Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 27 april 2007
gepubliceerd op 07 mei 2007

Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg en van het koninklijk besluit van 15 maart 1968 houdende algemeen reglement op de technische eisen waaraan de auto's, hun aanhangwagens, hun onderdelen en hun veiligheidstoebehoren moeten voldoen

bron
federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer
numac
2007014155
pub.
07/05/2007
prom.
27/04/2007
ELI
eli/besluit/2007/04/27/2007014155/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

27 APRIL 2007. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg en van het koninklijk besluit van 15 maart 1968 houdende algemeen reglement op de technische eisen waaraan de auto's, hun aanhangwagens, hun onderdelen en hun veiligheidstoebehoren moeten voldoen


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet betreffende de politie over het wegverkeer, gecoördineerd op 16 maart 1968, inzonderheid op artikel 1, eerste lid;

Gelet op de wet van 21 juni 1985 betreffende de technische eisen waaraan elk voertuig voor vervoer te land, de onderdelen ervan, evenals het veiligheidstoebehoren moeten voldoen, inzonderheid op artikel 1, gewijzigd bij de wetten van 18 juli 1990, 5 april 1995, 4 augustus 1996 en 27 november 1996;

Gelet op het koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg;

Gelet op het koninklijk besluit van 15 maart 1968 houdende algemene eisen waaraan de auto's, hun aanhangwagens, hun onderdelen en hun veiligheidstoebehoren moeten voldoen;

Gelet op het advies van de Raadgevende Commissie Administratie-Nijverheid, gegeven op 23 februari 2007;

Gelet op de omstandigheid dat de gewestregeringen bij het ontwerpen van dit besluit betrokken zijn;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 28 februari 2007;

Gelet op het advies nr. 42.475/4 van de Raad van State, gegeven op 2 april 2007, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Minister van Mobiliteit, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Artikel 2 van het koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 25 maart 1987, 20 juli 1990, 18 september 1991, 16 juli 1997, 9 oktober 1998, 14 mei 2002, 4 april 2003, 26 april 2004 en 9 januari 2007, wordt aangevuld als volgt : « 2.54. « Lading », elk goed of materiaal dat door een voertuig wordt vervoerd. 2.55. « Stouwvoorziening », element dat specifiek ontworpen en vervaardigd is om een lading vast te maken, op haar plaats te houden of te stouwen, met inbegrip van de structurele elementen van het voertuig. 2.56. « Geïntegreerde vergrendelvoorziening », voorziening die ontworpen is en gebruikt wordt om een lading vast te zetten door de bevestigingspunten van de lading te verbinden met de verankeringspunten van het voertuig en te vergrendelen. 2.57. « Maximale nominale last », maximale last die op een element van een ladingzekeringssysteem mag worden toegepast, in normale gebruiksomstandigheden. 2.58. « Verankeringspunt », deel van de structuur, de apparatuur of het toebehoren van een voertuig of van een lading waaraan een stouwvoorziening wordt vastgemaakt. 2.59. « Ladingzekeringssysteem », uitrusting of combinatie van uitrustingen die wordt gebruikt om een lading vast te zetten of te stouwen, met inbegrip van de stouwvoorzieningen van de lading, evenals alle samenstellende delen ervan. 2.60. « Primaire verpakking », verpakking die de goederen als eerste omsluit. ».

Art. 2.Artikel 45.1 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 18 september 1991, wordt vervangen als volgt : « 45.1. De lading van een voertuig moet zodanig geschikt zijn dat ze bij normale wegomstandigheden : 1° de zichtbaarheid van de bestuurder niet kan hinderen;2° geen gevaar voor de bestuurder, de vervoerde personen en de andere weggebruikers kan vormen;3° geen schade kan veroorzaken aan de openbare weg, zijn aanhorigheden, aan de erin liggende kunstwerken of aan de openbare of privé-eigendommen;4° niet op de openbare weg kan slepen of vallen;5° de stabiliteit van het voertuig niet in het gedrang kan brengen;6° de lichten, de reflectoren en het inschrijvingsnummer niet onzichtbaar kan maken.».

Art. 3.Artikel 45.4 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : « 45.4. Al wat dient om de lading vast te maken of te beschutten moet in goede staat zijn en correct worden gebruikt.

Elk onderdeel dat de lading omsluit, zoals een ketting, een dekzeil, een net, enz. moet de lading nauw omsluiten. ».

Art. 4.In hetzelfde besluit wordt een artikel 45bis ingevoegd, luidend als volgt : «

Artikel 45bis.- Lading van de voertuigen : specifieke voorschriften voor de voertuigen van groep C. 45bis. 1. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder « voertuig van groep C » verstaan : motorvoertuig van de categorieën C of C + E of de subcategorieën C1 of C1 + E, zoals gedefinieerd in artikel 2 van het koninklijk besluit van 23 maart 1998 betreffende het rijbewijs, met uitzondering van de voertuigen en samenstellen van voertuigen die uitsluitend worden gebruikt door kermiskramers en eigen zijn aan dat beroep. 45bis. 2. De bestuurder van een voertuig van groep C mag zijn voertuig niet gebruiken indien het ladingzekeringssysteem van de in of op het voertuig vervoerde lading niet in overeenstemming is met artikel 45bis. 4.

De bestuurder van een voertuig van groep C moet : 1° een visuele controle uitvoeren om zich ervan te vergewissen dat de achterste laaddeuren, de inklapbare laadklep, de deuren, de dekzeilen, het reservewiel en de andere uitrustingen die te maken hebben met het gebruik van het voertuig zijn vastgezet;2° zich ervan vergewissen dat de lading geen hinder vormt voor het veilig besturen van het voertuig;3° zich ervan vergewissen dat het zwaartepunt van de lading zoveel als mogelijk gecentreerd wordt op het voertuig. 45bis. 3. Indien de primaire verpakking van een goed niet voldoende stevig is voor een veilig transport van de goederen, dan moet de verpakker en/of verlader de goederen bijkomend omhullen met een transportverpakking die stevig genoeg is om een goede ladingzekering mogelijk te maken.

De verlader dient de vervoerder waarop hij beroep doet vooraf schriftelijk alle informatie te verschaffen die de vervoerder nodig acht om de goederen te stouwen. 45bis. 4. Het ladingzekeringssysteem moet de krachten kunnen weerstaan die worden uitgeoefend wanneer het voertuig van groep C de volgende versnellingen ondergaat : 1° vertraging van 0,8 g in voorwaartse richting;2° vertraging van 0,5 g in achterwaartse richting;3° versnelling van 0,5 g in zijdelingse richting, aan beide zijden. Wanneer een samenstellend onderdeel van een ladingzekeringssysteem onderworpen wordt aan een kracht zoals beschreven in het eerste lid, mag de erop uitgeoefende drukkracht de maximale nominale last van dit onderdeel niet overschrijden.

De samenstellende onderdelen van een ladingzekeringssysteem van een voertuig van groep C : 1° moeten correct functioneren;2° moeten geschikt zijn voor het gebruik dat ervan wordt gemaakt;3° mogen geen knopen, beschadigde of verzwakte elementen vertonen die hun werking met het oog op het zekeren van de lading kunnen aantasten;4° mogen geen scheuren, sneden of uitrafelingen vertonen;5° moeten conform de hiervoor geldende Europese en/of internationale productnormen zijn. Het ladingzekeringssysteem dat wordt gebruikt om een lading in of op een voertuig van groep C te omsluiten, vast te zetten of tegen te houden, moet geschikt zijn voor de afmetingen, de vorm, de stevigheid en de kenmerken van de lading.

Het ladingzekeringssysteem kan opgebouwd zijn uit enkelvoudige of gecombineerde toepassing van ladingzekeringssystemen. 45bis. 5. De stouwvoorziening of de geïntegreerde vergrendelvoorziening die wordt gebruikt om een lading aan een voertuig van groep C vast te maken, moet zelf zodanig worden gezekerd dat ze niet kan ontgrendeld raken of loskomen.

De stouwvoorziening of de geïntegreerde vergrendelvoorziening die wordt gebruikt om een lading in of op een voertuig van groep C vast te zetten, moet : 1° ontworpen en vervaardigd zijn voor de doeleinden waarvoor ze wordt gebruikt;en 2° gebruikt en onderhouden worden in overeenstemming met de specificaties van de fabrikant en de geldende Europese en/of internationale normen. 45bis. 6. Voor een lading die op een voertuig van groep C omsloten, vastgezet of gestouwd wordt in overeenstemming met de voorschriften van de « Europese richtlijnen voor beste praktijken over het zekeren van lading voor wegtransport », opgesteld onder auspiciën van de Europese Commissie, geldt dat het ladingzekeringssysteem voldoet aan de eisen van artikel 45bis.4, eerste lid. ».

Art. 5.In artikel 59.7, eerste lid, van hetzelfde besluit worden de woorden « artikelen 45 en 46 » vervangen door de woorden « artikelen 45, 45bis en 46 ».

Art. 6.Artikel 1, § 2, van het koninklijk besluit van 15 maart 1968 houdende algemeen reglement op de technische eisen waaraan de auto's, hun aanhangwagens, hun onderdelen en hun veiligheidstoebehoren moeten voldoen, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 16 november 1984, 13 september 1985, 21 mei 1987, 17 januari 1989, 10 april 1995, 15 december 1998, 21 oktober 2002 en 17 maart 2003, wordt aangevuld als volgt : « 52. « stouwvoorziening », element dat specifiek ontworpen en vervaardigd is om een lading vast te maken, op haar plaats te houden of te stouwen; 53. « verankeringspunt », deel van de structuur, de apparatuur of het toebehoren van een voertuig waaraan een stouwvoorziening wordt vastgemaakt.»

Art. 7.Artikel 19, van hetzelfde besluit wordt aangevuld als volgt : « § 4. Elk voertuig dat gebruikt wordt voor het vervoer van zaken moet voorzien zijn van een voldoende aantal verankeringspunten, aangepast aan de lading.

Deze verankeringspunten moeten aan een minimale kracht kunnen weerstaan van : 1° 400 daN voor een voertuig met een MTM < 3,5 t;2° 800 daN voor een voertuig met een MTM = 3,5 t en < 7,5 t;3° 1 000 daN voor een voertuig met een MTM = 7,5 t en < 12 t;4° 2 000 daN voor een voertuig met een MTM = of > 12 t. § 5. De bepalingen van § 4 zijn niet van toepassing op : 1° de voertuigen die speciaal voor het vervoer van ondeelbare voorwerpen zijn toegelaten, voor zover de toegelaten maximumsnelheid ervan niet meer bedraagt dan 25 km/u;2° de trage voertuigen die worden gebruikt voor landbouwdoeleinden;3° de voertuigen en samenstellen van voertuigen die uitsluitend worden gebruikt door kermiskramers en eigen zijn aan dat beroep. Deze bepalingen zijn bovendien uitsluitend van toepassing vanaf 1 mei 2008 voor de nieuwe typegoedkeuringen en vanaf 1 mei 2009 voor de voertuigen in nieuwe staat in het verkeer gebracht en voor de voertuigen omgebouwd na deze datum. »

Art. 8.Dit besluit treedt in werking op 1 juni 2007.

Evenwel treden de bepalingen van de artikelen 1, 4 en 5 in werking op 10 september 2009.

Art. 9.Onze Minister bevoegd voor het Wegverkeer is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 27 april 2007.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Mobiliteit, R. LANDUYT

^