gepubliceerd op 16 september 2003
Koninklijk besluit tot vaststelling, voor de ondernemingen uit de subsector breigoednijverheid en die onder het Paritair Comité voor de textielnijverheid en het breiwerk ressorteren, van de voorwaarden waaronder het gebrek aan werk wegens economische oorzaken de uitvoering van de arbeidsovereenkomst voor werklieden schorst (1)
26 AUGUSTUS 2003. - Koninklijk besluit tot vaststelling, voor de ondernemingen uit de subsector breigoednijverheid en die onder het Paritair Comité voor de textielnijverheid en het breiwerk (P.C. 120) ressorteren, van de voorwaarden waaronder het gebrek aan werk wegens economische oorzaken de uitvoering van de arbeidsovereenkomst voor werklieden schorst (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, inzonderheid op artikel 51, § 1, gewijzigd bij de wetten van 26 juni 1992, 26 maart 1999 en 30 december 2001 en bij het koninklijk besluit nr. 254 van 31 december 1983;
Gelet op het advies van het Paritair Comité voor de textielnijverheid en het breiwerk;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen door de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat de huidige economische toestand het spoedig verlengen van een regeling van schorsing van de uitvoering van de arbeidsovereenkomst rechtvaardigt voor de ondernemingen uit de subsector breigoednijverheid die onder het Paritair Comité voor de textielnijverheid en het breiwerk ressorteren;
Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Dit besluit is van toepassing op de werkgevers en de werklieden van de ondernemingen uit de subsector breigoednijverheid die onder het Paritair Comité voor de textielnijverheid en het breiwerk ressorteren.
Art. 2.§ 1. Bij gebrek aan werk wegens economische oorzaken mag de uitvoering van de arbeidsovereenkomst geheel worden geschorst vanaf de eerste arbeidsdag die op deze van de kennisgeving volgt. § 2. De kennisgeving van een regeling van volledige schorsing van de uitvoering van de arbeidsovereenkomst geschiedt bij de aanvang van de laatste arbeidsdag die de schorsingsperiode voorafgaat. Zij geschiedt hetzij door aanplakking van een bericht op een goed zichtbare plaats in de lokalen van de onderneming, wanneer de nieuwe arbeidsregeling een collectief karakter draagt, hetzij, wanneer de nieuwe arbeidsregeling geen collectief karakter draagt, door de overhandiging aan de werkman van een geschrift.
Bij afwezigheid van de werkman wordt de kennisgeving steeds onder een bij de post aangetekende omslag aan de belanghebbende verzonden. § 3. Voor de toepassing van dit artikel wordt als arbeidsdag beschouwd iedere kalenderdag tijdens dewelke, krachtens het in de onderneming toegepast uurrooster, arbeid wordt verricht.
Art. 3.De duur van de volledige schorsing van de uitvoering van de arbeidsovereenkomst mag niet meer dan vier weken belopen.
Hij mag echter éénmaal per kalenderjaar op acht weken worden gebracht.
Art. 4.De bij artikel 2, § 2, bedoelde kennisgeving moet de datum vermelden waarop de volledige schorsing van de uitvoering van de overeenkomst zal ingaan en de datum waarop deze schorsing een einde zal nemen, alsmede de data waarop de werklieden werkloos zullen zijn.
Art. 5.Dit besluit treedt in werking op 1 oktober 2003 en treedt buiten werking op 1 oktober 2004.
Art. 6.Onze Minister van Werkgelegeneheid is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Châteauneuf-de-Grasse, 26 augustus 2003.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, F. VANDENBROUCKE _______ Nota (1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 3 juli 1978, Belgisch Staatsblad van 22 augustus 1978. Wet van 26 juni 1992, Belgisch Staatsblad van 30 juni 1992.
Wet van 26 maart 1999, Belgisch Staatsblad van 1 april 1999.
Wet van 30 december 2001, Belgisch Staatsblad van 31 december 2001.
Koninklijk besluit nr. 254 van 31 december 1983, Belgisch Staatsblad van 21 januari 1984.