gepubliceerd op 16 mei 2007
Koninklijk besluit betreffende het financiële beheer van de Staatsdienst met afzonderlijk beheer belast met het beheer van het Centrum voor Internationale Conferenties Egmont II - Egmontpaleis.
27 APRIL 2007. - Koninklijk besluit betreffende het financiële beheer van de Staatsdienst met afzonderlijk beheer belast met het beheer van het Centrum voor Internationale Conferenties Egmont II - Egmontpaleis.
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wetten op de Rijkscomptabiliteit, gecoördineerd op 17 juli 1991, inzonderheid op artikel 140.
Gelet op de programmawet van 27 december 2006, inzonderheid op artikel 272;
Gelet op de adviezen van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 22 en 29 november 2006;
Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting van 8 december 2006;
Gelet op het verzoek om spoedbehandeling, gemotiveerd door de bezorgdheid opdat België zijn verplichtingen inzake zetelbeleid zo goed mogelijk zou kunnen nakomen met name t.a.v. de Europese instellingen en om het nieuwe Centrum voor Internationale Conferenties Egmont II - Egmontpaleis zo snel mogelijk te rendabiliseren;
Gelet op advies 42.783/4 van de Raad van State, gegeven op 17 april 2007, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State Op de voordracht van Onze Minister van Buitenlandse Zaken, van Onze Minister van Begroting en van Onze Minister van Financiën, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen
Artikel 1.De middelen van de Staatsdienst met afzonderlijk beheer belast met het beheer van het Centrum voor Internationale Conferenties Egmont II - Egmontpaleis, hierna « de Dienst » genoemd, bestaan uit : 1° functionele en exploitatieontvangsten;2° ontvangsten voor orde.
Art. 2.Het geheel van gebruikers van het Centrum voor Internationale Conferenties Egmont II - Egmontpaleis uit de privé en publieke sector worden beschouwd als « betalende derden » met uitzondering van de FOD Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking die er het beheer van waarneemt.
Art. 3.De bepalingen betreffende de rijkscomptabiliteit, en inzonderheid die welke betrekking hebben op de comptabiliteit van de Diensten van Algemeen bestuur, zijn van toepassing op de Dienst tenzij in dit besluit anders wordt bepaald.
Art. 4.De variabele uitgaven met betrekking tot de werking van de Dienst worden gedragen door de begroting van de Dienst. HOOFDSTUK II. - Het opmaken van de begroting van de Dienst
Art. 5.De begroting wordt onderverdeeld als volgt : 1. Saldo op 1 januari 2.Ontvangsten : 2.1. Herkomstig van de Staatsbegroting 2.2. Functionele en exploitatie- ontvangsten 2.3. Ontvangsten voor orde 3. Uitgaven : 3.1. Bestaansmiddelen 3.1.1. Bezoldingen 3.1.2. Werkingskosten 3.2. Functionele en exploitatie- uitgaven 3.3. Uitgaven voor orde 4. Saldo op 31 december De verrichtingen worden opgesplitst volgens de economische classificatie.De uitgaven mogen de beschikbare middelen en de goedgekeurde limitatieve kredieten niet overschrijden.
Art. 6.De kredieten van de uitgaven slaan op de sommen die tijdens het begrotingsjaar verschuldigd zullen zijn.
Op basis van artikel 140, tweede lid, 7°, van de wetten op de Rijkscomptabiliteit, gecoördineerd op 17 juli 1991, zijn de overdrachten waartoe machtiging is verleend beperkt op vijf jaar.
Art. 7.De Voorzitter van het Beheerscomité dient bij de Minister van wie de Dienst afhangt het begrotingsontwerp in van de Dienst - waarnaar verwezen wordt in artikel 4, 1 van het koninklijk besluit van 27 april 2007 tot vaststelling van de samenstelling, de werkwijze en de bevoegheden van de Staatsdienst met afzonderlijk beheer belast met het beheer van het Centrum voor Internationale Conferenties Egmont II - Egmontpaleis - met het oog op het vaststellen van het krediet dat ten gunste van de Dienst in de Algemene Uitgavenbegroting ingeschreven moet worden.
Het begrotingsontwerp van de Dienst wordt vóór 1 mei voorafgaand aan het begrotingsjaar door de Minister van wie de Dienst afhangt aan de Minister die bevoegd is voor de Begroting toegezonden. HOOFDSTUK III. - Comptabiliteit, rekening en verantwoording
Art. 8.Op het einde van ieder semester wordt een staat van ontvangsten en een staat van uitgaven opgemaakt. Ze worden aan het beheersorgaan voorgelegd.
Deze staten worden door de Minister van wie de Dienst afhangt aan het Rekenhof voorgelegd via de Minister van Financiën.
De verantwoordingsstukken worden ter plaatse bewaard.
Art. 9.Op het einde van ieder jaar worden een beheersrekening, een rekening van uitvoering van de begroting en een staat van activa en passiva opgesteld. Uiterlijk op 31 maart na het jaar waarop ze betrekking hebben, worden deze rekeningen door de Minister van wie de Dienst afhangt aan de Minister van Financiën gezonden, die ze vóór 30 april van hetzelfde jaar aan het Rekenhof overlegt.
Art. 10.Bij zijn ambtsneerlegging maakt de rekenplichtige een eindrekening van zijn beheer op. HOOFDSTUK IV. - Beheer
Art. 11.De begroting wordt beheerd door de Voorzitter van het Beheerscomité of door een gemachtigd ordonnateur, in samenspraak met de rekenplichtige en onder het toezicht van het beheersorgaan, met naleving van de begrotingsvoorschriften die van toepassing zijn op de diensten van algemeen bestuur.
Art. 12.In de loop van het begrotingsjaar mogen de bij het verstrijken van het vorige begrotingsjaar beschikbare geldmiddelen gebruikt worden.
Art. 13.De tegenover het Rekenhof verantwoordelijke rekenplichtige is belast met : 1° de inning van de vastgestelde rechten;2° de uitvoering van de betalingen;3° het beheren en bewaren van de gelden en waarden;4° het opstellen en bewaren van de in artikelen 7 en 8 bedoelde bescheiden, met uitzondering van de rekening van uitvoering van de begroting;5° het bijhouden van de vermogenscomptabiliteit;6° het periodiek opmaken van de inventaris van het vermogen. HOOFDSTUK V. - Controle
Art. 14.§ 1. De Dienst is onderworpen aan de controlebevoegdheid van de Minister van wie de Dienst afhangt. Deze controle wordt uitgeoefend door de Inspecteur van Financiën geaccrediteerd bij de Minister van wie de Dienst afhangt. De Inspecteur van Financiën woont, met raadgevende stem, de vergaderingen van het beheersorgaan bij. Hij beschikt voor het vervullen van zijn opdracht over de ruimste bevoegdheid.
De Inspecteur van Financiën kan binnen een termijn van vier vrije dagen beroep instellen tegen elke beslissing die hij met de wet, met de statuten of met het algemeen belang strijdig acht. Het beroep is opschortend.
Deze termijn gaat in de dag van de vergadering waarop de beslissing genomen werd, voor zover de Inspecteur van Financiën daarop regelmatig uitgenodigd werd, en, in het tegenovergestelde geval, de dag waarop hij er kennis van heeft gekregen.
Heeft de Minister van wie de Dienst afhangt, bij wie het beroep werd ingesteld, binnen een termijn van twintig vrije dagen, ingaand dezelfde dag als de in het voorgaande lid bedoelde termijn, de nietigverklaring niet uitgesproken, dan wordt de beslissing definitief.
De nietigverklaring van de beslissing wordt aan het beheersorgaan betekend door de Minister van wie de Dienst afhangt. § 2. Het Rekenhof kan de comptabiliteit ter plaatse controleren. Het Hof mag zich te allen tijde alle verantwoordingsstukken, staten, inlichtingen of toelichtingen doen verstrekken betreffende de ontvangsten, de uitgaven, de activa en de schulden.
Art. 15.De uitgaven worden vereffend en betaald zonder voorafgaande tussenkomst van het Rekenhof. HOOFDSTUK VI. - Inwerkingtreding
Art. 16.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt wordt. HOOFDSTUK VII. - Slotbepaling
Art. 17.Onze Minister van Buitenlandse Zaken, Onze Minister van Financiën en Onze Minister van Begroting zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 27 april 2007 ALBERT Van Koningswege : De Minister van Buitenlandse Zaken, K. DE GUCHT De Minister van Financiën, D. REYNDERS De Minister van Begroting, Mevr. F. VAN DEN BOSSCHE