27 OKTOBER 1998. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 14 januari 1954 houdende organiek reglement van het Ministerie van Buitenlandse Zaken en Buitenlandse Handel

ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op artikel 107, tweede lid, van de Grondwet;

Gelet op het koninklijk besluit van 14 januari 1954 houdende organiek reglement van het Ministerie van Buitenlandse Zaken en Buitenlandse Handel, inzonderheid op artikel 22, eerste lid, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 11 oktober 1965;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 15 april 1998;

Gelet op het protocol van Sectorcomité I nr. 82/1 van 7 juli 1998;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende dat in twee consulaire posten het hoofd van de post niet wordt vervangen door een ambtenaar van de carrière Buitenlandse Dienst daar het wenselijk is de leiding ervan toe te vertrouwen aan ambtenaren van de Kanselarijcarrière;

Overwegende dat het voor de continuiteit van de werkzaamheden van deze posten en voor de rechtszekerheid noodzakelijk is dat deze ambtenaren zonder verwijl formeel voor een consulair ambt kunnen worden aangewezen;

Op de voordracht van Onze Minister van Buitenlandse Zaken, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.In artikel 22 van het koninklijk besluit van 14 januari 1954 houdende organiek reglement van het Ministerie van Buitenlandse Zaken en Buitenlandse Handel, wordt een derde lid ingevoegd dat als volgt luidt : « Onverminderd de bepalingen van artikel 33D, kunnen ambtenaren van die carrière uitzonderlijk worden aangewezen voor een van de ambten bedoeld in het eerste lid. »

Art. 2.Onze Minister van Buitenlandse Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 27 oktober 1998.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Buitenlandse Zaken, E. DERYCKE