gepubliceerd op 20 mei 2000
Koninklijk besluit tot vaststelling van het bijzonder reglement voor de rechtbank van eerste aanleg te Verviers
27 APRIL 2000. - Koninklijk besluit tot vaststelling van het bijzonder reglement voor de rechtbank van eerste aanleg te Verviers
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op het Gerechtelijk Wetboek, inzonderheid op de artikelen 76 tot 78, artikel 79, gewijzigd bij de wetten van 18 juli 1991 en 22 december 1998, artikel 80, vervangen bij de wet van 22 december 1998, artikel 88, gewijzigd bij de wet van 15 juli 1970, artikel 89, gewijzigd bij de wet van 17 februari 1997, artikel 90, gewijzigd bij de wet van 22 december 1998, artikel 91, vervangen bij de wet van 25 juli 1985 en gewijzigd bij de wetten van 3 augustus 1992 en 11 juli 1994, artikel 92, gewijzigd bij de wetten van 28 juni 1974, 25 juli 1985 en 3 augustus 1992, artikel 93, artikel 94, gewijzigd bij de wet van 12 maart 1998, en op de artikelen 95 tot 97;
Gelet op de wet van 23 september 1985 betreffende het gebruik van het Duits in gerechtszaken en betreffende de rechterlijke organisatie, gewijzigd bij de wet van 3 augustus 1988;
Gelet op het koninklijk besluit van 19 juli 1988 tot vaststelling van het bijzonder reglement voor de rechtbank van eerste aanleg te Verviers;
Gelet op het advies van de eerste voorzitter van het Hof van beroep te Luik, van de eerste voorzitter van het Arbeidshof te Luik, van de procureur-generaal te Luik, van de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg te Verviers, van de procureur des Konings te Verviers, van de hoofdgriffier van de rechtbank van eerste aanleg te Verviers en van de stafhouder van de Orde van advocaten te Verviers;
Op de voordracht van Onze Minister van Justitie, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.De rechtbank van eerste aanleg te Verviers bestaat uit dertien kamers, waarvan zeven burgerlijke kamers, vijf correctionele kamers en een jeugdkamer.
De eerste, de tweede, de derde, de vierde, de vijfde, de zesde en de zevende kamer vormen de burgerlijke rechtbank. De achtste, de negende, de tiende, de elfde en de twaalfde kamer vormen de correctionele rechtbank. De dertiende kamer is de jeugdrechtbank.
Art. 2.Bij de burgerlijke rechtbank bestaat de zevende kamer uit drie rechters. Dit is ook het geval voor de derde kamer op de derde maandag van de maand.
Bij de correctionele rechtbank bestaan de elfde en de twaalfde kamer uit drie rechters.
Onverminderd de toepassing van de artikelen 91 en 92 van het Gerechtelijk Wetboek, bestaan de andere kamers en het bureau voor rechtsbijstand uit één rechter; voor de toepassing van de artikelen 91 en 92 van het Gerechtelijk Wetboek, kan elke kamer, op initiatief van de magistraat die haar voorzit en met instemming van de voorzitter van de rechtbank, zitting houden met drie rechters.
Art. 3.De kamers houden zitting als volgt : - de eerste kamer : op maandag; - de tweede kamer : op maandag; - de derde kamer : op maandag; - de vierde kamer : op de derde maandag en de eerste dinsdag van de maand; - de vijfde kamer : op maandag; - de zesde kamer : op dinsdag; - de zevende kamer : op woensdag; - de achtste kamer : op maandag; - de negende kamer : op dinsdag; - de tiende kamer : op woensdag; - de elfde kamer : op donderdag; - de twaalfde kamer : op vrijdag; - de dertiende kamer : op dinsdag en op woensdag.
De raadkamer in strafzaken houdt zitting op dinsdag en vrijdag.
Wanneer een van deze dagen een feestdag is, houdt de kamer zitting op de voorgaande dag.
De voorzitter van de rechtbank, of de rechter die hem vervangt, houdt zitting in kort geding op donderdag.
De voorzitter van de rechtbank, of de rechter die hem vervangt, ontvangt de verzoekschriften tot echtscheiding of scheiding van tafel en bed door onderlinge toestemming, de eerste en de derde vrijdag van de maand. De verschijningen ingevolge deze verzoekschriften hebben plaats op dezelfde zitting.
De beslagrechter houdt zitting op vrijdag.
Het bureau voor rechtsbijstand houdt zitting op de tweede en de vierde vrijdag van de maand.
De getuigenverhoren hebben plaats op de werkdagen.
Art. 4.De kamers kunnen, naar gelang van de behoeften van de dienst, buitengewone zittingen houden, waarvan zij zelf de dagen en uren bepalen, met instemming van de voorzitter van de rechtbank.
Art. 5.De voorzitter van de rechtbank kan, zo de behoeften van de dienst het vereisen en na het advies van de procureur des Konings en van de hoofdgriffier te hebben ingewonnen, beslissen dat één of meer kamers bijkomende zittingen houden, waarvoor hij de dagen en uren bepaalt.
Art. 6.De voorzitter van de rechtbank kan, na het advies van de procureur des Konings en van de hoofdgriffier te hebben ingewonnen, het aantal en de bevoegdheden van de kamers tijdelijk wijzigen.
Art. 7.De gewone zittingen beginnen om negen uur. De burgerlijke en correctionele zittingen duren ten minste drie uur of tot uitputting van de rol, rolregeling en uitspraak van de vonnissen niet inbegrepen.
Art. 8.De inleidingen hebben plaats om negen uur : - voor de burgerlijke rechtbank, op de zitting van de eerste kamer op maandag, behalve de zaken betreft waarvan de burgerlijke raadkamer kennis neemt, welke voor de derde kamer worden ingeleid, alsook wat de hogere beroepen betreft die tegen de beslissingen van de vrederechters en de politierechters zitting houdend in burgerlijke zaken worden ingesteld, welke voor de zevende kamer worden ingeleid; - voor de voorzitter van de rechtbank zetelend in kort geding, op de zitting van de donderdag; - voor de jeugdrechtbank, op de zitting van de eerste dinsdag van elke maand; - voor de beslagrechter, op de zitting van vrijdag; - voor het bureau voor rechtsbijstand, op de zitting van de tweede en de vierde vrijdag van de maand.
In zaken met rechtstreekse dagvaarding, wordt het openbaar ministerie door de dagvaardende partij verwittigd en krijgt het inzage van de stukken, ten minste drie dagen voor de oproeping van de zaak.
Art. 9.De strafzaken worden, op voorstel van de procureur des Konings, door de voorzitter van de rechtbank toebedeeld.
Art. 10.De voorzitter van de rechtbank bepaalt de dienstregeling van de onderzoeksrechters en de verdeling van de zaken onder hen.
De zaken worden toebedeeld aan de onderzoeksrechter die met dienst is op de datum van de vordering van de procureur des Konings of van de burgerlijke partijstelling bij de onderzoeksrechter.
Wanneer de behoeften van de dienst of een goede rechtsbedeling dit vergen, kan de voorzitter van de rechtbank afwijken van de dienstregeling en van de verdeling van de zaken of aan een onderzoeksrechter een zaak toebedelen die voor een andere onderzoeksrechter aanhangig is.
Art. 11.De voorzitter van de rechtbank bepaalt, na het advies van de procureur des Konings te hebben ingewonnen, de dagen en uren van de vakantiezittingen in overeenstemming met de artikelen 334 tot 339 van het Gerechtelijk Wetboek.
Hij maakt de lijst op van de magistraten die er zitting zullen houden.
De voorzitter van de rechtbank kan te allen tijde die lijst wijzigen, met het oog op de behoeften van de dienst.
Art. 12.De beschikkingen die de voorzitter van de rechtbank neemt op grond van de artikelen 80 en 89 van het Gerechtelijk Wetboek of op grond van dit reglement, worden ter griffie van de rechtbank aangeplakt. Deze beschikkingen worden ter kennis gebracht van de eerste voorzitter van het Hof van beroep en van de procureur des Konings.
Art. 13.Het koninklijk besluit van 19 juli 1988 tot vaststelling van het bijzonder reglement voor de rechtbank van eerste aanleg te Verviers wordt opgeheven.
Art. 14.Onze Minister van Justitie is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 27 april 2000.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Justitie, M. VERWILGHEN