gepubliceerd op 16 november 2005
Koninklijk besluit betreffende de modaliteiten voor de toekenning, de geldigheidsduur, de weigering en de vernietiging van de identificatiekaart en de procedure inzake de onderzoeken naar de veiligheidsvoorwaarden
26 SEPTEMBER 2005. - Koninklijk besluit betreffende de modaliteiten voor de toekenning, de geldigheidsduur, de weigering en de vernietiging van de identificatiekaart en de procedure inzake de onderzoeken naar de veiligheidsvoorwaarden
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 10 april 1990 tot regeling van de private en bijzondere veiligheid, gewijzigd bij de wetten van 18 juli 1997, van 9 juni 1999, van 10 juni 2001, van 25 april 2004, van 7 mei 2004 en de wetten van 27 december 2004, inzonderheid op de artikelen 5, 6, 7, 8, § 3 en 9, § 4;
Gelet op het verzoek om spoedbehandeling, gemotiveerd door de omstandigheid dat de wetgever het toepassingsgebied van de wet tot regeling van de private en bijzondere veiligheid recent verruimd heeft. Zo worden ook de interne bewakingsdiensten die op niet publiek toegankelijke plaatsen opereren, de ondernemingen voor veiligheidsadvies en de veiligheidsdiensten van openbare vervoersmaatschappijen, onderworpen aan een vergunningsplicht.
De wettelijke regeling voor deze categorieën moet zo snel mogelijk geoperationaliseerd worden.
Dit is zeker het geval voor wat betreft de veiligheidsdiensten van de openbare vervoersmaatschappijen, die zo snel mogelijk het hoofd moeten kunnen bieden aan de geweldplegingen ten aanzien van het personeel en de reizigers van de openbare vervoersmaatschappijen.
Het is de uitdrukkelijke wil van de wetgever om deze diensten snel op een wettelijke wijze te kunnen organiseren. Dit blijkt uit de voorbereidende parlementaire werkzaamheden. « De in het ontwerp van programmawet opgenomen hervormingen vergen enige spoed » (Doc. 51 1437/028, 22). Deze diensten kunnen hun opdrachten echter niet op wettelijke wijze uitoefenen, indien de veiligheidsagenten niet over een identificatiekaart beschikken.
En daarom moet ook voor deze veiligheidsagenten voorzien worden in een procedure tot het bekomen van een identificatiekaart;
Gelet op het advies 38.601/2 van de Raad van State, gegeven op 27 juni 2005, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit dient verstaan te worden onder : 1° wet : wet van 10 april 1990 tot regeling van de private veiligheid en bijzondere veiligheid, gewijzigd door de wetten van 18 juli 1997, van 9 juni 1999, van 10 juni 2001, van 25 april 2004, van 7 mei 2004 en de wetten van 27 december 2004;2° leidinggevend personeel : de personen bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de wet;3° uitvoerend personeel : de personen bedoeld in artikel 6, eerste lid, van de wet;4° bewakingsactiviteiten : de activiteiten bedoeld in artikel 1, §§ 1 en 2, van de wet;5° onderneming : de bewakingsonderneming, de interne bewakingsdienst, de beveiligingsonderneming, de veiligheidsdienst of de onderneming voor veiligheidsadvies;6° kaart : de identificatiekaart bedoeld in artikel 8, § 3, van de wet;7° betrokkene : de houder van de kaart of de persoon waarvoor een kaart wordt aangevraagd;8° administratie : de Directie Private Veiligheid bij de Algemene Directie Veiligheids- en Preventiebeleid bij de FOD Binnenlandse Zaken;9° aanvraag : aanvraag tot het bekomen of tot het vernieuwen van een kaart aan de administratie;10° minister : de Minister van Binnenlandse Zaken;11° bevoegde ambtenaar : de ambtenaar bedoeld in artikel 7, § 1, van de wet;12° contactpersoon voor de onderzoeken naar de veiligheidsvoorwaarden : de persoon, door de onderneming aangeduid, als contactpersoon met de administratie aangaande aanvragen, bedoeld in artikel 7, § 2, derde lid van de wet;13° contactpersoon aanvragen kaart : de persoon, door de onderneming aangeduid, als contactpersoon met de administratie aangaande aanvragen, bedoeld in hoofdstuk IV. HOOFDSTUK II. - Algemeen
Art. 2.De onderneming richt de aanvragen, bedoeld in hoofdstuk IV, slechts aan de administratie nadat ze de naam, het telefoonnummer en het elektronisch contactadres van de 'contactpersoon aanvragen kaart' heeft overgemaakt aan de administratie.
De onderneming richt de vraag, bedoeld in artikel 16, § 1, aan de administratie, slechts nadat ze de naam, het telefoonnummer en het elektronisch contactadres van de 'contactpersoon voor de onderzoeken naar de veiligheidsvoorwaarden' heeft overgemaakt aan de administratie.
De overmaking, bedoeld in dit artikel, gebeurt volgens het model gevoegd als bijlage 1.
Art. 3.De onderneming en de 'contactpersoon voor de onderzoeken naar de veiligheidsvoorwaarden' nemen de nodige maatregelen om het elektronisch contactadres van de 'contactpersoon veiligheidsonderzoeken' te beveiligen om te voorkomen dat het voor anderen dan de 'contactpersoon voor de onderzoeken naar de veiligheidsvoorwaarden' toegankelijk is.
Art. 4.De administratie maakt slechts nadat is vastgesteld dat aan de verplichting, bedoeld in artikel 2, voldaan is en dat de contactpersoon voor de onderzoeken naar de veiligheidsvoorwaarden' voldoet aan de vereisten, bedoeld in artikel 6 van de wet, haar elektronisch correspondentieadres aan de contactpersoon voor de onderzoeken naar de veiligheidsvoorwaarden', bekend.
De onderneming en de contactpersonen, bedoeld in artikel 1, 14° en 15°, mogen het elektronische correspondentieadres van de administratie niet aan derden bekend maken of in een bestand opnemen. HOOFDSTUK III. - Voorwaarden voor de afgifte van de kaart
Art. 5.De betrokkene dient per onderneming waarvoor hij leidinggevende of uitvoerende taken uitvoert, in het bezit te zijn van een afzonderlijke kaart die in overeenstemming is met : 1° de opleiding(en) die hij met succes gevolgd heeft;2° de activiteiten, waarvoor de onderneming vergund of erkend is.
Art. 6.Een kaart wordt afgeleverd nadat : 1° door de administratie is vastgesteld dat de betrokkene voldoet aan alle wettelijke voorwaarden voor het uitvoeren van de beoogde activiteiten, 2° de onderneming een aanvraag gericht heeft tot de administratie, overeenkomstig de artikelen bedoeld in hoofdstuk IV.
Art. 7.De datum waarop de aanvraag werd overgemaakt aan de administratie, wordt beschouwd als de begindatum van de geldigheidsperiode van de kaart.
De kaart is geldig voor een periode van 5 jaar en kan voor gelijke termijnen worden vernieuwd. HOOFDSTUK IV. - Modaliteiten voor de aanvraag van de kaart
Art. 8.De aanvraag geschiedt door de onderneming waarvoor de betrokkene leidinggevende of uitvoerende taken uitvoert of zal uitvoeren.
De aanvraag van de vernieuwing van de kaart geschiedt uiterlijk 6 maanden voor de vervaldatum van de definitieve kaart.
Art. 9.§ 1. De onderneming vraagt een definitieve kaart slechts aan na in het bezit te zijn van volgende schriftelijke documenten : 1° voor de betrokkene, werkzaam voor een bewakingsonderneming, een veiligheidsdienst of een interne bewakingsdienst : een bewijs dat het uitvoerend personeelslid met gunstig gevolg het krachtens de wet bepaalde psychotechnisch onderzoek heeft doorstaan, waaruit de psychische geschiktheid blijkt voor de activiteit, waarop de functie van de betrokkene betrekking heeft of een attest afgeleverd door de administratie, ter staving van de vrijstelling van de voorwaarden van beroepsopleiding en -vorming en beroepservaring, verleend op basis van artikel 22, § 3, van de wet;2° voor de betrokkene, werkzaam voor een bewakingsonderneming, een interne bewakingsdienst, een veiligheidsdienst of een beveiligingsonderneming : een bekwaamheidsattest waaruit blijkt dat hij met vrucht de krachtens de wet bepaalde opleidingen heeft genoten, of een attest afgeleverd door de administratie, ter staving van de vrijstelling van de voorwaarden van beroepsopleiding en -vorming en beroepservaring, verleend op basis van artikel 22, § 3, van de wet. § 2. De onderneming vraagt een kaart bestemd voor een personeelslid dat zijn activiteiten zal uitoefenen op plaatsen waarvan de toegang aan een voorafgaande veiligheidsverificatie onderworpen is, slechts aan, nadat de onderneming in het bezit is van een door dit personeelslid voor waar ondertekend beroepscurriculum en nadat de onderneming de waarachtigheid van de gegevens, vermeld in dit beroepscurriculum, afdoende heeft gecontroleerd, waardoor ze er kan vanuit gaan dat ze met de werkelijkheid overeenstemmen. § 3. De onderneming bewaart de documenten, bedoeld in dit artikel, gedurende de gehele periode dat de betrokkene voor haar werkzaam is.
Ze houdt deze documenten ter beschikking van de personen bedoeld in artikel 16 van de wet, en van de administratie.
Art. 10.Een aanvraag is slechts geldig nadat aan de administratie de in artikel 11 bedoelde documenten en de in artikel 12 bedoelde gegevens zijn overgemaakt.
Art. 11.Bij de aanvraag dienen de volgende documenten gevoegd te worden : 1° een origineel van het getuigschrift van goed zedelijk gedrag (model 1), of een gelijkwaardig getuigschrift indien de betrokkene zijn woonplaats heeft in het buitenland.Het getuigschrift van goed zedelijk gedrag, of het gelijkwaardig getuigschrift mag niet meer dan zes maanden oud zijn op het ogenblik dat de aanvraag wordt ingediend; 2° een aanvraagformulier, afgeleverd door de administratie, dat behoorlijk ingevuld is en waarop de onderneming een pasfoto van betrokkene heeft aangebracht.3° een behoorlijk ingevuld document van schriftelijke instemming met het onderzoek naar de veiligheidsvoorwaarden bedoeld in artikel 7, § 2, tweede lid, van de wet.
Art. 12.§ 1. Bij de aanvraag dienen de volgende gegevens aangaande betrokkene gevoegd te worden : 1° naam en voornaam;2° adres en woonplaats;3° geboorteplaats en geboortedatum;4° taal (N/F/D);5° het rijksregisternummer;6° functie : code zoals vastgelegd en omschreven in het ministerieel besluit tot vaststelling van het model van de identificatiekaart;7° datum in dienst;8° datum van het bewijs van goed gedrag en zeden dat het recentst werd overhandigd aan de onderneming;9° volgnummer van de kaart, zoals vermeld op het aanvraagformulier bedoeld in artikel 11, 2°;10° datum van de aanvraag van de kaart;11° datum van de schriftelijke instemming met het onderzoek naar de veiligheidsvoorwaarden bedoeld in artikel 7 van de wet. § 2. De gegevens bedoeld in de vorige paragraaf onder 1° en 3° en in het voorkomend geval, 2° en 4°, moeten identiek zijn als deze zoals ze voorkomen : 1° voor de betrokkene met de Belgische nationaliteit : op de identiteitskaart;2° voor de betrokkene die niet over de Belgische nationaliteit beschikt, maar in België zijn woonplaats heeft : de verblijfskaart van onderdaan van een lid-Staat van de Europese Unie;3° voor de betrokkene, onderdaan van de Europese Unie, die in België geen woonplaats heeft : de identiteitsdocumenten afgeleverd door de lid-Staat van de Europese Unie, waar betrokkene zijn woonplaats heeft.
Art. 13.De kaarten worden afgegeven in de kantoren van de administratie, tenzij de onderneming uitdrukkelijk verzocht om deze haar per aangetekende zending over te maken. HOOFDSTUK V. - Modaliteiten bij het beëindigen van de activiteiten, het terugsturen en het vernietigen van de kaart
Art. 14.Wanneer de betrokkene zijn activiteiten bij een onderneming beëindigt : 1° dient de onderneming de betrokkene de documenten, bedoeld in artikel 9, § 1, binnen de vijf dagen, te overhandigen of aangetekend toe te sturen;2° dient de betrokkene zijn kaart binnen de vijf dagen aan de onderneming te overhandigen of deze aangetekend toe te sturen;3° dient de onderneming aan de administratie binnen de vijf dagen de volgende gegevens aangaande de betrokkene over te maken : a) naam en voornaam;b) adres van de woonplaats;c) geboorteplaats en geboortedatum;d) rijksregisternummer;e) datum uit dienst.
Art. 15.De onderneming moet de kaart terugsturen naar de administratie, binnen de 14 dagen nadat : 1° de geldigheidsdatum overschreden is;2° de foto van de houder van de kaart niet meer gelijkend is;3° de kaart beschadigd werd;4° de betrokkene van naam of van voornaam verandert;5° de betrokkene niet langer voldoet aan alle voorwaarden bepaald, voor wat betreft het leidinggevend personeel, bepaald in de artikel 5 van de wet, of, voor wat betreft het uitvoerend personeel, in artikel 6 van de wet;6° de betrokkene zijn activiteiten bij de onderneming definitief heeft beëindigd. De kaart die door de onderneming aan de administratie werd terugbezorgd, wordt onmiddellijk vernietigd. HOOFDSTUK VI. - Onderzoek naar de veiligheidsvoorwaarden
Art. 16.§ 1. De vraag bedoeld in artikel 7, § 2, derde lid, van de wet, kan uitsluitend door de contactpersoon voor de onderzoeken naar de veiligheidsvoorwaarden' aan de bevoegde ambtenaar worden gericht : - via zijn elektronisch contactadres; - nadat hij heeft vastgesteld dat de betrokkene het document, bedoeld in artikel 11, 3° behoorlijk heeft ingevuld en ondertekend heeft.
De vraag geschiedt volgens het model in bijlage 2. § 2. De contactpersoon voor de onderzoeken naar de veiligheidsvoorwaarden' en de onderneming zijn ervoor verantwoordelijk dat het antwoord vanwege de bevoegde ambtenaar, onmiddellijk nadat de contactpersoon ervan kennis genomen heeft, definitief verwijderd wordt en dat het antwoord of de inhoud ervan niet in een bestand opgenomen wordt of aan derden bekend gemaakt wordt. § 3. De bevoegde ambtenaar verstrekt binnen een redelijke termijn een antwoord op de vraag, bedoeld in § 1, eerste lid, volgens het model in bijlage 3. Het antwoord betreft een beoordeling op basis van de informatie die de administratie op deze datum bekend is. Deze beoordeling heeft geen invloed op diens appreciatie op een latere datum. § 4. Een onderzoek naar de veiligheidsvoorwaarden, bedoeld in artikel 7 van de wet, kan door de bevoegde ambtenaar op elk ogenblik worden aangevraagd teneinde na te gaan of betrokkene voldoet aan de uitoefeningsvoorwaarden, bedoeld in artikel 5°, eerste lid, 8° of artikel 6, eerste lid, 8°, van de wet. § 5. De bevoegde ambtenaar vraagt dit onderzoek aan nadat hij heeft vastgesteld dat de betrokkene het document, bedoeld in artikel 11, § 3, 2°, behoorlijk ingevuld en ondertekend heeft.
Indien de betrokkene weigert om zijn instemming te geven, wordt de procedure, voorzien in de artikelen 18 tot en met 23, toegepast. § 6. De bevoegde ambtenaar vraagt het onderzoek aan bij de personen bedoeld in artikel 16, eerste lid, van de wet, of bij de Veiligheid van de Staat.
De personen bedoeld in het vorig lid, en, in voorkomend geval, de Veiligheid van de Staat, brengen aan de bevoegde ambtenaar een schriftelijk rapport uit aangaande de feiten die kunnen raken aan het vertrouwen in de betrokkene. § 7. De bevoegde ambtenaar legt het schriftelijke rapport, bedoeld in § 6, tweede lid, voor aan een Commissie onderzoeken naar de veiligheidsvoorwaarden', opgericht door de Directeur-generaal van de Algemene Directie Veiligheids- en Preventiebeleid bij de FOD Binnenlandse Zaken en samengesteld uit personeelsleden van de administratie.
De bevoegde ambtenaar kan, op eigen initiatief of op vraag van de Commissie onderzoeken naar de veiligheidsvoorwaarden', aan de personen bedoeld in § 6, eerste lid, aan de Veiligheid van de Staat en aan de gerechtelijke overheden bijkomende informatie opvragen. Hij kan aan de gerechtelijke overheden het gevolg vragen dat zij aan de feiten, die hen bekend zijn, hebben gegeven.
De Commissie onderzoeken naar de veiligheidsvoorwaarden' brengt een schriftelijk advies uit aan de bevoegde ambtenaar. § 8. Indien de bevoegde ambtenaar oordeelt dat de betrokkene aan de veiligheidsvoorwaarden voldoet, stelt hij hem hiervan schriftelijk in kennis.
Indien de bevoegde ambtenaar oordeelt dat de betrokkene kennelijk niet voldoet aan de veiligheidsvoorwaarden, wordt, al naar gelang het geval, de procedure, voorzien in de artikelen 18 tot en met 23, toegepast of de inhoudings- of intrekkingsprocedure, zoals voorzien krachtens artikel 17, 2°, van de wet, opgestart. HOOFDSTUK VII. - Weigering van de kaart
Art. 17.§ 1. Indien de betrokkene niet voldoet aan één of meerdere objectieve uitoefeningsvoorwaarden, zoals bepaald in artikel 5, eerste lid, 1°, 2°, 3°, 6° of 7°, van de wet, voor wat betreft het leidinggevend personeel van de onderneming voor veiligheidsadvies en voor wat betreft het leidinggevend personeel van een andere onderneming, in artikel 5, eerste lid, 1°, 2°, 3°, 5°, 6° of 7°, van de wet, of in artikel 6, eerste lid, 1°, 2°, 3°, 6° of 7°, van de wet, voor wat betreft het uitvoerend personeel van de onderneming voor veiligheidsadvies en voor wat betreft het uitvoerend personeel van een andere onderneming, in artikel 6, eerste lid, 1°, 2°, 3°, 5°, 6° of 7°, van de wet, wordt de kaart geweigerd. § 2. Indien wordt overwogen aan betrokkene een kaart te weigeren omdat hij niet voldoet aan de voorwaarden bepaald, voor wat betreft het leidinggevend personeel, in artikel 5, eerste lid, 4° of 8° van de wet, of, voor wat betreft het uitvoerend personeel, in artikel 6, eerste lid, 4° of 8°, van de wet, wordt de procedure, voorzien in de artikelen 18 tot en met 23, toegepast.
Art. 18.§ 1. De betrokkene wordt bij een ter post aangetekende brief op de hoogte gebracht van : 1° alle hem ten laste gelegde feiten;2° de wettelijke uitoefeningsvoorwaarden waaraan hij niet zou voldoen en de weigering van de afgifte van de kaart die hieruit kan voorvloeien;3° zijn recht om inzage te nemen van zijn dossier en om zich te laten bijstaan of vertegenwoordigen door een raadsman van zijn keuze;4° de plaats waar het dossier kan worden ingezien en de termijn waarover hij daartoe beschikt;5° zijn recht om schriftelijk zijn verdedigingsmiddelen in te dienen. § 2. De personen, bedoeld in artikel 16 van de wet, kunnen iedereen horen die inlichtingen kan verstrekken. Er wordt een proces-verbaal van verhoor opgemaakt.
Indien dit verhoor heeft plaatsgehad nadat de in § 1 bedoelde brief is verzonden, wordt de betrokkene in kennis ervan gesteld om hem de mogelijkheid tot verwering aangaande dit verhoor te verlenen, zoals voorzien in § 1. § 3. Het dossier bedoeld in § 1, 4°, bestaat uit de schriftelijke stukken, waarvan sprake in artikel 17, §§ 7 en 8, en de proces-verbaal, bedoeld in § 2.
Art. 19.De betrokkene beschikt vanaf de datum van ontvangst van de brief, bedoeld in artikel 18, over een termijn van 15 werkdagen om het te zijnen laste aangelegde dossier ter plaatse in te zien en er een afschrift van te verkrijgen.
Art. 20.Binnen de 40 werkdagen na de datum van ontvangst van de brief, zoals bedoeld in artikel 18, kan de betrokkene zijn verdedigingsmiddelen meedelen per aangetekende brief.
Art. 21.De minister neemt na beoordeling van het dossier een beslissing aangaande de vraag of betrokkene al dan niet voldoet aan de wettelijke uitoefeningsvoorwaarden. Hij stelt de betrokkene per aangetekende brief in kennis van zijn beslissing.
Art. 22.Nadat de betrokkene van de beslissing die inhoudt dat hij niet voldoet aan de wettelijke uitoefeningsvoorwaarden, kennis kreeg, brengt hij, binnen de vijf dagen de onderneming waarvoor hij activiteiten uitoefent op de hoogte van de beslissing.
De onderneming dient, nadat ze op de hoogte werd gebracht van de beslissing, binnen de vijf dagen een einde te maken aan elke taak die de betrokkene bij deze onderneming vervult. Ze stelt binnen dezelfde termijn de administratie schriftelijk in kennis van de functiebeëindiging van de betrokkene.
Art. 23.Indien de betrokkene niet voldoet aan de uitoefeningsvoorwaarden stelt de administratie de onderneming, bij aangetekend schrijven in kennis van de weigering van de kaart. HOOFDSTUK VIII. - Slotbepalingen
Art. 24.De ondernemingen maken de gegevens en de documenten, bedoeld in dit besluit, per aangetekende brief over aan de administratie.
In afwijking van het eerste lid, moeten de ondernemingen die tenminste 20 personeelsleden, die in het bezit moeten zijn van een kaart, in dienst hebben en kunnen de andere ondernemingen, de gegevens bedoeld in de artikelen 12 en 14, op een elektronische wijze aan de administratie, en volgens haar instructies, overmaken.
Art. 25.De minister kan bepalen dat een of meerdere documenten of gegevens bedoeld in dit besluit op elektronische wijze aan de administratie, moeten worden overgemaakt.
De minister kan bepalen dat omdat ze door de administratie op een geautomatiseerde wijze kunnen worden geraadpleegd, een of meerdere gegevens of documenten niet langer door de onderneming moeten worden overgemaakt.
Art. 26.Het koninklijk besluit van 17 maart 2000 betreffende de modaliteiten voor de aanvraag en vernietiging van de identificatiekaart voor het personeel van bewakingsondernemingen en interne bewakingsdiensten wordt opgeheven.
Art. 27.Onze Minister van Binnenlandse Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 26 september 2005.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, P. DEWAEL
Bijlage 1 Mededeling contactpersonen Ondergetekende, . . . . . (naam en voornaam), die verantwoordelijke voor de onderneming (bewakingsonderneming, interne bewakingsdienst, beveiligingsonderneming, onderneming voor veiligheidsadvies *) : . . . . . (naam van de vergunde/erkende onderneming) met . . . . . (vergunnings/ erkenningsnummer), bevestigt hierbij dat de volgende persoon door de onderneming is aangesteld als contactpersoon met de FOD Binnenlandse Zaken : Als de contactpersoon voor de onderzoeken naar de veiligheidsvoorwaarden' : Naam en voornaam : . . . . .
Adres (straatnaam, nummer, postnummer en gemeente) : . . . . . . . . . .
Geboorteplaats en geboortedatum : . . . . .
Rijksregisternummer : . . . . . .
Elektronische contactadres voor de onderzoeken naar de veiligheidsvoorwaarden' : . . . . .
Telefoonnummer : . . . . .
Faxnummer : . . . . .
Als de contactpersoon aanvragen kaart' : Naam en voornaam : . . . . .
Adres (straatnaam, nummer, postnummer en gemeente) : . . . . . . . . . .
Geboorteplaats en geboortedatum : . . . . .
Rijksregisternummer : . . . . . .
Elektronische contactadres aanvragen kaart : . . . . . .
Telefoonnummer : . . . . .
Faxnummer : . . . . .
Ondergetekende bevestigt dat de toegang tot het bovenvermeld elektronische contactadres voor de onderzoeken naar de veiligheidsvoorwaarden' van de onderneming beveiligd is, om te voorkomen dat anderen dan de door hem opgegeven contactpersoon voor de onderzoeken naar de veiligheidsvoorwaarden' kennis kunnen nemen van het elektronische adres van de administratie en van het elektronische antwoord vanwege de bevoegde ambtenaar aan de onderneming.
Ondergetekende bevestigt dat hij er de opgegeven contactpersoon voor de onderzoeken naar de veiligheidsvoorwaarden' schriftelijk van in kennis heeft gesteld dat ingeval het antwoord vanwege de administratie betrekking heeft op een vraag, bedoeld in van artikel 7, § 2, derde lid, van de wet : 1° dit antwoord aan hem persoonlijk is gericht;2° hij het antwoord, na kennisname ervan, onmiddellijk, definitief moet verwijderen;3° hij het antwoord of de inhoud ervan alsmede het elektronische adres van de administratie niet in een bestand mag opnemen;4° hij het antwoord of de inhoud ervan alsmede het elektronische adres van de administratie noch aan de betrokkene(n), noch aan derden mag meedelen. Ondergetekende bevestigt dat hij de schriftelijke kennisgeving, bedoeld in vorige paragraaf, in de onderneming bewaart en ter beschikking houdt van de administratie.
Gedaan te . . . . ., op . . . . .
Handtekening (met de geschreven vermelding gelezen en goedgekeurd'). * Schrappen wat niet past.
Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 26 september 2005 betreffende de modaliteiten voor de toekenning, de geldigheidsduur, de weigering en vernietiging van de identificatiekaart en de procedure inzake de onderzoeken naar de veiligheidsvoorwaarden.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, P. DEWAEL
Bijlage 2 Vraag aangaande het in overweging nemen van een onderzoek naar de veiligheidsvoorwaarden Ondergetekende, . . . . . (naam en voornaam), . . . . . (elektronisch adres), die bij de onderneming : . . . . . (naam van de vergunde/erkende onderneming) met ... (vergunnings/erkenningsnummer), handelt als de contactpersoon voor de onderzoeken naar de veiligheidsvoorwaarden' met de FOD Binnenlandse Zaken, vraagt de ambtenaar bedoeld in artikel 7 van de wet, of hij met betrekking tot volgende persoon een vraag tot onderzoek naar de veiligheidsvoorwaarden in overweging neemt : Betrokkene : Naam en voornaam : . . . . .
Adres (straatnaam, nummer, postnummer en gemeente) : . . . . .
Geboorteplaats en geboortedatum : . . . . .
Rijksregisternummer : . . . . . .
Ondergetekende bevestigt dat de bovenstaande gegevens aangaande de betrokkene in overeenstemming zijn met artikel 9, § 1, tweede lid van het koninklijk besluit betreffende de modaliteiten voor de toekenning, de geldigheidsduur, de weigering en de vernietiging van de identificatiekaart.
Ondergetekende bevestigt dat de onderneming van betrokkene de schriftelijke toestemming met het onderzoek naar de veiligheidsvoorwaarden, in haar bezit heeft en dit document voor de bevoegde ambtenaar ter beschikking houdt.
Ondergetekende bevestigt dat de toegang tot het bovenvermeld elektronisch adres voor de onderzoeken naar de veiligheidsvoorwaarden' beveiligd is, om te voorkomen dat anderen dan hij kennis kunnen nemen van het elektronische antwoord vanwege de bevoegde ambtenaar aan de onderneming.
Ondergetekende neemt er kennis van dat het antwoord vanwege de bevoegde ambtenaar op deze vraag aan hem persoonlijk is gericht.
Hij verbindt er zich toe het antwoord, na kennisname ervan, onmiddellijk definitief te zullen verwijderen.
Hij verbindt er zich toe het antwoord of de inhoud ervan alsook het elektronische adres van de administratie niet in een bestand te zullen opnemen en noch aan de betrokkene, noch aan derden te zullen meedelen.
Gedaan te . . . . ., op . . . . .
Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 26 september 2005 betreffende de modaliteiten voor de toekenning, de geldigheidsduur, de weigering en vernietiging van de identificatiekaart en de procedure inzake de onderzoeken naar de veiligheidsvoorwaarden.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, P. DEWAEL
Bijlage 3 Antwoord aangaande het in overweging nemen van een onderzoek naar de veiligheidsvoorwaarden Ondergetekende, . . . . . (naam en voornaam), door ministerieel besluit van . . . . . (verwijzing ministerieel besluit) aangewezen ambtenaar, bedoeld in artikel 7, § 1, eerste lid van de wet tot regeling van de private veiligheid, bevestigt hierbij dat hij op Uw vraag, met betrekking tot volgende persoon : Naam en voornaam : . . . . .
Adres (straatnaam, nummer, postnummer en gemeente) : . . . . .
Geboorteplaats en geboortedatum : . . . . .
Rijksregisternummer : . . . . . . heeft beslist een/geen * onderzoek naar de veiligheidsvoorwaarden omtrent betrokkene in overweging te nemen.
De beslissing is gebaseerd op de door de administratie bekende informatie op onderstaande datum. Ze bindt de beoordeling van ondergetekende niet op een later tijdstip.
Gedaan te . . . . ., op . . . . . * Schrappen wat niet past Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 26 september 2005 betreffende de modaliteiten voor de toekenning, de geldigheidsduur, de weigering en vernietiging van de identificatiekaart en de procedure inzake de onderzoeken naar de veiligheidsvoorwaarden.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, P. DEWAEL