Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 26 november 2001
gepubliceerd op 11 januari 2002

Koninklijk besluit waarbij voor de uitoefening van het parlementair onderzoek toegang wordt verleend tot de informatiegegevens van het Rijksregister van de natuurlijke personen aan de Kamer van volksvertegenwoordigers en aan de Senaat evenals aan de parlementaire onderzoekscommissies, die uit hun midden worden aangesteld

bron
ministerie van binnenlandse zaken
numac
2001001204
pub.
11/01/2002
prom.
26/11/2001
ELI
eli/besluit/2001/11/26/2001001204/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

26 NOVEMBER 2001. - Koninklijk besluit waarbij voor de uitoefening van het parlementair onderzoek toegang wordt verleend tot de informatiegegevens van het Rijksregister van de natuurlijke personen aan de Kamer van volksvertegenwoordigers en aan de Senaat evenals aan de parlementaire onderzoekscommissies, die uit hun midden worden aangesteld


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Als openbare overheden zoals bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen, kan aan de Kamer van volksvertegenwoordigers en aan de Senaat, evenals aan de parlementaire onderzoekscommissies die door een van beide Kamers worden aangesteld, bij koninklijk besluit toegang worden verleend tot de informatiegegevens die in deze geïnformatiseerde gegevensbank zijn geregistreerd.

Dit is het voorwerp van het ontwerp van besluit dat wij de eer hebben Uwe Majesteit ter ondertekening voor te leggen.

De rechtsgrond van het ontworpen besluit wordt gevormd door artikel 5, eerste lid, van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen.

Krachtens artikel 56 van de op 17 februari 1994 gecoördineerde Grondwet heeft elke Kamer het recht van onderzoek.

Uit hoofde van artikel 4, §§ 1 en 6, van de wet van 3 mei 1880 op het parlementair onderzoek, vervangen door de wet van 30 juni 1996, zijn de federale Kamers of de parlementaire onderzoekscommissies, die uit hun midden worden aangesteld, bevoegd om : - alle in het Wetboek van Strafvordering omschreven onderzoeksmaatregelen te nemen (§ 1); - inlichtingen in bestuurszaken te vragen aan de bevoegde minister of staatssecretaris (§ 6).

Uit de parlementaire werkzaamheden van het wetsvoorstel dat geleid heeft tot de voormelde wet van 30 juni 1996 blijkt echter niet dat het opvragen door de voornoemde instanties van inlichtingen in bestuurszaken, zoals bedoeld in artikel 4, § 6, betrekking heeft op de personengegevens die bewaard worden bij het Rijksregister van de natuurlijke personen.

Integendeel wordt in de parlementaire documenten vermeld (1) : « Ten derde moet rekening worden gehouden met de persoonlijkheidsrechten (....).

In een democratische maatschappij moet dan ook worden gezocht naar een evenwicht tussen transparantie en openbaarheid enerzijds en de persoonlijkheidsrechten anderzijds. Het verbreken van dit evenwicht vormt een aanwijzing dat een maatschappij aan het afglijden is naar een totalitair stelsel. » Bij koninklijk besluit 30 september 1985 waarbij aan de onderzoeksrechters, de magistraten van het openbaar ministerie en de gerechtelijke officieren en agenten bij de parketten toegang wordt verleend tot het Rijksregister van de natuurlijke personen (2), wordt aan de voornoemde magistraten en ambtenaren toegang verleend tot het Rijksregister voor de onderzoeksmaatregelen omschreven in het Wetboek van Strafvordering.

Derhalve strekt het ontworpen koninklijk besluit ertoe aan de Kamer van volksvertegenwoordigers en aan de Senaat evenals aan de parlementaire onderzoekscommissies, die door een van beide Kamers worden aangesteld, toegang te verstrekken tot de informatiegegevens van het Rijksregister voor het nemen van de onderzoeksmaatregelen waartoe zij uit hoofde van artikel 4, § 1, van de voormelde wet van 3 mei 1880 bevoegd zijn. In het raam van dit onderzoek zijn de federale Kamers evenals de parlementaire onderzoekscommissies, die uit hun midden worden aangesteld, inzonderheid bevoegd om getuigen schriftelijk op te roepen en zo nodig te dagvaarden.

Hiertoe is het noodzakeliijk dat aan de beide Kamers en aan de parlementaire onderzoekscommissies voor het vervullen van de bovenvermelde taken, toegang wordt verstrekt tot de informatiegegevens bedoeld in artikel 3, eerste lid, 1°, 2°, 3°, 5° en 6°, van de voormelde wet van 8 augustus 1983. Dit zijn immers de vereiste minimumgegevens om een dossier betreffende een natuurlijk persoon samen te stellen.

Tevens moeten de federale Kamers evenals de parlementaire onderzoekscommissie kennis kunnen nemen van de opeenvolgende wijzigingen die aan deze informatiegegevens worden aangebracht.

Het blijkt echter niet mogelijk in abstracto te bepalen tot welke periode in de tijd de opeenvolgende wijzigingen van de gevraagde informatiegegevens van het Rijksregister dienen beperkt te worden, gezien dit afhangt van de opdracht van elk parlementair onderzoek.

Evenals er voor de onderzoeksrechters die bij het voormelde koninklijk besluit van 30 september 1985 gemachtigd zijn tot toegang tot de informatiegegevens bedoeld in artikel 3, eerste lid, 1° tot 9°, en tweede lid, van de voormelde wet van 8 augustus 1983, geen beperking in de tijd werd vastgesteld voor de toegang tot de opeenvolgende wijzigingen van de voornoemde informatiegegevens, is het evenmin opportuun gebleken om de opeenvolgende wijzigingen van de informatiegegevens van het Rijksregister tot een bepaalde periode in de tijd te beperken voor de onderzoeksmaatregelen van het parlementair onderzoek, verricht door de Kamer van volksvertegenwoordigers, de Senaat of de parlementaire onderzoekscommissies, die uit hun midden worden aangesteld.

Het koninklijk besluit werd echter zodanig opgesteld dat de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de personen op wie de informatiegegevens betrekking hebben gewaarborgd is.

In naleving van de voorschriften van artikel 11 van de voornoemde wet van 8 augustus 1983, wordt in dit besluit enkel toegang verleend tot het Rijksregister aan de voorzitters van de beide Kamers, de voorzitters van de parlementaire onderzoekscommissies en de personeelsleden van de diensten, naargelang het geval, van de Kamer van volksvertegenwoordigers of de Senaat, die daartoe, schriftelijk en bij naam en binnen de perken van hun respectieve bevoegdheden, door deze voorzitters worden aangewezen.

Zo bepaalt ook artikel 4 van het koninklijk besluit dat de lijst van de bovenvermelde personeelsleden die toegang hebben tot de informatiegegevens van het Rijksregister, bij de aanvang van elk parlementair onderzoek, aan de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer gezonden wordt.

Hiertoe wordt er niet alleen rekening gehouden met de taken in het kader van het parlementair onderzoek van de Kamer van volksvertegenwoordigers, de Senaat en de parlementaire onderzoekscommissies die uit hun midden worden aangesteld, maar ook met het belang van de personen waarop de in deze gegevensbank geregistreerde informatiegegevens betrekking hebben en met het recht van deze personen op het gebruik van deze gegevens dat verenigbaar is met de bescherming van hun persoonlijke levenssfeer.

Het ontwerp van besluit houdt rekening met de opmerkingen die door de Raad van State werden geformuleerd in zijn op 24 september 2001 uitgebracht advies.

Wij hebben de eer te zijn, Sire, van Uwe Majesteit; de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaars.

De Minister van Binnenlandse Zaken, A. DUQUESNE. De Minister van Justitie, M. VERWILGHEN. _______ Nota's (1) Senaat.- GZ. 1995-1996. - Verslag, nr. 1-148/3, blz. 25, 96 en 97. (2) Belgisch Staatsblad van 22 oktober 1985. ADVIES 31.577/2 VAN DE AFDELING WETGEVING VAN DE RAAD VAN STATE De Raad van State, afdeling wetgeving, tweede kamer, op 26 april 2001 door de Minister van Binnenlandse Zaken verzocht hem van advies te dienen over een ontwerp van koninklijk besluit "waarbij voor de uitoefening van het parlementair onderzoek toegang wordt verleend tot de informatiegegevens van het Rijksregister van de natuurlijke personen aan de Kamer van volksvertegenwoordigers en aan de Senaat evenals aan de parlementaire onderzoekscommissies, die uit hun midden worden aangesteld", heeft op 24 september 2001 het volgende advies gegeven : Onderzoek van het ontwerp Aanhef Eerste lid De opsomming van de wijzigingswetten dient te worden aangevuld met de wet van 31 mei 2001.

Vierde lid Het woord "Overwegende" behoort te worden vervangen door het woord "Gezien".

Dispositief Artikel 1 Het is de Raad van State niet duidelijk waarom de in artikel 3, eerste lid, 3°, van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen vermelde informatiegegevens in de tekst van het ontworpen artikel achterwege zijn gelaten.

De kamer was samengesteld uit : De heren : Y. Kreins, staatsraad, voorzitter;

P. Liénardy, staatsraad;

P. Quertainmont, staatsraad;

J. van Compernolle, assessor van de afdeling wetgeving;

B. Glansdorff, assessor van de afdeling wetgeving;

Mevr. B. Vigneron, griffier.

Het verslag werd uitgebracht door de H. J. Regnier, eerste auditeur afdelingshoofd. De nota van het Coördinatiebureau werd opgesteld en toegelicht door Mevr. G. Martou, adjunct-referendaris.

De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst werd nagezien onder toezicht van de H. P. Liénardy.

De griffier De voorzitter, B. Vigneron Y. Kreins

26 NOVEMBER 2001. - Koninklijk besluit waarbij voor de uitoefening van het parlementair onderzoek toegang wordt verleend tot de informatiegegevens van het Rijksregister van de natuurlijke personen aan de Kamer van volksvertegenwoordigers en aan de Senaat evenals aan de parlementaire onderzoekscommissies die uit hun midden worden aangesteld ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen, inzonderheid op artikel 5, eerste lid, gewijzigd bij de wetten van 19 juli 1991, 30 maart 1995 en 31 mei 2001;

Gelet op de wet van 3 mei 1880 op het parlementair onderzoek, inzonderheid op de artikelen 1, eerste lid, 4, § 1, en 8, derde lid, vervangen bij de wet van 30 juni 1996;

Overwegende dat de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens, inzonderheid artikel 5, e), vervangen bij de wet van 11 december 1998, van toepassing is;

Gezien het koninklijk besluit van 13 februari 2001 ter uitvoering van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens, inzonderheid het artikel 57;

Gelet op het advies van de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en van Onze Minister van Justitie, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Voor het vervullen van de taken in verband met het parlementair onderzoek, zoals bedoeld in de wet van 3 mei 1880 op het parlementair onderzoek, worden de Kamer van volksvertegenwoordigers en de Senaat evenals de parlementaire onderzoekscommissies die daartoe door een van beide Kamers worden aangesteld, gemachtigd toegang te hebben tot de informatiegegevens vermeld in artikel 3, eerste lid, 1°, 2°, 3°, 5° en 6°, en tweede lid, van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen.

Art. 2.De toegang tot de in artikel 1 bedoelde informatiegegevens is alleen toegestaan : 1° aan de voorzitter van de Kamer van volksvertegenwoordigers;2° aan de voorzitter van de Senaat; 3° aan de voorzitter van de parlementaire onderzoekscommissies, bedoeld in artikel 1;.

De in het eerste lid vermelde voorzitters kunnen hun toegangsrecht delegeren aan de personeelsleden van de diensten, naargelang van het geval, van de Kamer van volksvertegenwoordigers of de Senaat, die daartoe schriftelijk en bij naam, wegens hun functies en binnen de perken van hun respectieve bevoegdheden, door hen worden aangewezen.

Art. 3.De met toepassing van artikel 1, verkregen gegevens mogen slechts gebruikt worden voor de in dat artikel vermelde doeleinden.

Zij mogen niet aan derden meegedeeld worden.

Voor de toepassing van het eerste lid worden niet als derden beschouwd : 1° de natuurlijke personen op wie deze gegevens betrekking hebben alsook hun wettelijke vertegenwoordigers;2° de openbare overheden en instellingen die aangewezen zijn krachtens artikel 5 van de voormelde wet van 8 augustus 1983, voor de informatiegegevens die hun krachtens hun aanwijzing mogen worden medegedeeld en voor zover deze mededeling nodig is om ze in staat te stellen hun wettelijke en reglementaire bevoegdheden uit te oefenen.

Art. 4.De lijst van de overeenkomstig artikel 2, tweede lid, aangewezen personeelsleden, met vermelding van hun titel en functie, wordt bij de aanvang van elk parlementair onderzoek opgemaakt en aan de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer toegestuurd.

Art. 5.Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Onze Minister van Justitie zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 26 november 2001.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, A. DUQUESNE De Minister van Justitie, M. VERWILGHEN

^