gepubliceerd op 12 juli 2007
Koninklijk besluit houdende bepalingen voor het aanleveren van locatiegegevens voor noodoproepen uitgaande van mobiele netwerken aan de nooddiensten overeenkomstig artikel 107, § 3, van de wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie
27 APRIL 2007. - Koninklijk besluit houdende bepalingen voor het aanleveren van locatiegegevens voor noodoproepen uitgaande van mobiele netwerken aan de nooddiensten overeenkomstig artikel 107, § 3, van de wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie
VERSLAG AAN DE KONING Sire, De netwerken voor mobiele communicatie hebben de afgelopen jaren een explosieve groei gekend, zowel op het vlak van het aantal gebruikers als van de diensten die erop worden aangeboden.
Eén type diensten wordt « Location Based Services », afgekort LBS, genoemd en maakt gebruik van de locatiegegevens van het eindapparaat van een gebruiker om specifiek op een bepaalde zone gerichte diensten of informatie aan te bieden. Noodzakelijk voor dit type diensten is dat de dienstenaanbieder over locatiegegevens beschikt van de eindgebruiker, zoals uit de naam kan worden afgeleid. Om snel en automatisch over deze locatiegegevens te kunnen beschikken zijn in de standaarden volgens dewelke deze mobiele netwerken werken, procedures uitgewerkt.
Ingevolge artikel 107, § 2, eerste lid, van de wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie, dienen de beheerscentrales van de medische hulpdienst en van de politiediensten welke de oproepen naar de noodnummers 100, 101 en 112 beheren, gratis van de betrokken operatoren de identificatiegegevens van de oproeper te krijgen; volgens definitie 57° van artikel 2 van diezelfde wet omvat dit de gegevens omtrent de plaats waar het eindtoestel zich bevindt op het ogenblik van een oproep. Deze gegevens worden kosteloos door de operatoren aan de nooddiensten ter beschikking gesteld.
De efficiëntie waarmee de nooddiensten kunnen antwoorden op noodoproepen wordt aanzienlijk verbeterd indien de beheerscentrales van de medische hulpdienst en van de politiediensten op een geautomatiseerde en elektronische wijze kunnen beschikken over locatiegegevens bij mobiele noodoproepen.
Het ontwerp van koninklijk besluit dat U ter ondertekening wordt voorgelegd, heeft tot doel, overeenkomstig artikel 107, § 3, van de wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie, de mobiele operatoren ertoe te verplichten deze technologische ontwikkeling toe te passen voor het geautomatiseerd ter beschikking stellen van locatiegegevens bij noodoproepen gericht aan de beheerscentrales van de medische hulpdienst en van de politiediensten.
ARTIKELSGEWIJZE BESPREKING Artikel 1 geeft de definities voor het goede begrip van dit besluit.
De in het besluit gebruikte begrippen « noodoproep », « beheerscentrale van noodoproepen » en « locatiegegevens » zijn diegene die vervat zijn in artikel 2 van de wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie.
Artikel 2 bepaalt dat de operatoren één enkele technische oplossing dienen voor te stellen voor het aanleveren van de locatiegegevens van mobiele noodoproepen. Het elektronische formaat van deze locatiegegevens dient verenigbaar te zijn met de systemen van de beheerscentrales van de medische hulpdienst en van de politiediensten.
Het vastleggen van één enkele technische oplossing zorgt voor een harmonisering en vereenvoudiging van de technische oplossing en eraan verbonden procedures.
Er wordt voor de operatoren in de mogelijkheid voorzien de technische oplossing door een derde partij te laten realiseren.
De bepalingen van artikel 2 noodzaken tot een overleg tussen de betrokken nooddiensten en de mobiele operatoren. Er moet echter gemeld worden dat in de loop van 2006 een ad hoc werkgroep van de nooddiensten en mobiele operatoren reeds een technische oplossing heeft uitgewerkt; het is dan ook te verwachten dat de implementatie hiervan niet op grote weerstand zal stuiten.
Artikel 3 bepaalt dat de mobiele operatoren praktisch gesproken over een vol jaar beschikken na de publicatie van dit besluit om de technische oplossing te realiseren.
Artikel 4 behoeft geen nadere verduidelijking.
Het advies nr. 42.547/4 van 16 april 2007 van de Raad van State werd integraal gevolgd.
Wij hebben de eer te zijn, Sire, van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaars, De Vice-Eerste Minister en Minister van Begroting en van Consumentenzaken, Mevr. F. VAN DEN BOSSCHE De Minister van Economie, Energie, Buitenlandse Handel en Wetenschapsbeleid, M. VERWILGHEN
ADVIES 42.547/4 VAN 16 APRIL 2007 VAN DE AFDELING WETGEVING VAN DE RAAD VAN STATE De RAAD VAN STATE, afdeling wetgeving, vierde kamer, op 20 maart 2007 door de Vice-Eerste Minister en Minister van Consumentenzaken verzocht haar, binnen een termijn van dertig dagen, van advies te dienen over een ontwerp van koninklijk besluit « houdende bepalingen voor het aanleveren van lokalisatiegegevens voor noodoproepen uitgaande van mobiele netwerken aan de nooddiensten overeenkomstig artikel 107, § 2 en § 3, van de wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie », heeft het volgende advies gegeven : Aangezien de adviesaanvraag ingediend is op basis van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, zoals het is vervangen bij de wet van 2 april 2003, beperkt de afdeling wetgeving overeenkomstig artikel 84, § 3, van de voornoemde gecoördineerde wetten haar onderzoek tot de rechtsgrond van het ontwerp, de bevoegdheid van de steller van de handeling en de te vervullen voorafgaande vormvereisten.
Wat deze drie punten betreft, geeft het ontwerp aanleiding tot de volgende opmerkingen.
Voorafgaande opmerkingen Zoals de Inspecteur van Financiën stelt, heeft het onderzochte ontwerp geen budgettaire gevolgen. De vermelding van het advies van de Inspecteur van Financiën en van de akkoordbevinding van de Minister van Begroting dient dus uit de aanhef te worden weggelaten.
Rechtsgrond Aanhef 1. Alleen artikel 107, § 3, van de wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie vormt de rechtsgrond van het ontworpen besluit.Het eerste lid van de aanhef moet dienovereenkomstig worden gewijzigd. 2. Er is geen reden om te verwijzen naar het koninklijk besluit van 2 februari 2007 betreffende de nooddiensten tot uitvoering van het artikel 107, § 1 en § 3, van de wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie, en houdende diverse bepalingen inzake elektronische communicatie voor de nooddiensten.Dat besluit wordt immers niet opgeheven noch gewijzigd bij het voorliggende ontwerp. Het tweede lid van de aanhef moet bijgevolg vervallen.
Dispositief Artikel 1 1. In de definitie die in artikel 1, 1°, staat, worden de brandweerdiensten gerekend tot de nooddiensten waarop het ontworpen besluit van toepassing is.De steller van het ontwerp wil het daarmee voor de brandweerdiensten mogelijk maken om, net als de medische spoeddienst en de politiediensten, te beschikken over de lokalisatiegegevens van de noodoproepen die aan hen gericht zijn.
In artikel 107, § 2, eerste lid, van de voornoemde wet van 13 juni 2005, worden als diensten waaraan de mogelijkheid wordt geboden de identificatiegegevens van de oproeper te verkrijgen, echter alleen de beheercentrales van de medische hulpdienst en van de politiediensten uitdrukkelijk genoemd.
Indien het de bedoeling is van de stellers van het ontwerp die mogelijkheid ook te bieden aan de beheercentrales van de brandweerdiensten, kan dat alleen maar geschieden overeenkomstig artikel 107, § 2, vijfde lid, van de voornoemde wet van 13 juni 2005, en alleen om de identificatiegegevens te verkrijgen van de oproepende lijn en na advies van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer. 2. Indien het ontworpen besluit zich bepaalt tot de beheercentrales van de medische hulpdienst en van de politiediensten, moet erop gewezen worden dat artikel 1, 3°, definieert wat verstaan moet worden onder « lokalisatiegegevens van een noodoproep », door artikel 2, 57°, van de voornoemde wet van 13 juni 2005, dat betrekking heeft op het begrip « identificatie van de oproeper », gedeeltelijk over te nemen. In artikel 2, 7°, van dezelfde wet staat evenwel een definitie van « lokatiegegeven », die voldoende is om te begrijpen wat een lokalisatiegegeven van een noodoproep is.
De werkwijze waarbij wetsbepalingen worden overgenomen of geparafraseerd in een verordening is onaanvaardbaar. Dat is des meer zo wanneer aldus nuances worden aangebracht in de wetsbepalingen, of wanneer woorden erin worden toegevoegd of geschrapt.
Een zodanige werkwijze kan immers verwarring doen ontstaan omtrent de precieze juridische aard van de regels in kwestie. Bovendien kan de tekst met de verordeningsbepalingen, indien deze verschilt van die met de wetsbepalingen, de draagwijdte van deze laatste wijzigen en derhalve in strijd zijn met die wetsbepalingen.
In het hierboven genoemde geval moet artikel 1, 3°, bijgevolg vervallen; in het andere geval moet het hele ontwerp worden herzien.
De kamer was samengesteld u :it de heren : Ph. HANSE, kamervoorzitter, P. LIENARDY, J. JAUMOTTE, staatsraden, Mevr. C. GIGOT, griffier.
Het verslag werd uitgebracht door Mevr. L. VANCRAYEBECK, auditeur.
De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst werd nagezien onder toezicht van de heer P. LIENARDY. De greffier, C. GIGOT De voorzitter, Ph. HANSE
27 APRIL 2007. - Koninklijk besluit houdende bepalingen voor het aanleveren van locatiegegevens voor noodoproepen uitgaande van mobiele netwerken aan de nooddiensten overeenkomstig artikel 107, § 3, van de wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie, inzonderheid op artikel 107, § 3;
Gelet op het advies van 16 maart 2007 van het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie;
Gelet op advies 42.547/4 van de Raad van State gegeven op 16 april 2007;
Op de voordracht van Onze Vice-Eerste Minister en Minister van Begroting en van Consumentenzaken en Onze Minister van Economie, Energie, Buitenlandse Handel en Wetenschapsbeleid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit, wordt verstaan onder: « mobiele operator »: operator van openbare telefoondiensten aangeboden op een mobiel elektronische-communicatienetwerk.
Art. 2.De mobiele operatoren leveren bij elke noodoproep gericht aan de beheerscentrales van de medische hulpdienst en van de politiediensten op vraag van deze, op automatische elektronische wijze en in werkelijke tijd de locatiegegevens van de noodoproep.
De mobiele operatoren stellen uiterlijk drie maanden na publicatie van dit besluit gezamenlijk één enkele technische oplossing voor voor het aanleveren van de locatiegegevens van noodoproepen gericht aan de beheerscentrales van de medische hulpdienst en van de politiediensten.
Het elektronische formaat van deze locatiegegevens dient verenigbaar te zijn met de systemen van de beheerscentrales van de medische hulpdienst en van de politiediensten.
Het is de mobiele operatoren toegestaan het realiseren van de vermelde technische oplossing aan een derde partij uit te besteden.
Art. 3.De mobiele operatoren verwezenlijken de in artikel 2, eerste lid, opgelegde verplichting uiterlijk op de eerste dag van de dertiende maand volgend op de publicatie van dit besluit.
Art. 4.Onze Minister bevoegd voor elektronische communicatie is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 27 april 2007.
ALBERT Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Begroting en van Consumentenzaken, F. VAN DEN BOSSCHE De Minister van Economie, Energie, Buitenlandse Handel en Wetenschapsbeleid, M. VERWILGHEN