gepubliceerd op 21 april 2009
Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 25 juni 2007, gesloten in het Paritair Subcomité voor de terugwinning van papier, betreffende het protocolakkoord
26 MAART 2009. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 25 juni 2007, gesloten in het Paritair Subcomité voor de terugwinning van papier, betreffende het protocolakkoord (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;
Gelet op het verzoek van het Paritair Subcomité voor de terugwinning van papier;
Op de voordracht van de Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 25 juni 2007, gesloten in het Paritair Subcomité voor de terugwinning van papier, betreffende het protocolakkoord.
Art. 2.De Minister bevoegd voor Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 26 maart 2009.
ALBERT Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Werk en Gelijke Kansen, Mevr. J. MILQUET _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Subcomité voor de terugwinning van papier Collectieve arbeidsovereenkomst van 25 juni 2007 Protocolakkoord (Overeenkomst geregistreerd op 6 augustus 2007 onder het nummer 84159/CO/142.03) Toepassingsgebied
Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers, werklieden en werksters, hierna "werklieden" genoemd van de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Subcomité voor de terugwinning van papier.
Juridisch kader
Art. 2.Dit protocolakkoord wordt gesloten in uitvoering van de wet van 26 juli 1996 betreffende de bevordering van de tewerkstelling en de preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen (Belgisch Staatsblad van 1 augustus 1996).
Het is eveneens gesloten in uitvoering van het interprofessioneel akkoord van 2 februari 2007.
Lonen, indexatie, jongerenlonen, beschikbaarheidstijd
Art. 3.Lonen De baremieke lonen worden verhoogd met 0,50 pct. op 1 januari 2008. - Jongerenloon De bepalingen in verband met de jongerenlonen zoals voorzien in de collectieve arbeidsovereenkomst 205-2006 worden vanaf 1 januari 2008 integraal geschrapt. - Spilindexen De spilindexen worden als volgt bepaald :
Limite inférieure
Indices-pivot
Limite supérieure
Laagste grens
Spilindex
Hoogste grens
101,02
103,05
105,11
101,02
103,05
105,11
103,05
105,11
107,21
103,05
105,11
107,21
105,11
107,21
109,35
105,11
107,21
109,35
107,21
109,35
111,54
107,21
109,35
111,54
109,35
111,54
113,77
109,35
111,54
113,77
111,54
113,77
116,05
111,54
113,77
116,05
113,77
116,05
118,37
113,77
116,05
118,37
116,05
118,37
120,74
116,05
118,37
120,74
- Beschikbaarheidstijd Beschikbaarheidstijd is enkel de tijd die een chauffeur, tewerkgesteld in de oudpapierrecuperatiesector (142.03), moet wachten om zijn normale activiteiten, ophalen of afleveren van recuperatieprodukten, uit te voeren.
Enkel de tijd dat een chauffeur moet wachten bij een leverancier, een afnemer of op een eigen depot om : - een container te plaatsen, af te halen, om te wisselen of leeg te kappen; - te beginnen met laden; - te beginnen me lossen; - het verkrijgen van de benodigde transportbegeleidende documenten, wordt aanzien als beschikbaarheidstijd.
Met andere woorden de chauffeur is volledig beschikbaar maar kan zijn werk niet uitvoeren - voortzetten.
Alle ander uren waardoor een chauffeur zijn prestaties moet onderbreken, zoals - wachturen ten gevolge van verkeerssituaties; - files; - ongevallen; - storingen-defecten of schade aan de vrachtwagen; - pauzes, tijdens de arbeidsuren, om in regel te blijven met de wetgeving op de rij- en rusttijden, worden niet aanzien als beschikbaarheidstijd maar als normale arbeidsuren.
De eerste 38 arbeidsuren worden vergoed aan 100 pct.
Vanaf het 39e arbeidsuur worden het overuren aan 150 pct.
Beschikbaarheidstijd wordt niet aanzien als arbeidstijd en wordt vergoed aan 100 pct. De beschikbaarheidstijd is evenwel beperkt tot 2 uur per werkdag.
Eindejaarspremie
Art. 4.De partijen komen overeen om de eindejaarspremie vanaf het refertejaar 2006-2007 uiterlijk op 15 december uit te betalen.
Vervoerskosten
Art. 5.Artikel 2 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 27 juni 2003 wordt vervangen door : « De tussenkomst van de werkgever in de vervoerskosten van de werklieden bedraagt 100 pct.
De werklieden, aangeworven na 31 december 2004, en die gebruik maken van het bedrijfsmateriaal om zich van en naar het werkt te verplaatsen, hebben geen recht op vervoerskosten. Bestaande regelingen van voor 1 januari 2005 blijven onverkort bestaan. » Artikel 4 van de genoemde overeenkomst wordt gewijzigd : « Vanaf 1 juli 2007 wordt een vervoertussenkomst van 0,09 EUR/km betaald aan de werklieden; die de verplaatsing van hun woonplaats naar de ondernemingen afleggen per fiets. Deze vergoeding wordt berekend op basis van de afstand woonplaats-werkplaats heen en terug. » Klein verlet
Art. 6.Partijen spreken af om in de collectieve arbeidsovereenkomst de bepalingen van het klein verlet op te nemen (zie bijlage).
Werkkledij
Art. 7.De bepalingen in verband met de werkkledij worden als volgt gewijzigd : de werkgever stelt aan de werknemer passende arbeidskledij ter beschikking. De werkgever staat in voor het herstel, het reinigen en het vervangen van de werkkledij. De werkgever is eigenaar van de werkkledij.
Anciënniteitsverlof
Art. 8.De arbeiders en arbeidsters hebben recht op één dag betaald anciënniteitsverlof vanaf het kalenderjaar waarin zijn 15 jaar dienst in de onderneming bereiken.
Ondernemingsovereenkomsten die voorzien in een gunstiger regime blijven bestaan.
Brugpensioen
Art. 9.Alle bestaande systemen van brugpensioen zullen worden verlengd tot 30 juni 2009.
Daarenboven creëert het interprofessioneel akkoord 2007-2008 (IPA) een mogelijkheid op brugpensioen vanaf 56 jaar na 40 jaar loopbaan. De sector schrift zich in op deze voorziene regelgeving.
Deze rechten worden geopend mits voldaan is aan de voorwaarden (leeftijden en anciënniteitsvoorwaarden) voorzien in het IPA. Het geheel van brugpensioenregimes volgt de voorwaarden voorzien door collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17tricies.
Het recht op een aanvullende vergoeding voor brugpensioen toegekend aan werknemers die ontslagen worden in het kader van de huidige collectieve arbeidsovereenkomst, blijft ten laste van de werkgever die het brugpensioen heeft toegekend indien de werknemers hun activiteit hernemen als loontrekkende of als zelfstandige onder de voorwaarden en modaliteiten vastgelegd door collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17 van 19 december 1974 die een regime van aanvullende vergoeding instelt voor bepaalde bejaarde werknemers, in geval van ontslag, en zoals gewijzigd door collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17tricies van 19 december 2006.
Risicogroepen
Art. 10.Verlenging van de bepalingen risicogroepen zoals bepaald in de collectieve arbeidsovereenkomst 2005-2006 tot en met 31 december 2008.
Vorming
Art. 11.Collectieve arbeidsovereenkomst van 24 juni 2005 inzake buitengewone bijdrage aan het "Sociaal Fonds opleiding risicogroepen".
De voorziene bijdrage van 0,60 pct. wordt verhoogd met 0,10 pct. in 2007 en nogmaals met 0,10 pct. in 2008.
Aanvullende vergoeding ten laste van het sociaal fonds bij tijdelijke werkloosheid en ziekte
Art. 12.Vanaf 1 januari 2009 worden de vergoedingen voorzien in de bepalingen van het sociaal fonds - aanvullende vergoeding wegens tijdelijke werkloosheid en aanvullende vergoeding wegens ziekte - 4 jaarlijks automatisch aangepast aan de evolutie van het indexcijfer.
Deze vergoedingen worden per 1 januari 2009 aangepast in verhouding van het indexcijfer december 2004 en het indexcijfer van december 2008.
Vanaf 1 oktober 2007 worden lastens het sociaalfonds een vergoeding uitgekeerd van 20 EUR aan de werknemer, die deelneemt aan een medisch onderzoek ter gelegenheid van een sollicitatie bij een werkgever, die tot de sector behoort. Eenzelfde bedrag van 20 EUR wordt lastens het fonds uitbetaald aan de werkgever. De werkgever staat in voor de betaling aan de werknemer en vordert het bedrag terug van het sociaal fonds.
Tewerkstellingsgarantie
Art. 13.Partijen komen overeen om tijdens de conventieduur 2007-2008 bijzondere aandacht te geven aan het behoud en de uitbreiding van het tewerkstellingspeil in de sector. Zij komen overeen om alvorens over te gaan tot afdanking alle andere middelen zoals tijdelijke werkloosheid en andere uit te putten en dit in overleg met de vakorganisaties. Zij komen tevens overeen om geen beroep te doen op de clausule proefbeding bij verlenging van een contract van bepaalde duur van 6 maanden.
Werkgroep
Art. 14.Een paritaire werkgroep wordt opgericht om de mogelijkheid te bestuderen van het invoeren van nieuwe systemen van bestaanszekerheid zoals hospitalisatieverzekering, tweede pijler. Zij zal tevens de collectieve arbeidsovereenkomst onderzoeken op haar genderneutraliteit.
Verlenging bestaande overeenkomsten
Art. 15.Alle bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst 2005-2006, die niet gewijzigd worden door dit protocolakkoord blijven ongewijzigd verder van kracht.
Duurtijd
Art. 16.Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt van kracht op 1 januari 2007 en blijft van toepassing tot 31 december 2008, met uitzondering van de artikelen die er anders over beschikken.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 26 maart 2009.
De Vice-Eerste Minister en Minister van Werk en Gelijke Kansen, Mevr. J. MILQUET Bijlage aan de collectieve arbeidsovereenkomst van 25 juni 2007, gesloten in het Paritair Subcomité voor de terugwinning van papier, betreffende het protocolakkoord "HOOFDSTUK VIII. - Klein verlet
Art. 11.De in artikel 1 bedoelde werklieden hebben recht afwezig te zijn, met behoud van hun normaal loon, ter gelegenheid van familiegebeurtenissen en voor de vervulling van staatsburgerlijke verplichtingen of van burgerlijke opdrachten, die hierna opgesomd zijn, voor een als volgt bepaalde duur :
Motif de l'absence
Durée de l'absence
1. Mariage du travailleur. Deux jours à choisir par le travailleur dans la semaine où se situe l'événement ou dans la semaine suivante.
2. Mariage d'un enfant du travailleur ou de son conjoint, d'un frère, d'une soeur, d'un beau-frère, d'une belle-soeur, du père, de la mère, du beau-père, du second mari de la mère, de la belle-mère, de la seconde femme du père, d'un petit-enfant du travailleur. Le jour du mariage.
3. Naissance d'un enfant du travailleur si la filiation de cet enfant est établie à l'égard de son père. Dix jours à choisir par le travailleur dans les trente jours à dater du jour de l'accouchement.
Seuls les trois premiers jours constituent un petit chômage dans le sens de la loi du 3 juillet 1978 relative aux contrats de travail, pour lesquels le salaire normal est à charge de l'employeur.
Le travailleur bénéficie d'une allocation payée par l'INAMI pour les sept jours suivants.
4. Accueil d'un enfant dans la famille du travailleur dans le cadre d'une adoption. Une période ininterrompue de maximum 6 semaines si l'enfant n'a pas atteint l'âge de 3 ans au début du congé, et de maximum 4 semaines dans les autres cas. Dans le cas où le travailleur choisit de ne pas prendre le nombre maximal de semaines prévues dans le cadre du congé d'adoption, le congé doit être au moins d'une semaine ou d'un multiple d'une semaine.
Le congé doit prendre cours dans les deux mois qui suivent l'inscription de l'enfant comme faisant partie du ménage du travailleur dans le registre de la population ou dans le registre des étrangers de sa commune de résidence.
La durée maximale du congé d'adoption est doublée lorsque l'enfant est atteint d'une incapacité physique ou mentale de 66 p.c. au moins ou d'une affection qui a pour conséquence qu'au moins 4 points sont octroyés dans le pilier 1 de l'échelle médico-sociale, au sens de la réglementation relative aux allocations familiales.
L'exercice du droit au congé d'adoption prend fin dès que l'enfant atteint l'âge de huit ans au cours du congé.
Seuls les trois premiers jours constituent un petit chômage dans le sens de la loi du 3 juillet 1978 relative aux contrats de travail, pour lesquels le salaire normal est à charge de l'employeur. Le travailleur bénéficie d'une allocation payée par l'INAMI pour les jours suivants.
5. Ordination ou entrée au couvent d'un enfant du travailleur ou de son conjoint, d'un frère, d'une soeur, d'un beau-frère, d'une belle-soeur du travailleur. Le jour de la cérémonie.
6. Décès du conjoint, d'un enfant du travailleur ou de son conjoint, du père, de la mère, du beau-père, du second mari de la mère, de la belle-mère ou de la seconde femme du père du travailleur. Trois jours à choisir par le travailleur dans la période commençant le jour du décès et finissant le jour des funérailles.
7. Décès d'un frère, d'une soeur, d'un beau-frère, d'une belle-soeur, du grand-père, de la grand-mère, d'un petit-enfant, d'un arrière-grand-père, d'une arrière-grand-mère, d'un arrière-petit-enfant, d'un gendre ou d'une bru habitant chez le travailleur. Deux jours à choisir par le travailleur dans la période commençant le jour du décès et finissant le jour des funérailles.
8. Décès d'un frère, d'une soeur, d'un beau-frère, d'une belle-soeur, du grand-père, de la grand-mère, d'un petit-enfant, d'un arrière-grand-père, d'une arrière-grand-mère, d'un arrière-petit-enfant, d'un gendre ou d'une bru n'habitant pas chez le travailleur
Le jour des funérailles. 9. Communion solennelle d'un enfant du travailleur ou de son conjoint. Le jour de la cérémonie.
Lorsque la communion solennelle coïncide avec un dimanche, un jour férié ou un jour habituel d'inactivité, le travailleur peut s'absenter le jour habituel d'activité qui précède ou suit immédiatement l'événement.
10. Participation d'un enfant du travailleur ou de son conjoint à la fête de la jeunesse laïque là où elle est organisée. Le jour de la fête.
Lorsque la fête de la jeunesse laïque coïncide avec un dimanche, un jour férié ou un jour habituel d'inactivité, le travailleur peut s'absenter le jour habituel d'activité qui précède ou suit immédiatement l'événement.
11. Séjour du travailleur milicien dans un centre de recrutement et de sélection ou dans un hôpital militaire à la suite de son passage dans un centre de recrutement et de sélection. Le temps nécessaire avec un maximum de trois jours.
12. Séjour du travailleur objecteur de conscience au Service de santé administratif ou dans un des établissements hospitaliers désignés par le Roi, conformément à la législation portant le statut des objecteurs de conscience. Le temps nécessaire avec un maximum de trois jours.
13. Participation à une réunion d'un conseil de famille convoqué par le juge de paix. Le temps nécessaire avec un maximum d'un jour.
14. Participation à un jury, convocation comme témoin devant les tribunaux ou comparution personnelle ordonnée par la juridiction du travail. Le temps nécessaire avec un maximum de cinq jours.
15. Exercice des fonctions d'assesseur d'un bureau principal ou d'un bureau unique de vote, lors des élections législatives, provinciales et communales. Le temps nécessaire.
16. Exercice des fonctions d'assesseur d'un des bureaux principaux lors de l'élection du Parlement européen. Le temps nécessaire avec un maximum de cinq jours.
17. Exercice des fonctions d'assesseur d'un bureau principal de dépouillement, lors des élections législatives, provinciales et communales. Le temps nécessaire avec un maximum de cinq jours.
Reden van afwezigheid
Duur van de afwezigheid
1. Huwelijk van de werknemer. Twee dagen door de werknemer te kiezen tijdens de week waarin de gebeurtenis plaats grijpt of tijdens de daaropvolgende week.
2. Huwelijk van een kind van de werknemer of van zijn echtgeno(o)t(e), van een broer, zuster, schoonbroer, stiefvader, schoonmoeder, stiefmoeder, van een kleinkind van de werknemer. De dag van het huwelijk.
3. Geboorte van een kind van de werknemer zo de afstamming van dit kind langs vaderzijde vaststaat. Tien dagen door de werknemer te kiezen tijdens de dertig dagen te rekenen vanaf de dag van de bevalling.
Slechts de eerste drie dagen maken klein verlet uit in de zin van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, waarvoor het normale loon ten laste van de werkgevers is. De volgende zeven dagen geniet de werknemer een uitkering betaald door het RIZIV.
4. Onthaal van een kind in het gezin van de werknemer in het kader van adoptie. Aaneengesloten periode van maximum 6 weken indien het kind bij het begin van dit verlof de leeftijd van 3 jaar niet bereikt heeft, en maximum 4 weken in de andere gevallen. Indien de werknemer ervoor kiest om niet het maximum aantal weken adoptieverlof op te nemen, dient het verlof ten minste een week of een veelvoud van een week te bedragen. Het verlof moet een aanvang nemen binnen twee maanden volgend op de inschrijving van het kind als deel uitmakend van het gezin van de werknemer in het bevolkingsregister of in het vreemdelingenregister van de gemeente waar hij zijn verblijfplaats heeft.
De maximumduur van het adoptieverlof wordt verdubbeld wanneer het kind getroffen is door een lichamelijke of geestelijke ongeschiktheid van ten minste 66 pct. of een aandoening heeft die tot gevolg heeft dan ten minste 4 punten toegekend worden in pijler 1 van de medisch-sociale schaal in de zin van de regelgeving betreffende de kinderbijslag.
De uitoefening van het recht op adoptie neemt een einde op het moment waarop het kind de leeftijd van 8 jaar bereikt tijdens de opname van het verlof.
Slechts de eerste drie dagen maken klein verlet uit in de zin van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, waarvoor het normale loon ten laste van de werkgever is. De volgende werkdagen van het adoptieverlof geniet de werknemer een uitkering betaald door het RIZIV.
5. Priesterwijding of intrede in het klooster van een kind van de werknemer of van zijn echtgeno(o)t(e), van een broer, zuster, schoonbroer of schoonzuster van de werknemer. De dag van de plechtigheid.
6. Overlijden van de echtgenoot of echtgenote, van een kind van de werknemer of van zijn echtgeno(o)t(e), van de vader, moeder, schoonvader, stiefvader, schoonmoeder of stiefmoeder van de werknemer. Drie dagen door de werknemer te kiezen tijdens de periode die begint met de dag van het overlijden en eindigt met de dag van de begrafenis.
7. Overlijden van een broer, zuster, schoonbroer, schoonzuster, van de grootvader, de grootmoeder, van een kleinkind, van een overgrootvader, een overgrootmoeder, van het achterkleinkind, van een schoonzoon of schoondochter die bij de werknemer inwoont. Twee dagen door de werknemer te kiezen in de periode die begint met de dag van het overlijden en eindigt met de dag van de begrafenis.
8. Overlijden van een broer, zuster, schoonbroer, schoonzuster, van de grootvader, de grootmoeder, van een kleinkind, van een overgrootvader, een overgrootmoeder, van een achterkleinkind, van een schoonzoon of schoondochter die niet bij de werknemer inwoont. De dag van de begrafenis.
9. Plechtige communie van een kind van de werknemer of van zijn echtgeno(o)te. De dag van de plechtigheid.
Wanneer de plechtige communie samenvalt met een zondag, een feestdag of een gewone inactiviteitsdag, dan mag de werknemer afwezig zijn op de gewone activiteitsdag die de gebeurtenis onmiddellijk voorafgaat of volgt.
10. Deelneming van een kind van de werknemer of van zijn echtgeno(o)t(e) aan het feest van de "vrijzinnige jeugd" daar waar dit feest plaats heeft.Wanneer het feest van de "vrijzinnige jeugd" samenvalt met een zondag, een feestdag of een gewone inactiviteitsdag, dan mag de werknemer afwezig zijn op de gewone activiteitsdag die de gebeurtenis onmiddellijk voorafgaat als volgt.
De dag van het feest.
11. Verblijf van de dienstplichtige werknemer in een militair hospitaal ten gevolge van zijn verblijf in een recruterings- en selectiecentrum. De nodige tijd met een maximum van drie dagen.
12. Verblijf van de werknemer-gewetensbezwaarde op de Administratieve Gezondheidsdienst of in één van de verplegingsinrichtingen, die overeenkomstig de wetgeving houdende het statuut van de gewetensbezwaarden door de Koning zijn aangewezen. De nodige tijd met een maximum van drie dagen.
13. Bijwonen van een bijeenkomst van een familieraad, bijeengeroepen door de vrederechter. De nodige tijd met een maximum van één dag.
14. Deelneming van een jury, oproeping als getuige voor de rechtbank of persoonlijke verschijning op aanmaning van de arbeidsrechtbank. De nodige tijd met een maximum van vijf dagen.
15. Uitoefening van een ambt van bijzitter in een hoofdstembureau of enig stembureau bij de parlements-, provincieraads- en gemeenteraadsverkiezingen. De nodige tijd.
16. Uitoefening van het ambt van bijzitter in één van de hoofdbureaus bij de verkiezingen van het Europees Parlement. De nodige tijd met een maximum van vijf dagen.
17. Uitoefening van het ambt van bijzitter in een hoofdbureau voor stemopneming bij de parlements-, provincieraads- en gemeenteraadsverkiezingen.
De deeltijdse werknemer hebben het recht, met behoud van hun normaal loon, van het werk afwezig te zijn gedurende de dagen en perioden bedoeld in het 1e lid die samenvallen met de dagen en perioden waarop zij normaal zouden hebben gewerkt.
Zij mogen de afwezigheidsdagen kiezen in dezelfde beperkingen als deze bedoeld in het 1e lid.
Voor de toepassing van de nrs. 2, 5, 6, 9 en 10, wordt het aangenomen of natuurlijk erkend kind gelijkgesteld met het wettig of gewettigd kind.
Voor de toepassing van nrs. 7 en 8, worden de schoonbroer, de schoonzuster, de grootvader, de grootmoeder, de overgrootvader, de overgrootmoeder van de echtgeno(o)t(e) gelijkgesteld met de schoonbroer, de schoonzuster, de grootvader, de grootmoeder, de overgrootvader, de overgrootmoeder van de werknemer.
Voor de toepassing van dit artikel wordt de persoon met wie de werknemer wettelijk samenwoont, zoals geregeld door de artikel 1475 eerstvolgende van het Burgerlijk Wetboek gelijkgesteld met de echtgeno(o)t(e) van de werknemer." Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 26 maart 2009.
De Vice-Eerste Minister en Minister van Werk en Gelijke Kansen, Mevr. J. MILQUET