gepubliceerd op 09 maart 2000
Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 24 mei 1991 tot vaststelling van de regels aangaande de procedure tot schorsing of intrekking van de vergunningen of erkenningen bepaald in de wet van 10 april 1990 op de bewakingsondernemingen, de beveiligingsondernemingen en de interne bewakingsdiensten
27 JANUARI 2000. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 24 mei 1991 tot vaststelling van de regels aangaande de procedure tot schorsing of intrekking van de vergunningen of erkenningen bepaald in de wet van 10 april 1990 op de bewakingsondernemingen, de beveiligingsondernemingen en de interne bewakingsdiensten
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 10 april 1990 op de bewakingsondernemingen, de beveiligingsondernemingen en de interne bewakingsdiensten, gewijzigd door de wetten van 18 juli 1997 en 9 juni 1999, inzonderheid op artikel 2, § 1, vijfde lid, artikel 4, derde lid, en artikel 17;
Gelet op het koninklijk besluit van 24 mei 1991 tot vaststelling van de regels aangaande de procedure tot schorsing of intrekking van de vergunningen of erkenningen bepaald in de wet van 10 april 1990 op de bewakingsondernemingen, de beveiligingsondernemingen en de interne bewakingsdiensten;
Gelet op het advies van de Raad van State;
Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.In het koninklijk besluit van 24 mei 1991 tot vaststelling van de regels aangaande de procedure tot schorsing of intrekking van de vergunningen of erkenningen bepaald in de wet van 10 april 1990 op de bewakingsondernemingen, de beveiligingsondernemingen en de interne bewakingsdiensten wordt een hoofdstuk I, ingevoegd, dat artikel 1 omvat, met als opschrift « Algemene bepalingen ».
Art. 2.Artikel 1, eerste lid, van hetzelfde besluit wordt vervangen door de twee volgende leden : « De artikelen 2 tot en met 10 van dit besluit zijn van toepassing op de schorsing of de intrekking bij wijze van sanctie van : 1° de vergunning om een bewakingsonderneming te exploiteren of om een interne bewakingsdienst te organiseren;2° de erkenning voor het exploiteren van een beveiligingsonderneming;3° de erkenning voor het organiseren van een beroepsopleiding voor het bewakings- of het beveiligingspersoneel;4° de identificatiekaart afgegeven aan het personeel van bewakingsondernemingen of interne bewakingsdiensten. Het artikel 10bis van dit besluit is van toepassing op de schorsing of de intrekking op verzoek van de belanghebbende, van : 1° de vergunning om een bewakingsonderneming te exploiteren of de vergunning om een interne bewakingsdienst te organiseren;2° de erkenning voor het exploiteren van een beveiligingsonderneming. »
Art. 3.In hetzelfde besluit wordt een hoofdstuk II ingevoegd, dat de artikelen 2 tot 10 omvat, met als opschrift « Schorsing of intrekking van de vergunning, de erkenning of de identificatiekaart bij wijze van sanctie ».
Art. 4.In hetzelfde besluit wordt een hoofdstuk III ingevoegd, dat luidt als volgt : « Hoofdstuk III. Intrekking van de vergunning of van de erkenning op verzoek van de belanghebbende ». «
Art. 10bis.§ 1. De belanghebbende richt het verzoek tot vrijwillige intrekking van de vergunning of van de erkenning per aangetekende brief tot de Minister van Binnenlandse Zaken. § 2. Het verzoek tot vrijwillige intrekking van de vergunning of de erkenning bevat de volgende documenten en stavingsstukken : 1° indien de belanghebbende een bewakingsonderneming of een interne bewakingsdienst is, alle identificatiekaarten zoals bedoeld in artikel 8, § 3 van de voornoemde wet, die opgemaakt zijn op naam van de onderneming of van de dienst;2° het bewijs van werkelijke stopzetting van alle activiteiten.Dit bewijs wordt als volgt geleverd : a) ingeval de belanghebbende is ingeschreven in het handelsregister, door het bewijs van doorhaling van deze inschrijving voor al wat de activiteiten aangaat waarvoor een vergunning is afgegeven of waarvoor de belanghebbende erkend is;b) ingeval de belanghebbende een rechtspersoon is en het maatschappelijk doel van die rechtspersoon uitsluitend bestaat uit de activiteiten waarvoor hij een vergunning heeft gekregen of waarvoor hij erkend is, of indien de belanghebbende een vereniging zonder winstoogmerk is, het bewijs van wijziging van de statuten die de schrapping van deze activiteiten inhoudt;c) in alle andere gevallen, sociale, boekhoudkundige, fiscale documenten of andere schriftelijke bewijsmiddelen, met uitzondering van de getuigenis. § 3. Het besluit tot intrekking van de vergunning of de erkenning zal uitwerking hebben vanaf de datum van het verzoek tot intrekking, bedoeld in § 1. »
Art. 5.Onze Minister van Binnenlandse Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 27 januari 2000.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, A. DUQUESNE