Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 27 juni 2018
gepubliceerd op 08 augustus 2018

Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 14 december 2006 betreffende geneesmiddelen voor menselijk en diergeneeskundig gebruik. - Rechtzetting

bron
federaal agentschap voor geneesmiddelen en gezondheidsproducten
numac
2018012828
pub.
08/08/2018
prom.
27/06/2018
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

FEDERAAL AGENTSCHAP VOOR GENEESMIDDELEN EN GEZONDHEIDSPRODUCTEN


27 JUNI 2018. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 14 december 2006 betreffende geneesmiddelen voor menselijk en diergeneeskundig gebruik. - Rechtzetting


Het verslag aan de Koning en het advies van de Raad van State met betrekking tot het koninklijk besluit van 27 juni 2018 tot wijziging van het koninklijk besluit van 14 december 2006 betreffende geneesmiddelen voor menselijk en diergeneeskundig gebruik, bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad nr. 172, tweede editie, van 20 juli 2018, blz. 58490 en volgende, dienen bekendgemaakt te worden.

VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het ontwerp van koninklijk besluit dat ik de eer heb aan Uwe Majesteit voor te leggen, zet richtlijn 2017/1572 om, en brengt enkele andere wijzigingen aan in het koninklijk besluit van 14 december 2006.

Dit verslag strekt ertoe bepaalde wijzigingen of het uitblijven van wijzigingen naar aanleiding van het advies van de Raad van State te verduidelijken wanneer deze niet in overeenstemming zijn met dat advies of wanneer deze niet volledig in overeenstemming lijken te zijn met dat advies.

Wat de opmerking van de Raad van State onder punt 4.3. betreft, werd de verwijzing naar het Centrum voor Onderzoek in Diergeneeskunde en Agrochemie vervangen door een verwijzing naar Sciensano, in de mate dat deze openbare instelling bestaat sinds 1 april 2018 overeenkomstig de wet van 25 februari 2018 tot oprichting van Sciensano en het koninklijk besluit van 28 maart 2018 tot uitvoering, wat personeelszaken betreft, van de wet van 25 februari 2018 tot oprichting van Sciensano en tot vaststelling van de datum van de inwerkingtreding van bepaalde bepalingen van dezelfde wet. De aanhef van het besluit werd dienovereenkomstig aangepast om de nodige rechtsgrondslagen te bevatten.

Naar aanleiding van de opmerking van de Raad van State onder punt 5.1. van zijn advies, werd de definitie van "fabrikant" ingevoerd in bijlage IV. Het was niet opportuun om de definitie in te voeren wat betreft de artikelen 81 en 82 van het koninklijk besluit, vermits deze het woord "fabrikant" niet bevatten.

Wat de opmerking onder punt 5.6.3. van het advies van de Raad van State betreft, kan uit het gebruik van het meervoud betreffende "de bevoegde autoriteiten" in artikel 9, § 2, en artikel 11, § 4, § 2, van Richtlijn 2017/1572 in plaats van het enkelvoudig, zoals in sommige andere artikelen, worden afgeleid dat de bedoelde autoriteiten wel degelijk de nationale autoriteiten van de lidstaat zijn, zijnde het FAGG in België, maar ook de autoriteiten van de andere lidstaten.

Zoals uitgelegd aan de Raad van State, kunnen inspecties worden uitgevoerd door de inspectiediensten van verschillende lidstaten, op eigen initiatief of op verzoek van het EMA. In tegenstelling tot de uitleg verstrekt aan de Raad van State hoeven de bewaarde gegevens en monsters echter niet ter beschikking van het EMA te worden gesteld, maar enkel aan de inspecteurs van de lidstaten. De punten VIII.2. en X.4. van bijlage IV, ingevoerd door bijlage 1 bij het ontwerpbesluit, werden daarom niet gewijzigd.

Tot slot werd de Europese Commissie gecontacteerd naar aanleiding van de opmerking van de Raad van State onder punt 6.1. Het antwoord van de Commissie bevestigt dat de beginselen en richtsnoeren inzake goede praktijken bij het vervaardigen van geneesmiddelen voor menselijk gebruik, vastgesteld bij Richtlijn (EU) 2017/1572, en de beginselen en richtsnoeren inzake goede praktijken bij het vervaardigen van geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik, vastgesteld bij Richtlijn 91/412/EEG, niet significant verschillen. Deze vaststelling, gekoppeld aan de aard van de richtlijn die verbindend is ten aanzien van het te bereiken resultaat voor elke lidstaat waarvoor zij bestemd is, doch aan de nationale instanties de bevoegdheid overlaat om vorm en middelen te kiezen, impliceert, overeenkomstig artikel 288 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, dat België de in deze twee richtlijnen vervatte beginselen in één tekst mag omzetten, namelijk bijlage IV bij het koninklijk besluit.

Ik heb de eer te zijn, Sire, Van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar, De Minister van Volksgezondheid, M. DE BLOCK

RAAD VAN STATE, afdeling Wetgeving Advies 62.988/3 van 15 maart 2018 over een ontwerp van koninklijk besluit `tot wijziging van het koninklijk besluit van 14 december 2006 betreffende geneesmiddelen voor menselijk en diergeneeskundig gebruik' Op 13 februari 2018 is de Raad van State, afdeling Wetgeving, door de Minister van Volksgezondheid verzocht binnen een termijn van dertig dagen een advies te verstrekken over een ontwerp van koninklijk besluit `tot wijziging van het koninklijk besluit van 14 december 2006 betreffende geneesmiddelen voor menselijk en diergeneeskundig gebruik'.

Het ontwerp is door de derde kamer onderzocht op 6 maart 2018. De kamer was samengesteld uit Jo BAERT, kamervoorzitter, Jeroen VAN NIEUWENHOVE en Koen MUYLLE, staatsraden, en Greet VERBERCKMOES, griffier.

Het verslag is uitgebracht door Rein THIELEMANS, eerste auditeur.

De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst van het advies is nagezien onder toezicht van Jeroen VAN NIEUWENHOVE, staatsraad.

Het advies, waarvan de tekst hierna volgt, is gegeven op 15 maart 2018. 1. Met toepassing van artikel 84, § 3, eerste lid, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, heeft de afdeling Wetgeving zich toegespitst op het onderzoek van de bevoegdheid van de steller van de handeling, van de rechtsgrond, alsmede van de vraag of aan de te vervullen vormvereisten is voldaan. STREKKING VAN HET ONTWERP 2. Het voor advies voorgelegde ontwerp van koninklijk besluit strekt in de eerste plaats tot de omzetting van richtlijn (EU) 2017/1572 van de Commissie van 15 september 2017 `tot aanvulling van Richtlijn 2001/83/EG van het Europees Parlement en de Raad wat de beginselen en richtsnoeren inzake goede praktijken bij het vervaardigen van geneesmiddelen voor menselijk gebruik betreft'.Daartoe worden wijzigingen aangebracht in de artikelen 2, 81 en 82 van het koninklijk besluit van 14 december 2006 `betreffende geneesmiddelen voor menselijk en diergeneeskundig gebruik', die betrekking hebben op geneesmiddelen voor menselijk gebruik, en wordt bijlage IV vervangen, waarbij de beginselen en richtsnoeren inzake goede praktijken bij het vervaardigen van geneesmiddelen worden vastgesteld.

Daarnaast wordt in artikel 75 van het koninklijk besluit van 14 december 2006 het vereiste geschrapt dat in de aanvraag om een vergunning voor vervaardiging, invoer en uitvoer van geneesmiddelen die radio-isotopen bevatten, moet worden aangetoond dat de bevoegde persoon waarover de vergunninghouder moet beschikken en die er verantwoordelijk voor is dat de geneesmiddelen overeenkomstig de beginselen en richtsnoeren inzake goede praktijken bij het vervaardigen van geneesmiddelen vervaardigd en gecontroleerd worden, of, indien het geneesmiddelen uit derde landen betreft, dat zij aan kwaliteitsanalyses worden onderworpen, tevens erkend is op grond van het koninklijk besluit van 20 juli 2001 `houdende algemeen reglement op de bescherming van de bevolking, van de werknemers en het leefmilieu tegen het gevaar van de ioniserende stralingen'. In artikel 113bis van het koninklijk besluit van 14 december 2006 wordt de verplichting opgeheven voor het Federaal Agentschap voor Geneesmiddelen en Gezondheidsproducten (hierna: FAGG) om een telefoonnummer bekend te maken waarop meldingen inzake vermoedelijk vervalste geneesmiddelen of vermoedelijke kwaliteitsgebreken van geneesmiddelen kunnen gebeuren - de melding gebeurt voortaan alleen op een door het FAGG daartoe bekendgemaakt e-mailadres.

Wat geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik betreft, worden in de artikelen 142, 202, 208 en 209 van het koninklijk besluit van 14 december 2006 gelijkaardige wijzigingen aangebracht. Tevens wordt de bepaling vervangen in artikel 238 van hetzelfde besluit aangaande de kennisgeving door de houder van de vergunning voor het in de handel brengen van geneesmiddelen (hierna: VHB) van elke stap aangaande het opschorten van het in de handel brengen van een geneesmiddel of het uit de handel nemen van een geneesmiddel, het verzoeken om intrekking van de VHB of het niet indienen van een aanvraag tot verlenging van de VHB. RECHTSGROND 3.1. Voor het ontworpen artikel 81, §§ 1 en 2, van het koninklijk besluit van 14 december 2006 (artikel 3 van het ontworpen besluit) en voor de artikelen 5 en 11 van het ontworpen besluit kan worden gesteund op de algemene uitvoeringsbevoegdheid van de Koning (artikel 108 van de Grondwet), gelezen in samenhang met artikel 12bis, § 1, elfde lid, eerste zin, van de wet van 25 maart 1964 `op de geneesmiddelen' (hierna: de geneesmiddelenwet). Het beroep op de algemene uitvoeringsbevoegdheid is nodig omdat de in de voormelde wetsbepaling aan de Koning verleende machtiging om de beginselen en richtsnoeren inzake goede praktijken die bij de vervaardiging van geneesmiddelen moeten worden nageleefd, vast te leggen, niet uit zichzelf de bevoegdheid inhoudt om nadere regels te bepalen inzake de interpretatie van die beginselen en richtsnoeren.

Voor de bijlage bij het ontworpen besluit wordt de rechtsgrond geboden door artikel 12bis, § 1, elfde lid, eerste zin, van de geneesmiddelenwet. 3.2. Het ontworpen artikel 81, § 3 (artikel 3 van het ontworpen besluit), vindt rechtsgrond in artikel 12bis, § 1, dertiende lid, tweede zin, van de geneesmiddelenwet. 3.3. Het ontworpen artikel 82, §§ 1 tot 4 (artikel 4 van het ontworpen besluit), en het ontworpen artikel 209, §§ 1 tot 4 (artikel 12 van het ontworpen besluit), vinden rechtsgrond in artikel 12bis, negende lid, eerste zin, van de geneesmiddelenwet. 3.4. Voor het ontworpen artikel 82, § 5 (artikel 4 van het ontworpen besluit), en het ontworpen artikel 209, § 5 (artikel 12 van het ontworpen besluit), wordt de rechtsgrond geboden door artikel 12bis, § 1, negende lid, van de geneesmiddelenwet (in zoverre de ontworpen bepalingen betrekking hebben op de inspecties in het kader van een onderzoek van een aanvraag tot een vergunning), alsook door artikel 14bis, § 5, van de geneesmiddelenwet (in zoverre de ontworpen bepalingen betrekking hebben op inspecties inzake de naleving van de beginselen en richtsnoeren inzake goede praktijken bij het vervaardigen van geneesmiddelen die na het verlenen van de vergunning plaatsvinden). De overeenkomstig de laatstgenoemde wetsbepaling door de Koning vast te stellen "richtsnoeren" die gevolgd worden bij het uitvoeren van inspecties kunnen worden gelijkgesteld met het kwaliteitssysteem waaraan in de ontworpen bepalingen wordt gerefereerd.

Doordat die ontworpen bepalingen een onvolledige omzetting inhouden van de relevante bepalingen van richtlijn (EU) 2017/1572, is een aanvullende omzetting vereist (zie opmerkingen 5.2.1 en 5.2.2), waarvoor de rechtsgrond evenwel ten dele problematisch is (zie opmerking 5.2.3). 3.5. De artikelen 7 en 10 van het ontworpen besluit vinden rechtsgrond in artikel 12bis, negende lid, eerste zin, van de geneesmiddelenwet. 3.6. De rechtsgrond voor artikel 8 van het ontworpen besluit wordt geboden door artikel 7ter, eerste zin, van de geneesmiddelenwet. 3.7. Artikel 13 van het ontworpen besluit vindt rechtsgrond in artikel 6, § 1sexies, vijfde lid, van de geneesmiddelenwet. 4.1. In zoverre bij het ontworpen besluit taken worden opgelegd aan het FAGG, kan daarvoor worden gesteund op de algemene uitvoeringsbevoegdheid van de Koning, gelezen in samenhang met de door de gemachtigde aangevoerde bepalingen van de wet van 20 juli 2006 `betreffende de oprichting en de werking van het Federaal Agentschap voor Geneesmiddelen en Gezondheidsproducten', namelijk artikel 4, § 1, eerste lid, en derde lid, 4°, a en b. De vraag rijst evenwel of naast de opdrachten vervat in die bepalingen ook geen andere opdrachten in aanmerking komen, zoals de opdrachten vermeld in artikel 4, § 1, derde lid, 4°, g en h, van dezelfde wet. Het staat aan de stellers van het ontwerp om dit nog eens te herbekijken. 4.2. In zoverre bij het ontworpen besluit een beroep wordt gedaan op de medewerking van personeelsleden van het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle (hierna: FANC), kan daarvoor worden gesteund op de algemene uitvoeringsbevoegdheid van de Koning, gelezen in samenhang met de artikelen 9, 19, eerste lid, derde streepje, en 20, eerste lid, van de wet van 15 april 1994 `betreffende de bescherming van de bevolking en van het leefmilieu tegen de uit ioniserende stralingen voortspruitende gevaren en betreffende het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle'. 4.3. In zoverre bij het ontworpen besluit een beroep wordt gedaan op de medewerking van personeelsleden van het Wetenschappelijk Instituut voor Volksgezondheid en van het Centrum voor Onderzoek in Diergeneeskunde en Agrochemie, is daarvoor vooralsnog geen specifieke rechtsgrond vereist, aangezien deze twee instellingen enkel beschikken over rechtspersoonlijkheid voor het beheer van hun eigen vermogen. Van zodra evenwel de openbare instelling met rechtspersoonlijkheid Sciensano wordt opgericht, bedoeld in het reeds door de Kamer van volksvertegenwoordigers aangenomen wetsontwerp,1 zullen de bepalingen waarin gewag wordt gemaakt van de medewerking van de betrokken personeelsleden moeten worden aangepast en zal daarvoor een geëigende rechtsgrond moeten worden gevonden, mogelijk in de voormelde aan te nemen wet.

ALGEMENE OPMERKINGEN 5. Wat betreft de overeenstemming van de bepalingen van hoofdstuk 1 met richtlijn (EU) 2017/1572, met de in artikel 47 van richtlijn 2001/83/EG2 genoemde beginselen en richtsnoeren, gedetailleerde richtsnoeren of richtsnoeren, en met andere bepalingen van richtlijn 2001/83/EG, moet het volgende worden opgemerkt. 5.1. De definitie van de term "fabrikant", in artikel 2, 1, van richtlijn (EU) 2017/1572 wordt niet omgezet bij het ontwerp. Ook in artikel 1 van de geneesmiddelenwet of in artikel 2 van het koninklijk besluit van 14 december 2006 komt geen dergelijke definitie voor. Dit werd door de gemachtigde verantwoord als volgt: "Il n'a pas été jugé utile de reprendre cette définition dans la mesure où l'article 12bis de la loi du 25 mars 1964 sur les médicaments est assez claire à cet égard. Par ailleurs, il existe des fabricants de médicaments, de matières premières, de dispositifs médicaux, ... L'on n'a pas opté pour l'introduction de cette définition qui aurait entrainé une révision de l'ensemble des références aux fabricants dans l'ensemble du texte de l'arrêté royal, dès lors que le texte de la loi et le titre VI de la partie I sont assez clairs." De Raad van State kan zich niet bij die zienswijze aansluiten. De omstandigheid dat de term in het huidige interne recht verschillende betekenissen heeft en dat de omzetting zou nopen tot een herziening van de internrechtelijke terminologie is als zodanig beschouwd geen reden om zich te onttrekken aan de verplichting om de richtlijn integraal om te zetten, zodat vaststaat dat de term "fabrikant" in de omzettingsregels inhoudelijk overeenstemt met de definitie in de voormelde richtlijnbepaling. De definitie van fabrikant moet dan ook worden omgezet in het koninklijk besluit van 14 december 2006, eventueel enkel in de artikelen 81 en 82 en in bijlage IV, door daarin telkens te vermelden "[i]n [dit artikel] [deze bijlage] wordt verstaan onder fabrikant: (...)". 5.2.1. Met het ontworpen artikel 82, § 5 (artikel 4 van het ontwerp), wordt de omzetting beoogd van artikel 3, leden 1 en 3, van richtlijn (EU) 2017/1572. Die omzetting blijkt echter niet volledig te zijn.

In de ontworpen bepaling, die grotendeels gebaseerd is op artikel 3, lid 3, van de voormelde richtlijn, wordt gewag gemaakt van een kwaliteitssysteem voor de inspecties, dat gebaseerd moet zijn op de door de Commissie gepubliceerde verzameling van procedures met betrekking tot inspecties en informatie-uitwisseling. Artikel 3, lid 1, van richtlijn (EU) 2017/1572 houdt evenwel op meer algemene wijze in dat bij inspecties inzake de naleving van de beginselen en richtsnoeren inzake goede praktijken bij het vervaardigen van geneesmiddelen, rekening moet worden gehouden met de door de Commissie gepubliceerde verzameling van procedures van de Unie voor inspecties en voor de uitwisseling van informatie.

De gemachtigde antwoordde daarop het volgende: "Vous avez raison, la référence à la compilation ne doit pas être restreinte au système de qualité. L'on pourrait introduire dans l'article qui reprendrait le § 5 pour l'ensemble des inspections (...) un paragraphe qui disposerait que les personnes visées à l'article 14, § 1er, de la loi sur les médicaments qui effectuent les inspections, soit dans le cadre de la vérification des données dans le cadre d'une demande d'autorisation, soit par la suite (wording précis à travailler) prennent en compte la compilation, publiée par la Commission, des procédures de l'Union relatives aux inspections et à l'échange d'informations." De gemachtigde stelde voor om daartoe een artikel 83/1 in te voegen "qui viendrait compléter le titre VI, chapitre Ier (si cela est compatible dans la numérotation des articles, l'article 83 étant suivi par l'article 83bis)".

Een dergelijke aanvulling is inderdaad vereist. 5.2.2. De gemachtigde verklaarde dat met "de door de Commissie gepubliceerde verzameling van procedures van de Unie met betrekking tot inspecties en informatie-uitwisseling"3 wordt bedoeld de door het Europees Geneesmiddelenbureau (EMA) in overeenstemming met de Europese Commissie gepubliceerde Compilation of Community Procedures on Inspections and Exchange of Information van 3 oktober 2014,4 meer bepaald de bladzijden 5 tot 13 ("Quality Systems Framework for GMP Inspectorates").

De juridische waarde van die "verzameling van procedures" wordt niet bepaald in reeds bestaande omzettingsbepalingen in de geneesmiddelenwet of in het koninklijk besluit van 14 december 2006.

De gemachtigde verklaarde daarover het volgende: "C'est toute la question concernant des lignes directrices. La directive 2017/1572 indique que `Les Etats membres prennent également en compte la compilation'. Sa valeur juridique est donc moins forte que celle d'une directive mais il n'y a pas de raison de ne pas la suivre dans le cadre de l'harmonisation de la matière et du travail des inspections des différentes autorités. Le respect de ces procédures est d'ailleurs vérifié dans le cadre du Joint audit program." Er kan worden aangenomen dat gaat om regels waarmee door de inspectiediensten van het FAGG rekening moet worden gehouden. In elk geval schrijft artikel 14bis, § 5, van de geneesmiddelenwet, dat de (mede) rechtsgrond biedt voor de ontworpen bepaling, voor dat de Koning de richtsnoeren kan bepalen die gevolgd worden bij het uitvoeren van de inspecties, los van de vraag of het nu gaat om formeel bindende rechtsregels. Alleen al opdat de ontworpen bepaling kan worden gesteund op die rechtsgrondbepaling is dus vereist dat het relevante onderdeel van de voormelde "verzameling van procedures" in het ontwerp worden opgenomen, ter omzetting van artikel 3, lid 1, tweede alinea, van richtlijn (EU) 2017/1572. 5.2.3. Ook artikel 3, lid 1, eerste alinea, van richtlijn (EU) 2017/1572 moet worden omgezet, maar het ontworpen artikel 82, § 5, bevat daaromtrent geen bepalingen. Bovendien kan die omzetting niet worden gesteund op de in opmerking 3.4 aangehaalde rechtsgrondbepalingen. De omzetting van die richtlijnbepaling vergt dan ook een wijziging van de geneesmiddelenwet. 5.3. Artikel 3, lid 2, van richtlijn (EU) 2017/1572 wordt omgezet bij het ontworpen artikel 81, § 1 (artikel 3 van het ontwerp). 5.3.1. De "beginselen en richtsnoeren inzake goede praktijken bij het vervaardigen" van geneesmiddelen, waarvan gewag wordt gemaakt in de voormelde bepalingen en die worden omgezet bij bijlage IV bij het koninklijk besluit van 14 december 2006, zoals te vervangen bij de bijlage bij het te nemen besluit, zijn de beginselen en richtsnoeren die worden vermeld in artikel 47, eerste alinea, van richtlijn 2001/83/EG. De "gedetailleerde richtsnoeren", waarvan gewag wordt gemaakt in de voormelde bepalingen en in artikel 47, tweede alinea, van richtlijn 2001/83/EG, betreffen volgens de gemachtigde volume 4 van "The rules governing medicinal products in the European Union", bekendgemaakt op de website van de Europese Commissie (Eudralex).5 Blijkens de inleiding van die publicatie wordt ze regelmatig geactualiseerd.

De richtlijnbepaling die inhoudt dat voor de interpretatie van de beginselen en richtsnoeren inzake goede praktijken bij het vervaardigen van geneesmiddelen gebruik moet worden gemaakt van de gedetailleerde richtsnoeren, wordt omgezet door te bepalen dat voor de interpretatie van de beginselen en richtsnoeren de gedetailleerde richtsnoeren, bekendgemaakt door de Europese Commissie in de "Voorschriften inzake geneesmiddelen in de Europese Unie", in acht genomen moeten worden, "in hun Franse en Nederlandse versie, zoals gepubliceerd op de website van het FAGG en die in werking treden op de dag van de bekendmaking van een kennisgeving in het Belgisch Staatsblad". Bij gebrek aan een dergelijke kennisgeving of indien slechts een deel van de gedetailleerde richtsnoeren zijn bekendgemaakt, moeten de gedetailleerde richtsnoeren zoals bekendgemaakt door de Europese Commissie in de Voorschriften zelf, in hun laatst beschikbare versie, worden gebruikt.

Met de richtlijnbepaling wordt niet beoogd om de gedetailleerde richtsnoeren als bindende, door de rechtsonderhorigen na te leven regels op te leggen, maar wel om te bepalen dat bij de interpretatie van de in bijlage IV bij het koninklijk besluit van 14 december 2006 ter omzetting van richtlijn (EU) 2017/1572 bepaalde beginselen en richtsnoeren, die wel bindend zijn, rekening moet worden gehouden met de gedetailleerde richtsnoeren. Die gedetailleerde richtsnoeren worden bijgevolg niet als formeel bindende rechtsregels geconcipieerd, zodat kan worden aanvaard dat ze worden bekendgemaakt door de Europese Commissie via haar website.

Het zou meer in overeenstemming zijn met de aangehaalde richtlijnbepalingen om het eerste lid van de ontworpen bepaling te redigeren als volgt: "Voor de interpretatie van de beginselen en richtsnoeren inzake goede praktijken bij het vervaardigen van geneesmiddelen zoals opgenomen in bijlage IV bij dit besluit moet rekening worden gehouden met de gedetailleerde richtsnoeren in volume 4 (`Guidelines for good manufacturing practices for medicinal products for human and veterinary use') van de voorschriften inzake geneesmiddelen in de Europese Unie, zoals bekendgemaakt op de website van de Europese Commissie. Het FAGG maakt een Nederlandse, Franse en Duitse vertaling ervan bekend op zijn website." Wat betreft de ontworpen bepaling betreffende de inwerkingtreding van die gedetailleerde richtsnoeren "op de dag van de bekendmaking van een kennisgeving in het Belgisch Staatsblad", verklaarde de gemachtigde het volgende: "C'est l'entrée en vigueur des versions traduites des lignes directrices qui est dépendante de la publication d'une notification au Moniteur belge. Les lignes directrices de la Commission sont bien sûr directement applicables. (...) [C]ette règle permet de gérer la période entre l'entrée en vigueur de la disposition et la traduction de l'ensemble des textes des lignes directrices et leur publication sur le site internet de l'AFMPS. L'on ne peut en effet pas se permettre de n'avoir aucune ligne directrice d'application en Belgique pendant cette période, d'où la référence aux lignes directrices publiées sur le site de la Commission européenne (qui sont celles d'application actuellement)." Er mag geen twijfel over bestaan dat in afwachting van de beschikbaarheid van een vertaling de gedetailleerde richtsnoeren, bekendgemaakt door de Europese Commissie, al gelden en dat ermee rekening moet worden gehouden. De laatste zinsnede van het eerste lid van de ontworpen bepaling moet dan ook worden weggelaten. Dat geldt om dezelfde reden ook voor het tweede lid van de ontworpen bepaling. 5.3.2. Het derde lid van de ontworpen bepaling heeft betrekking op de specifieke richtsnoeren inzake goede praktijken bij het vervaardigen van geneesmiddelen voor geavanceerde therapie, die eveneens fungeren als interpretatierichtsnoer voor de beginselen en richtsnoeren inzake goede praktijken bij het vervaardigen van geneesmiddelen. De gemachtigde verklaarde dat deze specifieke richtsnoeren, waarvan gewag wordt gemaakt in artikel 5 van verordening (EU) nr. 1394/2007,6 vervat is in deel IV van volume 4 van de voormelde voorschriften inzake geneesmiddelen in de Europese Unie, zoals bekendgemaakt op de website van de Europese Commissie.7 Ook hier kan worden aangenomen dat deze specifieke richtsnoeren niet als formeel bindende rechtsregels zijn geconcipieerd, zodat kan worden aanvaard dat ze worden bekendgemaakt door de Europese Commissie via haar website. De gemachtigde bevestigde dat wat betreft die bekendmaking een analoge bepaling moest zijn uitgewerkt zoals voor het eerste lid van de ontworpen bepaling. Er kan ter zake worden verwezen naar het tekstvoorstel in opmerking 5.3.1, dat met de nodige aanpassingen kan worden overgenomen voor het huidige derde lid (dat het tweede lid wordt) van de ontworpen bepaling. 5.4. In het ontworpen artikel 81, § 2 (artikel 3 van het ontwerp), wordt gewag gemaakt van de beginselen en richtsnoeren inzake goede praktijken bij de vervaardiging van actieve substanties. Hiermee worden eigenlijk bedoeld de "beginselen en richtsnoeren inzake goede praktijken bij de vervaardiging van werkzame stoffen", zoals vermeld in artikel 47, derde alinea, van richtlijn 2001/83/EG, en die door de Europese Commissie door middel van gedelegeerde handelingen worden vastgesteld. De gemachtigde verklaarde dat deze beginselen en richtsnoeren inzake goede praktijken deze zijn die werden vastgesteld bij gedelegeerde verordening (EU) nr. 1252/2014 van de Commissie van 28 mei 2014 `tot aanvulling van Richtlijn 2001/83/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de beginselen en richtsnoeren inzake goede praktijken bij de fabricage van werkzame stoffen voor geneesmiddelen voor menselijk gebruik'. Blijkens artikel 19 ervan is die gedelegeerde verordening verbindend in al haar onderdelen en rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat, zodat ze niet moet worden omgezet.

De ontworpen bepaling houdt in dat voor "de toepassing en de interpretatie" van die beginselen en richtsnoeren de "gedetailleerde richtsnoeren", bekendgemaakt door de Europese Commissie op haar website, in acht moeten worden genomen. De gemachtigde verklaarde dat daarmee wordt bedoeld deel II van volume 4 van de voormelde voorschriften inzake geneesmiddelen in de Europese Unie, zoals bekendgemaakt op de website van de Europese Commissie.8 Die betekenis van deze "gedetailleerde richtsnoeren" als interpretatierichtsnoer voor de voormelde beginselen en richtsnoeren vindt echter geen enkele steun in richtlijn 2001/83/EG of in gedelegeerde verordening (EU) nr. 1252/2014, zoals de gemachtigde bevestigde: "Sauf erreur, ni la directive 2001/83 ni le règlement délégué 1252/2014 ne font référence à des lignes directrices détaillées publiées par la Commission pour ce qui concerne les bonnes pratiques de fabrication pour les substances actives. Cependant, ces dernières ont bien été adoptées sous la forme d'une guideline reprise au Volume 4, partie II d'Eudralex, après l'adoption du règlement 1252/2014. Il convient donc d'imposer de tenir compte de ces lignes directrices pour l'interprétation des bonnes pratiques de fabrication pour les substances actives." Het is zeer de vraag of, bij gebrek aan een Europeesrechtelijke bepaling ter zake, in een internrechtelijk voorschrift kan worden bepaald dat deze "gedetailleerde richtsnoeren" in acht moeten worden genomen. Anders dan voor de goede praktijken bij het vervaardigen (zie artikel 3, lid 2, van richtlijn (EU) nr. 2017/1572) bestaat er immers geen te implementeren verplichting om rekening te houden met die "gedetailleerde richtsnoeren" bij de interpretatie van de voormelde beginselen en richtsnoeren inzake goede praktijken bij de fabricage van actieve substanties. De conclusie is dan ook dat de ontworpen bepaling moet worden weggelaten uit het ontwerp. 5.5. Het ontworpen artikel 81, § 3 (artikel 3 van het ontwerp), schrijft voor dat de richtsnoeren inzake de geformaliseerde risicobeoordeling voor de vaststelling van de geschikte goede praktijk bij de vervaardiging van hulpstoffen zijn opgenomen in bijlage IVter bij het koninklijk besluit van 14 december 2006. De gemachtigde verklaarde dat deze richtsnoeren zijn vervat in een onderdeel ("Guidelines of 19 March 2015 on the formalised risk assessment for ascertaining the appropriate good manufacturing practice for excipients of medicinal products for human use") van deel III van volume IV van de voormelde voorschriften inzake geneesmiddelen in de Europese Unie, zoals vermeld op de website van de Europese Commissie9 met een link naar de bekendmaking ervan in het Publicatieblad.10 Die richtsnoeren vinden hun oorsprong in artikel 47, vijfde alinea, van richtlijn 2001/83/EG, dat inhoudt dat de Europese Commissie richtsnoeren vaststelt betreffende de in artikel 46, onder f), alinea 2, bedoelde geformaliseerde risicobeoordeling voor de vaststelling van de geschikte goede praktijk bij de vervaardiging voor hulpstoffen.

In artikel 7 van het koninklijk besluit van 19 september 2013 `tot wijziging van het koninklijk besluit van 14 december 2006 betreffende geneesmiddelen voor menselijk en diergeneeskundig gebruik'11 wordt gewag gemaakt van een bijlage IVter, maar die bijlage blijkt niet bij dat besluit te zijn gevoegd. De gemachtigde meende dat het niet nodig zou zijn - in weerwil van de verwijzing naar die bijlage in de ontworpen bepaling - om de voormelde richtsnoeren alsnog in die bijlage op te nemen: "[N]ous proposons non pas de reprendre ces lignes directrices dans l'arrêté royal mais de procéder de la même manière que pour les autres lignes directrices, à savoir leur publication en FR et en NL sur le site internet de l'AFMPS." Met die zienswijze kan niet worden ingestemd. De richtsnoeren zijn wel degelijk rechtsvoorschriften die door de houders van een vergunning voor vervaardiging moeten worden nageleefd en die met het oog op een volledige omzetting van de aangehaalde richtlijnbepalingen (alsnog) in het koninklijk besluit van 14 december 2006 moeten worden opgenomen als een in te voegen bijlage IVter, waarin een Nederlandse en een Franse vertaling van de voormelde richtsnoeren moet worden opgenomen.

De door de gemachtigde gesuggereerde werkwijze inzake bekendmaking volstaat niet om te voldoen aan de Europeesrechtelijke omzettingsverplichting. 5.6. De ontworpen bijlage IV bij het koninklijk besluit van 14 december 2006 vormt de omzetting in intern recht van de artikelen 4 tot 14 van richtlijn (EU) 2017/1572. 5.6.1. In punt III, 1, van de ontworpen bijlage IV moet, zoals in artikel 5, lid 1, van de richtlijn, worden geschreven "de informatie die in de aanvraag van die VHB is vermeld". 5.6.2. Punt III, 2, tweede lid, van de ontworpen bijlage IV vormt de omzetting van artikel 5, lid 2, tweede alinea, van richtlijn (EU) 2017/1572, dat voorschrijft dat de wijziging plaatsvindt volgens de overeenkomstig artikel 23ter van richtlijn 2001/83/EG vastgestelde regelingen, dat wil zeggen overeenkomstig verordening (EG) nr. 1234/2008 van de Commissie van 24 november 2008 `betreffende het onderzoek van wijzigingen in de voorwaarden van vergunningen voor het in de handel brengen van geneesmiddelen voor menselijk gebruik en geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik'.

In de ontworpen bepaling wordt in de plaats daarvan geschreven: "wordt de aanvraag tot wijziging bij het FAGG, bij de bevoegde instanties van een andere lidstaat of bij het EMA ingediend". De gemachtigde lichtte dit toe als volgt: "La demande de modification de l'AMM est introduite auprès de l'autorité qui a accordé l'AMM. - Si l'AMM est centralisée, la modification se fait par demande à l'EMA - Si l'AMM est nationale, belge, la modification se fait par demande à l'AFMPS - Si l'AMM a été accordée par une procédure MRP (= procédure de reconnaissance mutuelle) ou DCP (= procédure décentralisée), la modification se fait par demande à toutes les autorités des Etats membres concernés.

Voir : - les articles 23 et 23ter de la directive 2001/83, - le règlement (CE) n° 1234/2008 de la Commission du 24 novembre 2008 concernant l'examen des modifications des termes d'une autorisation de mise sur le marché de médicaments à usage humain et de médicaments vétérinaires pour les AMM centralisées et accordées par MRP et DCP, - l'article 6, § 1erquater de la loi du 25 mars 1964, - les articles 33 à 35 de l'arrêté royal du 14 décembre 2006. (...) L'on ne peut uniquement faire référence à l'AFMPS puisque ce n'est pas nécessairement l'AFMPS qui sera chargée de procéder à l'évaluation du dossier de modification de l'AMM. Des fabricants en Belgique peuvent fabriquer des médicaments dont l'AMM est centralisée ou a été donnée par un autre Etat membre." Met deze analyse kan worden ingestemd. Wel kan beter worden geschreven "bij de bevoegde overheid die de VHB heeft verleend" in plaats van "bij het FAGG, bij de bevoegde instanties van een andere lidstaat", naar analogie van artikel 6, § 1quater, achtste lid, van de geneesmiddelenwet. Bovendien kan de verwijzing naar de indiening bij het EMA beter worden voorafgegaan door de vermelding "overeenkomstig artikel 4, lid 1, van verordening (EG) nr. 726/2004". 5.6.3. In punt VII, 2, van de ontworpen bijlage IV wordt voorgeschreven dat de gegevens "op verzoek aan het FAGG of aan of (lees: of aan) de bevoegde instanties van een andere Lidstaat" moeten worden verstrekt. In punt IX, 4, van de ontworpen bijlage IV wordt bepaald dat monsters ter beschikking "van het FAGG of met van (lees: of van) een bevoegde instantie van een andere Lidstaat" moeten worden gehouden en dat andere voorwaarden "met het FAGG of met een de (lees: met de) bevoegde instantie van een andere Lidstaat" kunnen worden overeengekomen. Op de vraag waarom in de ontworpen internrechtelijke bepalingen het bezorgen aan of ter beschikking houden van bevoegde instanties van andere lidstaten moet worden geregeld, antwoordde de gemachtigde het volgende: "Les références dans ces deux points aux autorités compétentes des autres Etats membres et de l'EMA doivent être conservées. Il y est fait référence dans la mesure où les inspections peuvent être organisées au niveau belge uniquement mais peuvent être aussi organisées par l'EMA elle-même qui fait alors appel à différents inspecteurs de différents Etats membres ou peuvent aussi être organisées de manière conjointe entre plusieurs Etat membre. De ce fait, les documents et échantillons ne doivent pas uniquement être transmis à l'AFMPS mais aussi à l'EMA et aux autorités compétentes des autres Etats membres. Il ne serait pas envisageable de faire passer toutes les demandes de ces autorités via l'AFMPS." Indien er Europeesrechtelijke voorschriften zijn die verplichten tot het bezorgen aan of ter beschikking houden van bevoegde instanties van andere lidstaten, kan worden ingestemd met de zienswijze van de gemachtigde. In dat geval moet echter ook melding worden gemaakt van het EMA. 5.6.4. In punt IX, 2, van de ontworpen bijlage IV wordt de verwijzing in artikel 11, lid 2, van richtlijn (EU) 2017/1572 naar artikel 20, b), van richtlijn 2001/83/EG vervangen door een verwijzing naar artikel 86 van het koninklijk besluit van 14 december 2006. De gemachtigde bevestigde dat het niet die laatste bepaling, maar wel artikel 12, tweede lid, van het koninklijk besluit van 14 december 2006 is dat de omzetting vormt van de laatstgenoemde richtlijnbepaling en waarnaar dus moet worden verwezen. 5.6.5. In de punten X, 1, en XI, 1, van de ontworpen bijlage IV moeten de vermeldingen "De lidstaten schrijven voor dat" en "De lidstaten zien erop toe dat" worden weggelaten en moeten de in die bepalingen vervatte verplichtingen worden opgelegd aan de fabrikanten. Ook al zijn richtlijnen gericht tot de lidstaten, het staat aan de lidstaten om de erin vervatte verplichtingen te herwerken tot verplichtingen gericht aan de betrokken rechtsonderhorigen. 5.7. Hoofdstuk 1 van het te nemen besluit, dat de omzettingsbepalingen van richtlijn (EU) 2017/1572 bevat, treedt overeenkomstig artikel 6 van het ontwerp in werking op de datum waarop verordening (EU) nr. 536/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 `betreffende klinische proeven met geneesmiddelen voor menselijk gebruik en tot intrekking van Richtlijn 2001/20/EG' van toepassing is overeenkomstig artikel 99, tweede lid, van de verordening. In artikel 16, lid 1, tweede alinea, van richtlijn (EU) 2017/1572 wordt evenwel bepaald dat de lidstaten de bepalingen van de richtlijn toepassen vanaf zes maanden na de datum waarop de in artikel 82, lid 3, van verordening (EU) nr. 536/2014 bedoelde mededeling in het Publicatieblad van de Europese Unie is bekendgemaakt of, als dat later is, vanaf 1 april 2018.12 Op de vraag waarom in de ontworpen bepaling wordt afgeweken van die richtlijnbepaling, antwoordde de gemachtigde het volgende: "On peut bien sûr faire référence à cette date si cela est jugé plus judicieux par le Conseil d'Etat.

Nous avons rédigé l'article de cette manière dans la mesure où le règlement 536/2014 est d'application six mois après la publication de cet avis (article 99, al. 2 du règlement), et que cette référence existe également dans la loi du 7 mai 2017 de la loi relative aux essais cliniques de médicaments à usage humain (article 62, § 1er, al. 1er).

Il est vrai que ces bonnes pratiques de fabrication n'ont pas de lien avec les essais cliniques et le règlement 536/2014 en théorie mais l'adoption de cette directive a bien un lien avec la matière en pratique, voir la formulation de l'article 16, § 1er, al. 2 et le préambule de la directive : `Conformément à l'article 63, paragraphe 1, du règlement (UE) n° 536/2014 du Parlement européen et du Conseil (3), la Commission est habilitée à adopter un acte délégué énonçant des principes relatifs aux bonnes pratiques de fabrication pour les médicaments expérimentaux à usage humain. Il est donc nécessaire d'adapter les dispositions de la directive 2003/94/CE en supprimant les références aux médicaments expérimentaux à usage humain.'." Met het oog op een correcte omzetting moet worden aangesloten op de formulering in artikel 16, lid 1, tweede alinea, van richtlijn (EU) 2017/1572. Bovendien kan worden aangeraden om, naast de bekendmaking van de voormelde mededeling in het Publicatieblad, ook een bericht bekend te maken in het Belgisch Staatsblad waarin wordt vermeld op welke datum hoofdstuk 1 van het te nemen besluit dienovereenkomstig in werking is getreden. 6. Het ontwerp bevat een aantal gelijkaardige wijzigingen wat betreft geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik, terwijl richtlijn (EU) 2017/1572 niet van toepassing is op deze geneesmiddelen, maar enkel op geneesmiddelen voor menselijk gebruik. 6.1. De beginselen en richtsnoeren inzake goede praktijken bij het vervaardigen van geneesmiddelen, opgenomen in bijlage IV bij het koninklijk besluit van 14 december 2006, golden tot nog toe zowel voor geneesmiddelen voor menselijk gebruik als voor geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik.13 Bijlage IV wordt bij artikel 5 van het ontwerp vervangen door een bijlage die de omzetting bevat van de artikelen 4 tot 14 van richtlijn (EU) 2017/1572.

De beginselen en richtsnoeren inzake geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik zijn, zoals de gemachtigde bevestigde, nog steeds vervat in richtlijn 91/412/EEG van de Commissie van 23 juli 1991 `tot vastlegging van beginselen en richtsnoeren inzake goede praktijken bij het vervaardigen van geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik', die nog niet is gewijzigd of ingetrokken.

Van die beginselen en richtsnoeren wordt gewag gemaakt in de artikelen 50, f), en 51, eerste alinea, van richtlijn 2001/82/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 november 2001 `tot vaststelling van een communautair wetboek betreffende geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik'. In artikel 51, tweede alinea, van dezelfde richtlijn wordt verwezen naar gedetailleerde richtsnoeren die in overeenstemming zijn met deze beginselen.

Op de vraag of naar aanleiding van de omzetting van een recente richtlijn inzake geneesmiddelen voor menselijk gebruik kan worden afgeweken van oudere maar nog steeds geldende richtlijnen inzake geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik, antwoordde de gemachtigde het volgende: "Il s'agit effectivement d'une décision purement nationale d'appliquer la mise à jour de ces principes et lignes directrices prévus pour les médicaments à usage humain également aux médicaments à usage vétérinaire.

Ces principes et lignes directrices étaient déjà communs en Belgique pour les médicaments à usage humain et les médicaments à usage vétérinaires. Il a été décidé de continuer à faire de même, même suite à l'adoption de la directive 2017/1572 dans la mesure où même si l'entièreté de l'annexe est remplacée, les modifications sont relativement mineures et concernent essentiellement une mise à jour des principes et lignes directrices concernés par rapport aux nouvelles technologies, à l'évolution de la société, ...

Les modifications effectuées en tant que telles aux principes et lignes directrices relatifs aux bonnes pratiques de fabrication sont relativement limitées. Les plus importantes concernent: - Le changement de vocable de `assurance de qualité pharmaceutique' à `système de qualité pharmaceutique' - Des références supplémentaires au sujet de l'article 3 concernant l'inspection: bonnes pratiques pour les médicaments de thérapie innovante, système de qualité à établir et appliquer à l'inspection; - Des références plus fréquentes à l'importation, qui était visiblement sous-entendue auparavant; - Le fait que les locaux doivent être disposés, conçus et exploités pour éviter tout risque de contamination, et pas seulement de contamination croisée; - Le fait que le système de qualité assure la qualité et l'intégrité des données; - Le fait que les données sont protégées des risques d'accès non autorisé; - Le fabricant doit informer, le cas échéant, le titulaire de l'AMM de tout défaut qui pourrait entrainer un rappel, en plus de l'AFMPS et/ou des autorités compétentes d'un autre Etat membre. - Dans le cadre de l'auto-inspection, on parle maintenant de mesures correctrices et/ou actions préventives, plutôt qu'uniquement de mesures correctives. C'est plus clair mais en pratique c'était déjà le cas.

L'outil de la directive pour les principes et lignes directrices de bonnes pratiques de fabrication pour les médicaments vétérinaires nous semble permettre de conserver une seule et même annexe qui découle de la directive 2017/1572 mais qui s'applique également aux médicaments à usage vétérinaire, dans la mesure où les objectifs de ces deux textes sont les mêmes, de même que les moyens mis en oeuvre pour y parvenir, peut-être à quelques exceptions près." Deze uitleg neemt niet weg dat het afwijken van oudere nog steeds geldende richtlijnbepalingen juridisch problematisch is, ook al zouden die afwijkingen een beperkte draagwijdte hebben en beter aansluiten op nieuwere inzichten die al gelden voor geneesmiddelen voor menselijk gebruik. De stellers van het ontwerp zouden dan ook het best contact opnemen met de bevoegde diensten van de Europese Commissie om zich ervan te vergewissen dat een dergelijke werkwijze kan worden aanvaard.

Indien dat niet het geval blijkt te zijn, zal de bestaande tekst van bijlage IV bij het koninklijk besluit van 14 december 2006 moeten worden gehandhaafd (of in een andere bijlage worden opgenomen) specifiek voor geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik. Ook artikel 9 van het ontwerp moet in dat geval worden weggelaten. 6.2. Wat betreft de wijzigingen die bij artikel 11 van het ontwerp worden aangebracht in artikel 208 van het koninklijk besluit van 14 december 2006, wordt verwezen naar opmerking 5.3.1 en het in die opmerking geformuleerde tekstvoorstel. 6.3. Wat betreft het ontworpen artikel 209, § 5 (artikel 12 van het ontwerp), wordt verwezen naar opmerking 5.2.2. 7. Bij artikel 13 van het ontwerp wordt artikel 238, § 2, van het koninklijk besluit van 14 december 2006 vervangen.Daarbij wordt aangesloten op artikel 123, lid 2, van richtlijn 2001/83/EG, dat evenwel betrekking heeft op geneesmiddelen voor menselijk gebruik. Het huidige artikel 238, § 2, van het koninklijk besluit vormt de omzetting van artikel 91, lid 2, van richtlijn 2001/82/EG, dat betrekking heeft op geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik, en dat inhoudelijk enigszins afwijkt van de eerstgenoemde richtlijnbepaling. Op de vraag wat de reden is van de ontworpen wijziging, antwoordde de gemachtigde het volgende: "L'article 238 est modifié suite à un audit dans le cadre du Joint audit program de l'EMA (http://www.ema.europa.eu/ema/index.jsp?curl= pages/regulation/general/ joint_audit_programme.jsp&mid= WC0b01ac058006e06f).

Il a en effet été reproché dans ce cadre que la législation belge imposait au titulaire de l'AMM d'un médicament à usage humain d'informer l'AFMPS de toute action de retrait volontaire du médicament, indépendamment de l'application des article 7, 8 et 8bis, de la loi sur les médicaments, et que cela n'était pas le cas pour les médicaments à usage vétérinaire. L'objectif de cette modification est donc d'imposer au titulaire d'une AMM d'un médicament à usage vétérinaire toute notification de retrait volontaire (par exemple parce que le titulaire de l'AMM constate un défaut de qualité de lui-même)." In artikel 91, lid 2, van richtlijn 2001/82/EG wordt geen gewag gemaakt van de verplichte melding door de houder van een VHB van een verzoek om intrekking van een VHB en van het niet indienen van een aanvraag tot verlenging van een VHB, terwijl die twee gevallen wel voorkomen in artikel 123, lid 2, van richtlijn 2001/83/EG en worden opgenomen in het ontworpen artikel 238, § 2, van het koninklijk besluit van 14 december 2006. De gemachtigde verklaarde in dat verband het volgende: "Les ajouts sont des ajouts purement nationaux qui ont été calqués sur l'article 113, § 2, de l'arrêté royal plus que sur l'article 91, § 2, de la directive. Cependant, solliciter le retrait de l'AMM ou ne pas en demander le renouvellement sont des actions qui ont les mêmes conséquences que le fait de suspendre la vente du médicament ou de le retirer du marché : le médicament n'est plus sur le marché. Ce type de demande peut également être fait d'initiative par le titulaire de l'AMM pour des raisons de qualité ou d'efficacité. Ensuite, les motifs exposés aux articles auxquels il est fait référence concernant au moins en partie des motifs relatif à l'efficacité du médicament ou à la protection de la santé publique. Il convient de toute façon de rajouter un bout de phrase qui a été omis: `L'AFMPS en informe l'Agence européenne.', pour ce qui concerne au moins les raisons relatives à l'efficacité et à la protection de la santé. Un wording plus proche de celui de la directive 2001/82 peut être utilisé si ce dernier était jugé plus opportun par le Conseil d'Etat." Deze uitleg neemt niet weg dat het toevoegen aan een richtlijnbepaling inzake geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik juridisch problematisch kan zijn, ook al zijn er daarvoor beleidsmatige redenen.

De stellers van het ontwerp zouden dan ook het best contact opnemen met de bevoegde diensten van de Europese Commissie om zich ervan te vergewissen dat een dergelijke werkwijze kan worden aanvaard.

Indien dat niet het geval blijkt te zijn, zal artikel 13 van het ontwerp moeten worden weggelaten, maar zal ook een wijziging moeten worden aangebracht in artikel 6, § 1sexies, tweede lid, van de geneesmiddelenwet. Die wetsbepaling schrijft nu immers voor dat niet alleen het tijdelijk of definitief stopzetten van het in de handel brengen van het geneesmiddel moet gemeld worden, maar ook wanneer de vergunninghouder heeft verzocht een VHB in te trekken of geen aanvraag tot verlenging van een VHB heeft ingediend. Indien een afzonderlijke regeling van de meldingsplicht van de vergunninghouders voor geneesmiddelen voor menselijk en voor diergeneeskundig gebruik in het koninklijk besluit van 14 december 2006 moet worden gehandhaafd (omwille van de verschillende formulering van de relevante richtlijnbepalingen), moet het wettelijke kader immers ook voorzien in een gedifferentieerde regeling.

Indien de Europese Commissie van oordeel is dat de zo-even geschetste toevoeging aan de richtlijnbepaling inzake geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik aanvaardbaar is, kan de ontworpen bepaling worden gehandhaafd. 8. In de artikelen 3, 8 en 9 van het ontwerp moet in de inleidende zin telkens worden verwezen naar de wijzigingen die de te wijzigen bepalingen van het koninklijk besluit van 14 december 2006 hebben ondergaan. ONDERZOEK VAN DE TEKST Aanhef 9. Gelet op hetgeen is uiteengezet in de opmerkingen 3.1, 4.1 en 4.2, moet voor het huidige eerste lid van de aanhef een nieuw eerste lid worden toegevoegd waarin wordt verwezen naar artikel 108 van de Grondwet. 10. Het huidige eerste lid van de aanhef moet worden aangepast in het licht van de opmerkingen 3.1 tot 3.7. 11. Na het huidige eerste lid moeten twee leden worden toegevoegd, waarin wordt verwezen naar de in de opmerkingen 4.1 en 4.2 vermelde bepalingen van de wet van 15 april 1994 en van de wet van 20 juli 2006. 12. In het huidige tweede lid kunnen de verwijzingen naar de specifieke artikelen van het koninklijk besluit van 14 december 2006 beter worden weggelaten.14 Artikel 13 13. Indien artikel 13 van het ontwerp kan worden behouden (zie daarover opmerking 7), moet in het begin van het ontworpen artikel 238, § 2, worden vermeld "Overeenkomstig artikel 6, § 1sexies, tweede lid, van de wet op de geneesmiddelen", om duidelijk te maken dat de kennisgevingsplicht door de geneesmiddelenwet zelf is ingesteld. De bestaande verwijzing naar artikel 7, eerste lid, artikel 8, eerste lid, en artikel 8bis, eerste lid, van de geneesmiddelenwet moet bovendien worden vervangen door een verwijzing naar artikel 7, § 1, tweede lid, artikel 8, tweede lid, en artikel 8bis, tweede lid, van dezelfde wet (die de relevante bepalingen zijn wat betreft geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik).

Bijlage 14. De Nederlandse tekst van de bijlage moet vanuit taalkundig oogpunt aan een nieuw onderzoek worden onderworpen. Zo schrijve men in punt III, 1, "De fabrikanten voeren alle fabricage- of invoerhandelingen (...) uit" in plaats van "De fabrikanten uitvoeren alle fabricage- of invoerhandelingen". In punt III, 2, schrijve men dan weer "De fabrikant evalueert op gezette tijden zijn fabricagemethoden" in plaats van "De fabrikant evalueert op gezette tijden hun fabricagemethoden". In punt IX, 4, schrijve men "of van een bevoegde instantie" in plaats van "of met van een bevoegde instantie" en "of met de bevoegde instantie" in plaats van "of met een de bevoegde instantie".

De griffier, Greet VERBERCKMOES De voorzitter, Jo BAERT _______ Nota's 1 Wetsontwerp `tot oprichting van Sciensano', Parl.St. Kamer 2017-18, nr. 54-2795/008. 2 Richtlijn 2001/83/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 november 2001 `tot vaststelling van een communautair wetboek betreffende geneesmiddelen voor menselijk gebruik'. 3 Vermeld in artikel 3, lid 1, tweede alinea, van richtlijn (EU) 2017/1572. 4 EMA/572454/2014 Rev 17.

Zie http://www.ema.europa.eu/docs/en_GB/document_library/ Regulatory_and_procedural_guideline/2009/10/WC500004706.pdf. 5 Zie https://ec.europa.eu/health/documents/eudralex/vol-4_en. 6 Verordening (EG) nr. 1394/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 13 november 2007 `betreffende geneesmiddelen voor geavanceerde therapie en tot wijziging van Richtlijn 2001/83/EG en Verordening (EG) nr. 726/2004'. 7 Zie https://ec.europa.eu/health/sites/health/files/files/ eudralex/vol-4/2017_11_22_guidelines_gmp_for_atmps.pdf. 8 Zie https://ec.europa.eu/health/sites/health/files/files/ eudralex/vol-4/2014-08_gmp_part1.pdf. 9 Zie https://ec.europa.eu/health/documents/eudralex/vol-4_en. 10 Pb C 95 van 21 maart 2015. Zie http://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?uri=OJ:C:2015:095:TOC. 11 De Raad van State heeft geen advies kunnen uitbrengen over het ontwerp dat tot dat advies heeft geleid binnen de hem toegemeten termijn van dertig dagen, die niet werd verlengd door de adviesaanvrager. 12 De gemachtigde verklaarde dat die mededeling nog niet is gedaan en dat die pas wordt verwacht vanaf het einde van 2019. 13 Zie wat deze laatste betreft, artikelen 201, eerste lid, 2), en 208 van het koninklijk besluit van 14 december 2006. 14 Zie Beginselen van de wetgevingstechniek. Handleiding voor het opstellen van wetgevende en reglementaire teksten, Raad van State, 2008, aanbeveling 30, te raadplegen op de internetsite van de Raad van State (www.raadvst-consetat.be).

^