gepubliceerd op 21 januari 2005
Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 10 april 2000 houdende bepalingen betreffende de diergeneeskundige bedrijfsbegeleiding
27 DECEMBER 2004. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 10 april 2000 houdende bepalingen betreffende de diergeneeskundige bedrijfsbegeleiding
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 28 augustus 1991 op de uitoefening van de diergeneeskunde, inzonderheid de artikelen 6 § 2, 11, § 3 en 12, § 3;
Gelet op het koninklijkbesluit van 10 april 2000 houdende bepalingen betreffende de diergeneeskundige bedrijfsbegeleiding, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 12 december 2000;
Gelet op het advies van de Hoge Raad van de Orde der Dierenartsen gegeven op 10 oktober 2001;
Gelet op het advies van de Nationale Landbouwraad gegeven op 9 oktober 2001;
Gelet op het advies van het Wetenschappelijk Comité ingesteld bij het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen gegeven op 12 maart 2001;
Gelet op het overleg tussen de Gewestregeringen en de Federale Overheid op 24 januari 2003;
Gelet op het advies 35.402/3 van de Raad van State, gegeven op 3 februari 2004, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1° van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.In artikel 1 van het koninklijk besluit van 10 april 2000 houdende bepalingen betreffende de diergeneeskundige bedrijfsbegeleiding, worden de definities 7° en 8° vervangen door volgende definities : « 7° Beslag : het geheel van voedselproducerende dieren, gehouden in een geografische entiteit en die een duidelijk omschreven eenheid vormen op basis van de epidemiologische banden, vastgesteld door de inspecteur-dierenarts; 8° Geografische entiteit : elk gebouw of complex van gebouwen dat een eenheid vormt, de erbij horende terreinen daarin begrepen, waar voedselproducerende dieren worden gehouden of die daartoe bestemd zijn;"
Art. 2.Artikel 2, § 2 eerste lid van hetzelfde besluit wordt vervangen door volgende bepaling : « § 2. De verantwoordelijke mag enkel geneesmiddelen bezitten bedoeld in artikel 11, § 3, van de wet, voor zover ze voorgeschreven of verschaft werden overeenkomstig de bepalingen van § 1. »
Art. 3.In artikel 3 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1, tweede lid, wordt de laatste zin vervangen door een nieuwe zin, luidend als volgt : « Voor eenzelfde beslag wordt per diersoort één overeenkomst opgesteld.In de zin van dit besluit kunnen de mestkalveren, gehouden in een erkende kalvermesterij, zoals gedefiniëerd in ministerieel besluit van 29 januari 1998, ter uitvoering van artikel 3 van het koninklijk besluit van 8 augustus 1997 betreffende de identificatie, de registratie en de toepassingsmodaliteiten voor de epidemiologische bewaking van de runderen, een aparte onder-soort vormen en het voorwerp uitmaken van een gescheiden bedrijfsbegeleiding. » 2° in § 1, vierde lid, van hetzelfde besluit wordt het getal « 150 » vervangen door het getal « 100 ».3° § 2 wordt aangevuld met een tweede lid, luidende : « De dierenarts belast met de bedrijfsbegeleiding moet de overeenkomst beëindigen van zodra hij een sanctie ondergaat die hem onbeschikbaar maakt voor meer dan drie maanden.» 4° het artikel wordt aangevuld met een § 3, luidende : « § 3 In gemeenschappelijk overleg mogen de twee partijen een erkende plaatsvervangende dierenarts aanduiden belast met het vervangen van de dierenarts belast met de bedrijfsbegeleiding in geval van onbeschikbaarheid.Hij komt tussen op directe vraag van de verantwoordelijke slechts nadat hij de onbeschikbaarheid van de dierenarts belast met de bedrijfsbegeleiding heeft nagegaan.
Voor de diersoorten waarvoor in het kader van de epidemiologische bewaking en de preventie van aangifieplichtige ziekten voorzien wordt in het aanduiden van een plaatsvervangende dierenarts moet de plaatsvervangende bedrijfsbegeleidingovereenkomst afgesloten worden met dezelfde erkende dierenarts.
Tijdens de periode van onbeschikbaarheid van de dierenarts belast met de bedrijfsbegeleiding, verzekert de plaatsvervangende dierenarts bij de verantwoordelijke de verplichtingen als dierenarts belast met de bedrijfsbegeleiding zoals bedoeld in dit besluit.
Vanaf het einde van de periode van onbeschikbaarheid zal de plaatsvervangende dierenarts de dierenarts belast met de bedrijfsbegeleiding moeten verwittigen van alle vervulde prestaties in het kader van de diergeneeskundige bedrijfsbegeleiding.
De verantwoordelijke, de dierenarts belast met de bedrijfsbegeleiding en de plaatsvervangende dierenarts belast met de bedrijfsbegeleiding die deze opdracht aanvaardt, stellen in drie exemplaren een overeenkomst voor aanduiding van de plaatsvervangende dierenarts op, waarvan het model zich in bijlage I van dit besluit bevindt.
Behoudens het aantal bedrijfsbegeleidingsovereenkomsten die elke erkende dierenarts kan afsluiten volgens de bepalingen van § 1, 4e lid van dit artikel, mag hij in de hoedanigheid van plaatsvervanger maximaal 100 contracten, ongeacht de diersoort, afsluiten met verantwoordelijken.
De aanwijzing in hoedanigheid van plaatsvervangend dierenarts belast met de bedrijfsbegeleiding is ondergeschikt aan het bestaan van een bedrijfsbegeleidingsovereenkomst zoals voorzien in artikel 3, § 1, 2e lid van het bovenvermelde koninklijk besluit van 10 april 2000.
De ondertekenende plaatsvervangende dierenarts belast met de bedrijfsbegeleiding stuurt zonder uitstel een kopie van zijn exemplaar aan de inspecteur-dierenarts van de omschrijving waar het beslag zich bevindt. Hij stuurt eveneens een kopie van de overeenkomst aan de Gewestelijke Raad van de Orde der Dierenartsen.
De bevoegde inspecteur-dierenarts en de Gewestelijke Raad van de orde der Dierenartsen moeten door de dierenarts belast met de bedrij fsbegeleiding op de hoogte gebracht worden van elke wijziging of van het einde van overeenkomst van plaatsvervanging. »
Art. 4.Artikel 7 van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling : «
Art. 7.De geneesmiddelen die hormonale of antihormonale substanties bevatten of die stoffen bevatten met hormonale of anti-hormonale werking of de geneesmiddelen die dienen ter behandeling van een chronische aandoening en die uitsluitend bestemd zijn voor niet-voedselproducerende dieren mogen in het bezit zijn van de verantwoordelijke van bovengenoemde dieren om een behandeling voort te zetten op voorwaarde dat deze verantwoordelijke in het bezit is van een geschreven overeenkomst tussen de behandelende dierenarts en hemzelf. Deze overeenkomst is beperkt tot een periode van maximaal zes maanden en is hernieuwbaar. Deze geneesmiddelen mogen in geen geval aan andere dieren toegediend worden.
Art. 5.Artikel 11 van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling : «
Art. 11.De Minister bevoegd voor de dierengezondheid kan voor andere diersoorten dan die bedoeld in bijlage II bij dit besluit het model van evaluatierapport vaststellen. »
Art. 6.Artikel 12 van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling : «
Art. 12.Dit besluit treedt in werking op 1 april 2001. »
Art. 7.Bijlagen I en II van hetzelfde besluit worden vervangen door bijlagen I en II van dit besluit.
Art. 8.In de 4 maanden die volgen op het in werking treden van het huidige besluit, moeten alle overeenkomsten tussen de verantwoordelijke en de dierenarts voldoen aan het model voorzien in de nieuwe bijlage I, zoals voorzien in artikel 7 hierboven.
Art. 9.§ 1. Behalve de artikelen 5 en 6, treedt dit besluit in werking de eerste dag van de maand volgend op die gedurende welke het in het Belgisch Staatsblad is bekendgemaakt. § 2. Artikelen 5 en 6 hebben uitwerking met ingang van 1 apri1 2001.
Art. 10.Onze Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Châteauneuf-de-Grasse, 27 december 2004.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, R. DEMOTTE Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld