gepubliceerd op 12 augustus 1999
Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 2 april 1965 houdende vaststelling van de modaliteiten tot inrichting van de dringende geneeskundige hulpverlening en houdende aanwijzing van de gemeenten als centra van het eenvormig oproepstelsel
26 MEI 1999. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 2 april 1965 houdende vaststelling van de modaliteiten tot inrichting van de dringende geneeskundige hulpverlening en houdende aanwijzing van de gemeenten als centra van het eenvormig oproepstelsel
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 8 juli 1964 betreffende de dringende geneeskundige hulpverlening, inzonderheid op artikel 4bis, ingevoegd bij de wet van 22 februari 1998;
Gelet op het koninklijk besluit van 2 april 1965 houdende vaststelling van de modaliteiten tot inrichting van de dringende geneeskundige hulpverlening en houdende aanwijzing van de gemeenten als centra van het eenvormig oproepstelsel, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 14 oktober 1987, 9 mei 1995, 19 december 1997, 10 augustus 1998, 26 november 1998 en 9 december 1998;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën van 28 oktober 1998;
Gelet op het besluit van de Ministerraad van 30 oktober 1998 over de adviesaanvraag binnen de termijn van een maand;
Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 19 januari 1999, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van Onze Vice-Eerste Minister en Minister van Binnenlandse Zaken, Onze Minister van Volksgezondheid en Pensioenen en van Onze Staatssecretaris voor Veiligheid, Maatschappelijke Integratie en Leefmilieu, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.In het koninklijk besluit van 2 april 1965 houdende vaststelling van de modaliteiten tot inrichting van de dringende geneeskundige hulpverlening en houdende aanwijzing van de gemeenten als centra van het eenvormig oproepstelsel, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 14 oktober 1987, 9 mei 1995, 19 december 1997, 10 augustus 1998, 26 november 1998 en 9 december 1998, wordt een artikel 7ter ingevoegd, luidend als volgt : «
Art. 7ter.In afwijking van artikel 7, tweede lid, doch onverminderd de toepassing van artikel 7, derde lid, worden, in geval van een tussenkomst van de mobiele urgentiegroep, de kinderen tot en met de leeftijd van veertien jaar vervoerd naar het dichtsbijgelegen ziekenhuis dat beschikt over een spoedgevallendienst, alsmede over een erkende dienst voor kindergeneeskunde (kenletter E), bedoeld in het koninklijk besluit van 23 oktober 1964 tot bepaling van de normen die door de ziekenhuizen en hun diensten moeten worden nageleefd.
In afwijking van het eerste lid, kan de arts van de mobiele urgentiegroep bepalen dat de patiënt naar het dichtstbijgelegen ziekenhuis met een spoedgevallendienst, zoals bedoeld in artikel 7, tweede lid, moet worden vervoerd ».
Art. 2.Dit besluit treedt in werking zes maanden na de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Art. 3.Onze Vice-Eerste Minister, Minister van Volksgezondheid en Pensioenen en Onze Staatssecretaris voor Veiligheid, Maatschappelijke Integratie en Leefmilieu zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 26 mei 1999.
ALBERT Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Binnenlandse Zaken, L. VAN DEN BOSSCHE De Minister van Volksgezondheid en Pensioenen, M. COLLA De Staatssecretaris voor Veiligheid, Maatschappelijke Integratie en Leefmilieu, J. PEETERS