de Raad van State toegezonden, zodat het behoud van de vermelding van de datum van dat besluit verwarring zou kunnen doen ontstaan over de datum waarop de termijn van één maand ingaat.

Zevende lid Men schrijve : « Gelet op advies L. 30.005/2 van de Raad van State, gegeven op 17 mei 2000, met toepassing van... ».

Dispositief Artikel 2 Dit artikel behoort niet in paragrafen te worden onderverdeeld.

Artikel 4 1. Gelet op de vorige opmerking, behoort te worden geschreven « ..., doch alleen voor de doeleinden vermeld in artikel 2, eerste lid : ». 2. In onderdeel 2° van de Franse tekst schrijve men « visés ». Artikel 5 Artikel 5 van het ontworpen besluit strekt ertoe de overzending, aan de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, van de lijst van de personen die toegang mogen hebben tot het Rijksregister te vervangen door een systeem van bijhouden van die lijst.

Die voorgenomen wijziging behoort te vervallen. Aldus zouden de eenvormigheid van de verplichtingen die rusten op al wie toegang heeft tot het Rijksregister en, daarmee samenhangend, de eenvormigheid van de waarborgen die aan de geregistreerde personen worden geboden, worden verzekerd. Het periodieke overzenden van de lijsten van personen die toegang hebben tot het Rijksregister biedt het voordeel dat de Commissie hierdoor een eerste idee wordt gegeven van de ontwikkelingen in de bestuurlijke praktijk. Wanneer de lijsten niet worden overgezonden, kan ze snel eventuele onregelmatigheden of nalatigheden opsporen en dienovereenkomstig optreden.

Indien de bedoeling van de Regering erin bestaat de procedure te vereenvoudigen, dan zouden die maatregelen tot vereenvoudiging gewettigd moeten worden en moeten gelden voor alle soortgelijke gevallen, wat zou betekenen dat alle besluiten die tot nog toe in dezen zijn uitgevaardigd, opnieuw zouden moeten worden bekeken.

Artikel 6 Er wordt geenszins uitgelegd waarom van de gewone regels voor de inwerkingtreding zou moeten worden afgeweken. Het ontworpen artikel 6 behoort dan ook te vervallen.

Slotopmerking In het ontwerp van koninklijk besluit worden te vaak hoofdletters gebruikt. Zo schrijve men : « ... de algemene dienst Inlichting en Veiligheid van de krijgsmacht... », « de chef van de... ».

De kamer was samengesteld uit De heren J.-J. STRYCKMANS, eerste voorzitter Y. KREINS, P. QUERTAINMONT, staatsraden.

F. DELPEREE, J. KIRKPATRICK, assessoren van de afdeling wetgeving.

Mevr. J. GIELISSEN, toegevoegd griffier.

Het verslag werd uitgebracht door de heer J. Regnier, eerste auditeur-afdelingshoofd. De nota van het Coördinatiebureau werd opgesteld en toegelicht door de heer E. Bosquet, adjunct-referendaris.

De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst werd nagezien onder toezicht van de heer J.-J. Stryckmans.

De eerste voorzitter, J.-J. Stryckmans.

De griffier, J. Gielissen.

27 OKTOBER 2000. - Koninklijk besluit waarbij de algemene dienst Inlichting en Veiligheid van de krijgsmacht gemachtigd wordt om het identificatienummer van het Rijksregister van de natuurlijke personen te gebruiken ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen, inzonderheid op artikel 8, gewijzigd bij de wet van 15 januari 1990;

Overwegende dat de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens, inzonderheid artikel 5 van toepassing is;

Overwegende dat het koninklijk besluit van 19 maart 1990 waarbij sommige overheden van het Ministerie van Landsverdediging gemachtigd worden om het identificatienummer van het Rijksregister van de natuurlijke personen te gebruiken, inzonderheid art. 1, 6°, van toepassing is;

Gelet op het advies nr. 30/1999 van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, gegeven op 8 september 1999;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 19 april 2000;

Gelet op het besluit van de Ministerraad over het verzoek om advies door de Raad van State binnen een termijn van een maand;

Gelet op het advies L. 30.005/2 van de Raad van State, gegeven op 17 mei 2000, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en van Onze Minister van Landsverdediging en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.De chef van de algemene dienst Inlichting en Veiligheid is gemachtigd het identificatienummer van het Rijksregister van de natuurlijke personen te gebruiken onder de voorwaarden en voor de doeleinden vastgesteld bij de artikelen 2 en 3.

De agenten van de algemene dienst Inlichting en Veiligheid die door de chef van deze dienst schriftelijk bij naam zijn aangewezen, mogen eveneens het identificatienummer gebruiken onder de voorwaarden en voor de doeleinden vastgesteld bij de artikelen 2 en 3.

Art. 2.Het identificatienummer van de personen ingeschreven in het Rijksregister van de natuurlijke personen mag enkel worden gebruikt om hen te identificeren in de documentatie bijgehouden voor het vervullen van de opdrachten van de algemene dienst Inlichting en Veiligheid bedoeld in artikel 11 van de wet van 30 november 1998 houdende regeling van inlichtingen- en veiligheidsdiensten.

Het nummer wordt nooit vermeld op documenten die ter kennis kunnen worden gebracht van andere derden dan die bedoeld in artikel 3, tweede lid.

Art. 3.Het identificatienummer van het Rijksregister mag niet worden meegedeeld aan derden.

Voor de toepassing van het eerste lid worden niet als derden beschouwd, de openbare overheden en instellingen die overeenkomstig artikel 8 van de voormelde wet van 8 augustus 1983, zelf de toestemming hebben gekregen om het identificatienummer van het Rijksregister te gebruiken en die handelen in de uitoefening van hun wettelijke en reglementaire bevoegdheden.

Art. 4.De personen bedoeld in artikel 1 zijn gemachtigd het identificatienummer van de in het Rijksregister ingeschreven personen te gebruiken, doch alleen voor de doeleinden vermeld in artikel 2, eerste lid : 1° ten behoeve van de documentatie bedoeld in artikel 13 van de wet van 30 november 1998 houdende regeling van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten;2° in hun betrekkingen met de openbare overheden en instellingen bedoeld in artikel 3, tweede lid.

Art. 5.De lijst van de overeenkomstig artikel 1, eerste en tweede lid, aangewezen personeelsleden van de algemene dienst Inlichting en Veiligheid van de krijgsmacht wordt, met vermelding van hun titel en hun functie, jaarlijks opgesteld en volgens dezelfde periodiciteit aan de Commissie voor de bescherming van persoonlijke levenssfeer toegezonden.

Art. 6.Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Onze Minister van Landsverdediging zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 27 oktober 2000.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, A. DUQUESNE De Minister van Landsverdediging, A. FLAHAUT

^