gepubliceerd op 14 augustus 2007
Koninklijk besluit tot uitvoering van de artikelen 297, 299 en 301 van de programmawet van 27 december 2006
26 JULI 2007. - Koninklijk besluit tot uitvoering van de artikelen 297, 299 en 301 van de programmawet (I) van 27 december 2006
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op het koninklijk besluit nr. 50 van 24 oktober 1967 betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers, inzonderheid op artikel 31, eerste lid, 1°;
Gelet op het koninklijk besluit nr. 72 van 10 november 1967 betreffende het rust- en overlevingspensioen der zelfstandigen, inzonderheid op de artikelen 32, eerste lid, en 33, 2°;
Gelet op de wet van 11 april 1995 tot invoering van het "handvest" van de sociaal verzekerde, inzonderheid op artikel 24, eerste lid : Gelet op de programmawet (I) van 27 december 2006, inzonderheid op de artikelen 297, § 2, 1°, 299 en 301;
Gelet op het koninklijk besluit van 21 december 1967 tot vaststelling van het algemeen reglement betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers, inzonderheid op artikel 18, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 8 augustus 1997, en artikel 20, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 8 augustus 1997;
Gelet op het koninklijk besluit van 22 december 1967 houdende algemeen reglement betreffende het rust- en overlevingspensioen der zelfstandigen, inzonderheid op artikel 1, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 15 december 1998, artikel 120, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 11 april 1994, de artikelen 122 tot 124, artikel 125, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 15 december 1998, artikel 126, artikel 126bis, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 15 december 1998 en artikel 134, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 15 december 1998;
Gelet op het advies van het Beheerscomité van de Rijksdienst voor Pensioenen, gegeven op 26 februari 2007;
Gelet op het advies van het Algemeen Beheerscomité voor het sociaal statuut van de zelfstandigen, gegeven op 15 maart 2007;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 18 april 2007;
Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting van 20 april 2007;
Gelet op het advies nr. 43.072/1 van de Raad van State, gegeven op 31 mei 2007 met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1° van de gecoördineerde wetten over de Raad van State;
Op voorstel van Onze Minister van Pensioenen en van Onze Minister van Middenstand, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - De elektronische pensioenaanvraag in de pensioenregeling voor werknemers
Artikel 1.Artikel 18 van het koninklijk besluit van 21 december 1967 tot vaststelling van het algemeen reglement betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 8 augustus 1997, wordt vervangen door de volgende bepaling : «
Art. 18.§ 1. De personen die in België verblijven, mogen zich persoonlijk wenden tot de Rijksdienst om hun aanvraag in te dienen.
De aanvrager kan zich evenwel laten vertegenwoordigen door een daartoe speciaal gemachtigd persoon. Deze persoon moet meerderjarig zijn, in het bezit van de identiteitskaart van de aanvrager alsmede van zijn eigen identiteitskaart et van een volmacht.
Op voorlegging van de identiteitskaart van de aanvrager, dient de Rijksdienst de aanvraag elektronisch in. § 2. De Rijksdienst overhandigt de aanvrager of zijn lasthebber onmiddellijk een ontvangstbewijs dat de ingevoerde gegevens en de datum van indiening van de aanvraag vermeldt. § 3. De personen die in België verblijven mogen eveneens hun aanvraag rechtstreeks langs elektronische weg indienen.
Het aanvraagmodel dat de verplicht in te vullen gegevens bevat wordt gezamenlijk door de Rijksdienst en het Rijksinstituut voor de Sociale Verzekeringen der Zelfstandigen bepaald; dit model is beschikbaar op de portaalsite van de sociale zekerheid met de elektronische identiteitskaart of met de kaart waarop de persoonlijke codes zijn vermeld, die op de federale portaalsite kan worden verkregen.
Deze aanvraag wordt aan de bevoegde behandelende instelling overgemaakt in de zin van artikel 296, § 2, 3°, van de programmawet (I) van 27 décember 2006.
De Rijksdienst voor Pensioenen stuurt de aanvrager onmiddellijk een elektronisch ontvangstbewijs toe, dat alle ingevoerde gegevens en de datum van indiening van de aanvraag vermeldt. » HOOFDSTUK II. - De elektronische pensioenaanvraag in de pensioenregeling voor zelfstandigen
Art. 2.Artikel 1 van het koninklijk besluit van 22 december 1967 houdende algemeen reglement betreffende het rust- en overlevingspensioen der zelfstandigen, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 15 december 1998, wordt aangevuld met de volgende bepaling : « 11° onder "behandelende instelling" : de behandelende instelling in de zin van artikel 296, § 2, 3° van de programmawet (I) van 27 december 2006; 12° onder "burgemeester" : de burgemeester of de door hem gemachtigde ambtenaar van het gemeentebestuur.»
Art. 3.In artikel 120 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 11 april 1994, wordt het tweede lid opgeheven.
Art. 4.De artikelen 122 tot 124 en artikel 125 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 15 december 1998, worden vervangen door de volgende bepalingen : «
Artikel 122.De burgemeester is ertoe gehouden de pensioenaanvragen in ontvangst te nemen minstens een dag per week.
Hij wijst het lokaal aan alsmede de dagen en uren waarop de aanvragers zich mogen aanmelden. » «
Artikel 123.De aanvrager moet zich persoonlijk bij de burgemeester aanmelden en in het bezit zijn van zijn identiteitskaart.
Hij kan zich laten vertegenwoordigen door een daartoe speciaal gemachtigd persoon. Deze persoon moet meerderjarig zijn en in het bezit van het in het vorige lid bedoelde stuk, evenals van zijn eigen identiteitskaart en van een bij de aanvraag te voegen volmacht. » «
Artikel 124.Wanneer de aanvrager of zijn lasthebber zich aanbiedt om een pensioenaanvraag in te dienen, stelt de burgemeester onmiddellijk de elektronische aanvraag op waarvan het model en de verplicht te vermelden gegevens gezamenlijk door het Rijksinstituut en de Rijksdienst worden bepaald.
Deze aanvraag wordt onmiddellijk elektronisch doorgezonden naar het Rijksinstituut met naleving van de door het voornoemde Rijksinstituut voorgeschreven procedure.
Het Rijksinstituut zendt per kerende een ontvangstbewijs via elektronische weg terug, bestemd voor de aanvrager of zijn lasthebber, dat de ingevoerde gegevens en de datum van het indienen van de aanvraag vermeldt. » «
Artikel 125.§ 1. Wanneer een elektronische aanvraag niet mogelijk is, stelt de burgemeester de aanvraag op een formulier waarvan het model en de verplicht te vermelden gegevens gezamenlijk bepaald worden door het Rijksinstituut en de Rijksdienst.
Hij overhandigt aan de aanvrager of aan zijn lasthebber een ontvangstbewijs dat de ingevoerde gegevens en de datum van indiening van de aanvraag vermeldt. § 2. Binnen de drie werkdagen na ontvangst van de aanvraag stuurt de burgemeester ze naar het Rijksinstituut.
Al de aanvragen die deel uitmaken van eenzelfde zending worden vermeld op een door het Rijksinstituut ter beschikking van de burgemeester gesteld borderel. Het borderel wordt in dubbel exemplaar opgesteld.
Een exemplaar wordt door het genoemde Instituut als ontvangstbewijs naar de burgemeester teruggezonden. § 3. In geen enkel geval mag de burgemeester weigeren een aanvraag in ontvangst te nemen.
Noch vóór noch na het vervullen van de formaliteiten van indiening van de aanvraag mag hij het in § 1 bedoelde formulier aan de aanvrager, aan zijn lasthebber of aan een derde overhandigen. »
Art. 5.Artikel 126 en artikel 126bis van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 15 december 1998, worden vervangen door de volgende bepalingen : «
Artikel 126.§ 1. Onverminderd de bepalingen van artikel 120, mogen de in dit hoofdstuk bedoelde aanvragen om uitkeringen rechtstreeks bij het Rijksinstituut worden ingediend. § 2. De aanvrager moet zich persoonlijk bij het Rijksinstituut aanmelden en in het bezit zijn van zijn identiteitskaart.
Hij kan zich laten vertegenwoordigen door een daartoe speciaal gemachtigd persoon. Deze persoon moet meerderjarig zijn en in het bezit van het in het vorige lid bedoelde stuk, evenals van zijn eigen identiteitskaart en van een bij de aanvraag te voegen volmacht. § 3. Het Rijksinstituut stelt onmiddellijk de elektronische aanvraag op volgens het in artikel 124 bedoeld model.
Het overhandigt de aanvrager of zijn lasthebber onmiddellijk een ontvangstbewijs dat de ingevoerde gegevens en de datum van indiening van de aanvraag vermeldt. » « Art 126bis. Onverminderd de bepalingen van artikel 120 en van artikel 126, § 1, mogen de in dit hoofdstuk bedoelde aanvragen om uitkeringen rechtstreeks langs elektronische weg worden ingediend.
Het aanvraagmodel dat de verplicht in te vullen gegevens bevat, wordt gezamenlijk door het Rijksinstituut en de Rijksdienst bepaald.
Dit model is beschikbaar op de portaalsite van de sociale zekerheid met de elektronische identiteitskaart of met de kaart waarop de persoonlijke codes zijn vermeld die op de federale portaalsite kan worden verkregen.
De aanvraag wordt onmiddellijk aan de bevoegde behandelende instelling overgemaakt.
Het Rijksinstituut stuurt de aanvrager onmiddellijk een elektronisch ontvangstbewijs toe, dat de ingevoerde gegevens en de datum van indiening van de aanvraag vermeldt. » HOOFDSTUK III. - De motivering en de kennisgeving van de beslissing in de pensioenregeling voor werknemers
Art. 6.In artikel 20, § 1, van het koninklijk besluit van 21 december 1967 tot vaststelling van het algemeen reglement betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 8 augustus 1997, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het vierde lid wordt vervangen door de volgende bepaling : « De beslissing wordt gemotiveerd : behalve de vermeldingen bepaald in de artikelen 13, 14 en 15 van de wet van 11 april 1995 tot invoering van het "handvest" van de sociaal verzekerde, bevatten de beslissingen genomen in het kader van de pensioenregeling voor werknemers minstens de volgende gegevens : 1° De kalenderjaren die in aanmerking zijn genomen en deze die zijn verworpen;2° De hoedanigheid volgens dewelke de arbeidsprestaties of de gelijkgestelde periodes in aanmerking zijn genomen;3° Het aantal gepresteerde dagen (eventueel omgezet in voltijdse dagequivalenten) en het werkelijke brutoloon;4° De eventuele fictieve en forfaitaire lonen alsook het aantal overeenkomstige dagen;5° De lonen in aanmerking genomen voor de berekening, eventueel begrensd;6° De herwaarderingscoëfficiënt;7° Het pensioenbedrag, jaar per jaar opgebouwd en eventueel gebracht op het minimumrecht per jaar, en het globale pensioenbedrag;8° De loopbaanbreuk en eventueel het toegekende gewaarborgd minimumpensioen;9° De eventueel toegepaste cumulatieregels. Ze wordt de aanvrager ter kennis gebracht met een gewone brief. » 2° de volgende leden worden tussen de leden 4 en 5 ingevoegd : « Als voor de aanvrager een recht op verschillende pensioenen geopend wordt ten laste van de Rijksdienst en het Rijksinstituut voor de Sociale Verzekeringen der Zelfstandigen, worden de beslissingen, behoorlijk gemotiveerd door elk van deze instellingen, tegelijk ter kennis gebracht van de aanvrager.Deze definitieve gemeenschappelijke kennisgeving en de informatie in verband met het te betalen globale bruto maandelijks recht worden de aanvrager met een gewone brief toegezonden door de Rijksdienst. Voor de rustpensioenen bedoeld in artikel 10, § 3ter, van het koninklijk besluit van 21 december 1967 tot vaststelling van het algemeen reglement betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers en in artikel 133quinquies van het koninklijk besluit van 22 december 1967 houdende algemeen reglement betreffende het rust- en overlevingspensioen der zelfstandigen, geschiedt deze definitieve gemeenschappelijke kennisgeving ten laatste 80 werkdagen voor de ingangsdatum.
Wanneer de inlichtingen nodig voor de verzending van de in het vorige lid bedoelde definitieve gemeenschappelijke kennisgeving niet beschikbaar zijn voor het verstrijken van de termijnen bepaald in de artikelen 17 en 18 van de bestuursovereenkomst gesloten tussen de Rijksdienst en de Belgische Staat, verzendt de Rijksdienst een voorlopige beslissing met betrekking tot de rechten toegekend in het kader van de pensioenregeling voor werknemers. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open. HOOFDSTUK IV. - De motivering en de kennisgeving van de beslissing in de pensioenregeling van de zelfstandigen
Art. 7.Artikel 1 van het koninklijk besluit van 22 december 1967 houdende algemeen reglement betreffende het rust- en overlevingspensioen der zelfstandigen, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 15 december 1998, wordt aangevuld met de volgende bepaling : « 13° onder "sociaal verzekerde"; de sociaal verzekerde in de zin van artikel 2, eerste lid, 7°, van de wet van 11 april 1995 tot invoering van het "handvest" van de sociaal verzekerde. »
Art. 8.Artikel 134 van hetzelfde besluit, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 15 december 1998, wordt vervangen door de volgende bepaling : «
Art. 134.De beslissingen van het Rijksinstituut worden gedateerd, ondertekend en met redenen omkleed. Er wordt aan de sociaal verzekerde kennis van gegeven bij een gewone brief.
Zij moeten de volgende vermeldingen bevatten : 1° de mogelijkheid om voor de bevoegde rechtbank een voorziening in te stellen;2° het adres van de bevoegde rechtbank;3° de termijn en de modaliteiten voor het instellen van een voorziening;4° de inhoud van de artikelen 728 en 1017 van het Gerechtelijk Wetboek;5° de refertes van het dossier en van de dienst die het beheert;6° de mogelijkheid om opheldering te verkrijgen omtrent de beslissing bij de dienst die het dossier beheert of bij een aangewezen voorlichtingsdienst. Indien de beslissing de in het vorige lid genoemde vermeldingen niet bevat, gaat de termijn om een voorziening in te stellen niet in.
Behalve de in het tweede lid bedoelde vermeldingen, bevatten de beslissingen van het Rijksinstituut minstens de volgende gegevens : 1° de periodes van beroepsbezigheid en de periodes eraan gelijkgesteld die in aanmerking genomen werden in de loopbaan en de periodes die verworpen werden;2° de breuk die de loopbaan weergeeft, eventueel verminderd;3° de breuken die de belangrijkheid van de pensioenen krachtens de andere Belgische of buitenlandse stelsels weergeven;4° de forfaitaire of reële bedrijfsinkomsten of de fictieve inkomsten die in aanmerking genomen worden voor de berekening van het pensioen, eventueel geplafonneerd;5° de aanpassingscoëfficiënt 6° het pensioenbedrag per jaar en het globale pensioenbedrag;7° het bedrag van het minimumpensioen, als het wordt toegekend;8° de cumulatieregels in geval van genot van meerdere pensioenen;9° het bedrag van het toekenbaar onvoorwaardelijk pensioen;10° de verantwoording van het betalen of het niet-betalen van het pensioen. Als voor een sociaal verzekerde een recht op verschillende pensioenen geopend wordt ten laste van het Rijksinstituut en de Rijksdienst, worden hem de beslissingen, behoorlijk gemotiveerd door elk van deze instellingen, tegelijk ter kennis gebracht. Deze definitieve gemeenschappelijke kennisgeving en de informatie in verband met het globale bruto maandelijks recht worden de sociaal verzekerde met een gewone brief toegezonden door de Rijksdienst.
Voor de rustpensioenen bedoeld in artikel 133quinquies van het koninklijk besluit van 22 december 1967 en in artikel 10, § 3ter, van het koninklijk besluit van 21 december 1967 tot vaststelling van het algemeen reglement betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers, geschiedt deze definitieve gemeenschappelijke kennisgeving ten laatste tachtig werkdagen vóór de ingangsdatum. HOOFDSTUK V. - Slotbepalingen
Art. 9.De artikelen 296, § 1, 1° en 2° en § 2, 297, § 1, 2° en 3° en § 2, 1°, van de programmawet (I) van 27 december 2006 en de artikelen 1, 2 en 5 van dit besluit treden, wat de Rijksdienst voor Pensioenen en het Rijksinstituut voor de Sociale Verzekeringen der Zelfstandigen betreft, in werking op de 1ste dag van de vierde maand na die waarin dit besluit is bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad en uiterlijk op 1 januari 2008.
Artikel 297, § 1, 1°, van de programmawet (I) van 27 december 2006 en artikel 4 van dit besluit treedt, wat het Rijksinstituut voor de Sociale Verzekeringen der Zelfstandigen betreft, in werking op de 1ste dag van de vierde maand na die waarin dit besluit is bekendgemaakt in het Belgisch staatsblad en uiterlijk op 1 januari 2008.
Art. 10.Artikel 299 van de programmawet (I) van 27 december 2006 en de artikelen 6, 7 en 8 van dit besluit, treden in werking op 1 januari 2008.
Art. 11.Onze Minister van Pensioenen en Onze Minister van Middenstand zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 26 juli 2007.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Pensioenen, B. TOBBACK De Minister van Middenstand, Mevr. S. LARUELLE