Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 26 april 2024
gepubliceerd op 13 mei 2024

Koninklijk besluit houdende het statuut van de ereconsul

bron
federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking
numac
2024004396
pub.
13/05/2024
prom.
26/04/2024
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

26 APRIL 2024. - Koninklijk besluit houdende het statuut van de ereconsul


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Ik heb de eer aan Uwe Majesteit een ontwerp van koninklijk besluit ter ondertekening voor te leggen aangaande het statuut van de ereconsuls van België in het buitenland.

Inleiding België beschikte in januari 2024 in het buitenland over 304 operationele ereconsulaire posten. De ereconsuls vormen een essentieel deel van ons diplomatiek en consulair netwerk. In meerdere landen zijn zij de enige officiële Belgische vertegenwoordigers. Hun activiteiten zijn complementair aan deze van onze beroepsposten. Zij oefenen een aantal consulaire taken uit en staan onze beroepsposten bij in de behartiging van de diverse belangen van ons land en van onze landgenoten.

Dit ontwerp van koninklijk besluit beoogt de actualisering van het statuut van de ereconsul zoals dit geregeld is in het koninklijk besluit van 21 september 2016Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 21/09/2016 pub. 06/10/2016 numac 2016015116 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Koninklijk besluit houdende het statuut van de ereconsul sluiten houdende het statuut van de ereconsul (hierna "het koninklijk besluit van 21 september 2016Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 21/09/2016 pub. 06/10/2016 numac 2016015116 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Koninklijk besluit houdende het statuut van de ereconsul sluiten") en zal dit vervangen.

Dit ontwerp van koninklijk besluit is gebaseerd op de ervaring van onze beroepsposten, van de diensten van het hoofdbestuur van de Federale Overheidsdienst Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (hierna "de FOD Buitenlandse Zaken") en van de ereconsuls.

Het houdt ook rekening met het internationaal recht, met name het Verdrag van Wenen inzake Consulair Verkeer, met de Belgische wetgeving, met name het Consulair Wetboek, en de interne reglementeringen van de FOD Buitenlandse Zaken.

Artikelsgewijze bespreking Hoofdstuk 1. Inleiding Artikel 1 geeft een definitie van de term "ereconsul" en behoeft geen verdere toelichting.

Hoofdstuk 2. Benoemingsvoorwaarden Artikel 2 bepaalt de voorwaarden waaraan iemand moet voldoen om als ereconsul benoemd te kunnen worden.

Deze zijn gedeeltelijk identiek aan de voorwaarden die bestaan in het koninklijk besluit van 21 september 2016Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 21/09/2016 pub. 06/10/2016 numac 2016015116 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Koninklijk besluit houdende het statuut van de ereconsul sluiten.

Er wordt een nieuwe benoemingsvoorwaarde ingevoerd die ereconsuls verbiedt om een politiek ambt te bekleden of te ambiëren of een functie uit te oefenen in een overheidsdienst, tenzij de minister hiervoor uitdrukkelijk en voorafgaandelijk toestemming geeft (artikel 2, eerste lid, 5° ).

Deze voorwaarde wordt afzonderlijk benoemd omwille van het specifiek publieke karakter van een politiek ambt of een functie in een overheidsdienst. De voorwaarde van artikel 2, eerste lid, 4° is algemener en doelt in de eerste plaats op een mogelijk conflict tussen een privé-belang van de persoon van de ereconsul en het ambt van ereconsul.

De bepaling van artikel 5, tweede lid van het koninklijk besluit van 21 september 2016Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 21/09/2016 pub. 06/10/2016 numac 2016015116 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Koninklijk besluit houdende het statuut van de ereconsul sluiten wordt nu in artikel 2, eerste lid, 6° opgenomen aangezien het om een benoemingsvoorwaarde gaat. De uitoefening van ereconsulaire functies voor derde Staten wordt afhankelijk gemaakt van de uitdrukkelijke en voorafgaandelijke toestemming van de minister en op voorwaarde dat de Ontvangststaat zich hier niet tegen verzet. De bevoegde consulaire beroepspost, de bevoegde diplomatieke zending en de bevoegde dienst van de FOD Buitenlandse Zaken zullen de minister terzake adviseren en hierbij rekening houden met de mate waarin de uitoefening van een ereconsulaire functie voor een derde Staat al dan niet de uitoefening van het ambt van ereconsul van België negatief kan beïnvloeden. In de praktijk is het eerder uitzonderlijk dat een Belgische ereconsul ook een andere Staat vertegenwoordigt.

Met uitzondering van de bepaling dat ereconsuls over voldoende eigen middelen moeten beschikken om de werking van de ereconsulaire post te verzekeren (artikel 2, eerste lid, 7° ) worden de specifieke financiële aangelegenheden betreffende de ereconsuls buiten het bestek van dit ontwerp geregeld.

Nieuw is de bepaling in artikel 2, tweede lid, dat een ereconsul die Belg is moet ingeschreven zijn in het consulaire bevolkingsregister van de bevoegde consulaire beroepspost. Deze bijkomende voorwaarde wil het engagement van langere duur zoals dit van een ereconsul verwacht wordt in overeenstemming brengen met diens administratieve toestand.

Het feit dat er geen algemene verplichting bestaat om zich in te schrijven in het consulaire bevolkingsregister staat het introduceren van deze benoemingsvoorwaarde niet in de weg. Deze voorwaarde gaat immers niet in tegen hetgeen het Consulair Wetboek voorschrijft.

Lid 3 van dit artikel herhaalt de bepaling dat een ereconsul gedurende de volledige duur van zijn functie moet voldoen aan de benoemingsvoorwaarden. Er wordt nu echter gespecificeerd dat de kandidaat voor de functie van ereconsul aan deze voorwaarden moet voldoen op de datum van de indiening van zijn kandidaatstelling.

Hoofdstuk 3. Selectie De artikelen 3 en 4 beschrijven de procedure voor de selectie van een ereconsul. De hoofden van de diplomatieke zendingen en van de consulaire beroepsposten en de diensten van de FOD Buitenlandse Zaken spelen daarin een belangrijke rol.

Artikel 3, § 1 betreft de oproep tot de kandidaatstelling voor het uitoefenen van het ambt van ereconsul. Er bestaat geen geijkte procedure om deze oproep te verspreiden, waardoor deze procedure van ereconsulaire post tot ereconsulaire post kan verschillen. Het basisprincipe dat van toepassing is op elke oproep tot kandidaatstelling is dat deze oproep op een openbare manier gebeurt.

De inhoudelijke elementen (bv. bijzondere kenmerken vermeld in artikel 2, eerste lid, 9° ) alsook de formele elementen (bv. termijn waarin en manier waarop een kandidatuur moeten worden ingediend) verschillen van procedure tot procedure en worden dan ook telkens verduidelijkt in de specifieke oproep tot kandidaatstelling.

Artikel 3, § 2, tweede lid vermeldt of van de kandidaten al dan niet een bepaald kennisniveau van één of meer van onze landstalen wordt verwacht. De reden waarom dit wordt voorzien in de oproep tot kandidaatstelling is omdat niet in elke ereconsulaire post een bepaalde talenkennis van één van onze landstalen wordt verwacht, waardoor dit niet als algemene benoemingsvoorwaarde wordt gehanteerd.

De talenkennis kan desgevallend wel in rekening worden genomen tijdens de selectieprocedure.

Artikel 4 beschrijft de beoordeling van de ingediende kandidaturen aan de hand van de ingezamelde informatie over de wijze waarop de kandidaten beantwoorden aan de benoemingsvoorwaarden.

In eerste instantie controleert het hoofd van de consulaire beroepspost of de kandidaturen geldig werden ingediend door na te gaan of de kandidaten aan de benoemingsvoorwaarden voldoen en of kandidatuur voldoet aan de in de oproep vermelde formaliteiten.

Vervolgens worden de titels en verdiensten van de kandidaten die een geldige kandidatuur hebben ingediend vergelijken en op basis daarvan stelt het hoofd van de consulaire beroepspost een voorstel van rangschikking op. Dit voorstel geeft aan in welke mate een kandidaat aan de benoemingsvoorwaarden en eventuele andere elementen voldoet en de redenen waarom een kandidaat hoger gerangschikt wordt dan een andere kandidaat.

Vervolgens stelt het hoofd van de diplomatieke zending een advies op.

Dit advies kan afwijken van de beoordeling door het hoofd van de consulaire beroepspost wat betreft de wijze waarop elke kandidaat voldoet aan de benoemingsvoorwaarden en eventuele andere elementen.

Vervolgens beslist de bevoegde dienst binnen de Directie-Generaal Consulaire Zaken (hierna `DGC'), na advies van de Directie-Generaal Bilaterale Zaken, welke kandidaat uiteindelijk wordt voorgesteld voor de benoeming tot ereconsul. Een nieuwigheid in dit koninklijk besluit is dat voortaan in het voorstel van benoeming, in voorkomend geval, ook aandacht wordt besteed aan genderevenwicht doordat in geval van kandidaten die even geschikt bevonden worden, rekening wordt gehouden met de reeds benoemde ereconsuls binnen het ambtsgebied van de consulaire beroepspost of de diplomatieke zending. Het uitgangspunt blijft wel dat een meer geschikte kandidaat zal benoemd worden, waardoor deze bepaling enkel zal spelen in geval van kandidaten die even geschikt bevonden worden, naar analogie met de artikelen 53 en 54 van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het Rijkspersoneel (Statuut Camu). De reden voor de invoering van deze bepaling is om tot een corps van ereconsuls te komen met een evenwichtigere verhouding op basis van gender.

De uiteindelijke voordracht van een kandidaat om tot ereconsul benoemd te worden, komt toe aan de minister. Deze voordracht kan afwijken van het voorstel dat gedaan wordt door de bevoegde dienst, op voorwaarde dat wordt gemotiveerd waarom van het voorstel wordt afgeweken.

Hoofdstuk 4. Benoeming Artikel 5 bepaalt dat ereconsuls benoemd worden door de Koning op voordracht van de minister bevoegd voor Buitenlandse Zaken. Daar waar in de vorige regeling ereconsuls benoemd werden voor een periodeambtstermijn van 5 jaar wordt dit in het nieuw statuut 10 jaar.

Op deze manier wordt de administratieve last van benoemingen voor opeenvolgende termijnen verminderd. Anderzijds biedt de vereenvoudiging van de procedure tot eervol ontslag of opheffing van de benoeming (artikel 10), bij gebeurlijk onbevredigend functioneren van een ereconsul, een tegengewicht voor de verlenging van de periode waarvoor een ereconsul wordt benoemd.

Artikel 6 voorziet ook in de mogelijkheid om de benoeming van een ereconsul te verlengen voor een periode van 10 jaar zonder dat er een nieuwe selectieprocedure moet opgestart worden. Een hernieuwing is enkel mogelijk indien het hoofd van de diplomatieke zending een positief advies geeft omtrent de hernieuwing. De minister is echter niet gebonden door dit positief advies en is dus niet verplicht om aan de Koning een hernieuwing van de benoeming voor te stellen. Bij gebrek aan gunstig advies van het hoofd van de diplomatieke zending of indien de minister niet een hernieuwing van de benoeming voorstelt aan de Koning, zal een nieuwe selectieprocedure in de zin van artikel 4 worden opgestart (behoudens beslissing tot sluiting van de ereconsulaire post).

Er is geen limiet voorzien wat betreft het aantal hernieuwingen.

Hoofdstuk 5. Taken Artikel 7 geeft een beschrijving van de bevoegdheden van de ereconsuls. Deze is deels gebaseerd op het Verdrag van Wenen van 24 april 1963 inzake consulair verkeer en is met opzet breed geformuleerd om, binnen de perken van de Belgische en internationale rechtsorde, alle aspecten te omvatten van de behartiging van de Belgische belangen, van de bevordering van de relaties van België met derde Staten, en van de dienstverlening aan Belgische en vreemde burgers.

Wat de specifiek consulaire aspecten betreft wordt nadruk gelegd op de belangrijke opdracht van hulp en bijstand aan natuurlijke personen en op de toepassing van het Consulair Wetboek volgens dewelke aan ereconsuls enkel nog bevoegdheid verleend wordt voor legalisaties en de afgifte van voorlopige paspoorten.

Artikel 8 bepaalt dat ereconsuls onder het diplomatiek (of algemeen) gezag staan van het hoofd van een diplomatieke zending en, wat in het bijzonder de consulaire bevoegdheden betreft, onder het functioneel gezag van het hoofd van een consulaire beroepspost.

In de meeste gevallen - het betreft beroepsposten in hoofdsteden van derde landen - is dezelfde statutaire ambtenaar hoofd van zowel de diplomatieke zending (ambassade/ambassadeur) als de consulaire beroepspost (consulaat-generaal/consul-generaal). Uitzonderingen hierop zijn bijvoorbeeld: - de consulaire beroepsposten die niet in hoofdsteden gevestigd zijn, - de beroepsposten in hoofdsteden van landen waar de lokale wetgeving niet toestaat dat eenzelfde persoon diplomatiek én consulair posthoofd is.

Hoofdstuk 6. Einde van het ambt Artikel 9 voorziet de gevallen waarin de benoeming van een ereconsul een einde neemt. Hierbij wordt, op basis van de gebeurtenis die aanleiding geeft tot de beëindiging van de benoeming, een onderscheid gemaakt tussen enerzijds het eervol ontslag van de ereconsul en anderzijds de opheffing van de benoeming van de ereconsul.

Eervol ontslag wordt verleend aan een ereconsul wanneer deze zelf verzoekt om van zijn ambt te worden ontheven of op basis van gebeurtenissen die in verband staan met de benoemingsvoorwaarden van artikel 2, met uitzondering van art. 2, eerste lid, 1°.

De benoeming wordt opgeheven om redenen die verband houden met de handelingen die worden gesteld door de ereconsul en die aantonen dat hij niet langer van een onberispelijk gedrag is, niet langer een eervolle reputatie geniet of waardoor hij tekortkomt in de uitoefening van zijn ambt. Daarnaast heeft de beslissing tot intrekking van het exequatur door de Ontvangststaat ook als gevolg dat de benoeming wordt opgeheven.

Artikel 10 legt de procedure vast volgens dewelke bij toepassing van artikel 9, § 1, 5° en § 2, 2°, hetzij eervol ontslag kan verleend worden aan een ereconsul hetzij de benoeming van een ereconsul kan opgeheven worden. Deze procedure is van toepassing op de situaties waarin de Belgische Staat van oordeel is dat een eervol ontslag of een opheffing van de benoeming gepast lijkt maar aan de betrokken ereconsul een kans wordt gegeven om zich te verweren tegen een eventueel eervol ontslag of opheffing van de benoeming.

Wanneer het eervol ontslag of de opheffing van de benoeming te wijten is aan een objectief vaststaand feit (bv. bereiken van de leeftijd van 80 jaar, sluiting van de ereconsulaire post, intrekking van het exequatur door de Ontvangststaat) wordt deze procedure niet gevolgd omwille van het feit dat de beslissing steunt op een objectief feit waaromtrent geen discussie mogelijk is.

De hoofden van de diplomatieke zendingen zijn verantwoordelijk voor het opstarten van de procedure. Van zodra het hoofd van een diplomatieke zending kennis heeft van elementen die aanleiding kunnen geven tot een eervol ontslag of de opheffing van de benoeming, brengt deze de bevoegde dienst van de DGC op de hoogte door middel van een gemotiveerd voorstel. In dit voorstel wordt uiteengezet welke feiten zich hebben voorgedaan en waarom deze zouden kunnen leiden tot een eervol ontslag of de opheffing van de benoeming. Vervolgens neemt de bevoegde dienst van de DGC de communicatie met de ereconsul op zich door deze te confronteren met de hem ten laste gelegde feiten.

Hierdoor kan de ereconsul gebruik maken van zijn recht op verdediging doordat hem de kans wordt geboden schriftelijk te reageren.

De schriftelijke reactie van de ereconsul laat de bevoegde dienst van de DGC toe om de minister te adviseren om al dan niet een eervol ontslag of een opheffing van benoeming voor te stellen aan de Koning.

Artikel 10, § 1, tweede lid betreft een bewarende maatregel die enkel kan genomen worden in het kader van het opstarten van de procedure tot opheffing van de benoeming zoals beschreven in artikel 10.

In het kader van de in artikel 10 beschreven procedure kan het hoofd van de diplomatieke zending besluiten tot een onmiddellijke schorsing indien de feiten die de ereconsul ten laste worden gelegd dit vereisen. Het hoofd van de diplomatieke zending brengt de ereconsul schriftelijk op de hoogte van deze beslissing alsook van de feiten die de grondslag vormen van de beslissing.

Het hoofd van de diplomatieke zending kan een schorsing opleggen van zodra hij op de hoogte is van de feiten die een schorsing zouden verantwoorden en uiterlijk tot op het moment dat hij een voorstel tot opheffing van de benoeming overmaakt aan de bevoegde dienst binnen de DGC. Indien na het doorlopen van de in artikel 10 voorziene procedure de minister beslist om niet een opheffing van de benoeming voor te stellen aan de Koning, komt ook de schorsing ten einde.

Hoofdstuk 7. Waarnemend beheer Artikel 11 creëert een juridische basis voor de aanstelling van een tijdelijk beheerder. Ervaring heeft aangetoond dat dit soms nodig is om te vermijden dat een ereconsulaire post gedurende een te lange tijd inactief is wanneer een ereconsul afwezig is of een benoemingsprocedure te lang aansleept.

Hoofdstuk 8. Opheffings-, overgangs- en slotbepalingen Artikel 12 behoeft geen verdere toelichting.

Artikel 13 is een overgangsbepaling die de situatie van de ereconsuls die werden benoemd voor de inwerkingtreding van dit besluit, regelt.

Hierbij wordt er een onderscheid gemaakt tussen ereconsuls die levenslang, tot de leeftijdsgrens van 70 jaar (op basis van het koninklijk besluit 3 juni 1999 houdende het organiek reglement van het Ministerie van Buitenlandse Zaken Buitenlandse Handel en Internationale Samenwerking, intussen opgeheven) en later 80 jaar, werden benoemd, en ereconsuls die werden benoemd voor een periode van vijf jaar (op basis van het koninklijk besluit 21 september 2016), met de bedoeling de duur van hun mandaten zoveel mogelijk gelijk te schakelen.

De duur van het mandaat van ereconsuls die werden benoemd na de inwerkingtreding van het koninklijk besluit van 21 september 2016Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 21/09/2016 pub. 06/10/2016 numac 2016015116 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Koninklijk besluit houdende het statuut van de ereconsul sluiten en die op het ogenblik van de inwerkingtreding van dit besluit in functie zijn, wordt verlengd tot tien jaar vanaf de benoeming.

Ereconsuls die benoemd werden vóór de inwerkingtreding van het koninklijk besluit van 21 september 2016Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 21/09/2016 pub. 06/10/2016 numac 2016015116 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Koninklijk besluit houdende het statuut van de ereconsul sluiten zullen nog voor een periode van 10 jaar na de inwerkingtreding van dit besluit in functie kunnen blijven, voor zover zij de voorwaarde van artikel 9, § 1, 4° vervullen (leeftijdsgrens van 80 jaar). Daarna komen zij, zoals andere ereconsuls, in aanmerking om eventueel voor een nieuwe ambtsperiode van 10 jaar benoemd te worden zoals voorzien in artikel 6.

Ik heb de eer te zijn, Sire, Van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar, De Minister van Buitenlandse Zaken, H. LAHBIB

RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving Vierde kamer De door de Minister van Buitenlandse Zaken, Europese Zaken en Buitenlandse Handel, en de Federale Culturele Instellingen op 25 maart 2024 ingediende aanvraag om advies over een ontwerp van koninklijk besluit `houdende het statuut van de ereconsul', ingeschreven op de rol van de afdeling Wetgeving van de Raad van State onder het nummer 75.976/4, werd op 26 maart 2024 van de rol afgevoerd, overeenkomstig artikel 84, § 5, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973.

26 APRIL 2024. - Koninklijk besluit houdende het statuut van de ereconsul FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de Grondwet, de artikelen 37 en 107, tweede lid;

Gelet op het Consulair Wetboek, de artikelen 4, vierde lid en 5;

Gelet op het koninklijk besluit van 21 september 2016Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 21/09/2016 pub. 06/10/2016 numac 2016015116 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Koninklijk besluit houdende het statuut van de ereconsul sluiten houdende het statuut van de ereconsul;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 1 februari 2024;

Gelet op de adviesaanvraag binnen 30 dagen, die op 25 maart 2024 bij de Raad van State is ingediend, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Gelet op het advies nr. 75.976/4 van de Raad van State gegeven op 26 maart 2024 met toepassing van artikel 84, § 5 van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Overwegende het Verdrag van Wenen van 24 april 1963 inzake consulair verkeer;

Overwegende het koninklijk besluit van 5 maart 2015Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 05/03/2015 pub. 20/03/2015 numac 2015015038 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Koninklijk besluit houdende de organisatie van de Federale Overheidsdienst Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking sluiten houdende de organisatie van de Federale Overheidsdienst Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking;

Op de voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK 1. - Inleiding

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder ereconsul: het hoofd van de ereconsulaire post, in die hoedanigheid belast met de uitoefening van consulaire werkzaamheden.

Het gebruik van de mannelijke vorm in dit besluit is gemeenslachtig. HOOFDSTUK 2. - Benoemingsvoorwaarden

Art. 2.Niemand kan tot ereconsul worden benoemd indien hij niet aan de volgende voorwaarden voldoet: 1° van onberispelijk gedrag zijn en een eervolle reputatie genieten;2° een vooraanstaande rol spelen en over een nuttig netwerk beschikken in het maatschappelijk of economisch leven van het ressort van de ereconsulaire post;3° goede relaties onderhouden met de overheden van het ressort van de ereconsulaire post;4° geen persoonlijke of zakelijke belangen hebben die kunnen leiden tot een belangenconflict bij de uitoefening van het ambt van ereconsul;5° geen politiek ambt bekleden of ambiëren en geen functie in overheidsdienst uitoefenen, tenzij mits voorafgaandelijke en uitdrukkelijke toestemming van de minister;6° geen consulaire functie uitoefenen ten behoeve van een derde Staat, tenzij mits voorafgaandelijke en uitdrukkelijke toestemming van de minister en op voorwaarde dat de Ontvangststaat daartegen geen bezwaar heeft;7° over voldoende eigen middelen beschikken om de werking van de ereconsulaire post te verzekeren;8° woonachtig zijn in de plaats waar de ereconsulaire post gevestigd is;9° beantwoorden aan de vereisten die voortvloeien uit de bijzondere kenmerken en bestaansredenen van de ereconsulaire post. Onverminderd het eerste lid moet de kandidaat voor het ambt van ereconsul die Belg is, ingeschreven zijn in het consulaire bevolkingsregister van de beroepspost bevoegd voor het ressort van de ereconsulaire post.

De voorwaarden bedoeld in het eerste en tweede lid zijn vervuld op het moment van de indiening van de kandidaatstelling en gedurende de volledige duur van het ambt. HOOFDSTUK 3. - Selectie

Art. 3.§ 1. Een openbare oproep tot kandidaatstelling wordt verspreid door de consulaire beroepspost bevoegd voor het ressort van de ereconsulaire post. § 2. De oproep tot kandidaatstelling vermeldt de voorwaarden bedoeld in artikel 2 en bevat alle elementen betreffende het vacante ambt teneinde de kandidaten toe te laten zich kandidaat te stellen met kennis van zaken.

Daarnaast vermeldt de oproep tot kandidaatstelling het vereiste niveau van de kennis van één of meerdere van de officiële landstalen van België.

Art. 4.§ 1. Het hoofd van de consulaire beroepspost bevoegd voor het ressort van de ereconsulaire post onderzoekt de kandidaturen die geldig werden ingediend, vergelijkt de titels en verdiensten van de kandidaten en stelt vervolgens een gemotiveerd voorstel van rangschikking op. § 2. Het gemotiveerd voorstel van rangschikking wordt, vergezeld van het advies van het hoofd van de diplomatieke zending bevoegd voor het ressort van de ereconsulaire post, overgemaakt aan de bevoegde dienst van de Federale Overheidsdienst Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking. § 3. Op basis van het voorstel van rangschikking en het advies van het hoofd van de diplomatieke zending, legt de bevoegde dienst van de Federale Overheidsdienst Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking een voorstel van benoeming voor aan de minister.

In het geval dat meerdere kandidaten even geschikt worden bevonden voor het ambt van ereconsul, wordt de kandidaat van het ondervertegenwoordigde gender voorgesteld voor de benoeming.

Indien de minister niet kan instemmen met het voorstel van benoeming en indien hij een andere kandidaat die zijn kandidatuur geldig heeft ingediend voordraagt, is zijn voorstel behoorlijk gemotiveerd. HOOFDSTUK 4. - Benoeming

Art. 5.De ereconsul wordt door Ons benoemd op voordracht van de minister.

De ereconsul wordt benoemd voor een periode van tien jaar.

Art. 6.De benoeming kan hernieuwd worden voor een periode van tien jaar, op voorwaarde dat het hoofd van de diplomatieke zending een positief advies geeft op het einde van de duur van het ambt van de ereconsul. HOOFDSTUK 5. - Taken

Art. 7.Binnen de door het internationaal publiekrecht, de Belgische wetten en de wetten van de ontvangststaat toegestane grenzen, oefent de ereconsul de volgende taken uit: 1° het behartigen, in zijn ressort, van de belangen van België en van de Belgische natuurlijke personen en rechtspersonen;2° het bevorderen van de betrekkingen tussen België en zijn ressort;3° zich informeren over de ontwikkelingen in zijn ressort die een weerslag kunnen hebben op de belangen van België en van de Belgische natuurlijke personen en rechtspersonen en daarover verslag uitbrengen aan de diplomatieke zending en de consulaire beroepspost waaronder hij ressorteert;4° het verlenen van hulp en bijstand aan natuurlijke personen, overeenkomstig het Consulair Wetboek en zijn uitvoeringsbesluiten;5° het uitoefenen van de consulaire werkzaamheden waartoe hij gemachtigd is door het Consulair Wetboek en zijn uitvoeringsbesluiten;6° het verrichten van andere taken die hem door het hoofd van de diplomatieke zending en het hoofd van de consulaire beroepspost opgedragen worden in het kader van hun ambt.

Art. 8.De ereconsul staat onder het diplomatiek gezag van het hoofd van de diplomatieke zending bevoegd voor zijn ressort.

Onverminderd de bevoegdheden van het hoofd van de diplomatieke zending vermeld in artikel 12, tweede lid van het koninklijk besluit van 5 maart 2015Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 05/03/2015 pub. 20/03/2015 numac 2015015038 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Koninklijk besluit houdende de organisatie van de Federale Overheidsdienst Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking sluiten houdende de organisatie van de Federale Overheidsdienst Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, staat de ereconsul voor de consulaire werkzaamheden waartoe hij gemachtigd is door het Consulair Wetboek en zijn uitvoeringsbesluiten onder het gezag van het hoofd van de consulaire beroepspost bevoegd voor zijn ressort. HOOFDSTUK 6. - Einde van het ambt

Art. 9.§ 1. Aan de ereconsul wordt eervol ontslag verleend door Ons, op voordracht van de minister, in de volgende gevallen: 1° de ereconsul verzoekt om van zijn ambt te worden ontheven;2° de periode waarvoor de ereconsul benoemd werd, is ten einde;3° de ereconsulaire post waar de ereconsul benoemd is, is gesloten;4° de ereconsul heeft de leeftijd van 80 jaar bereikt;5° de ereconsul voldoet niet meer aan de voorwaarden vermeld in artikel 2, eerste lid, 2° tot en met 9°, en in voorkomend geval, in artikel 2, tweede lid; § 2. De benoeming van de ereconsul wordt door Ons opgeheven, op voordracht van de minister, in de volgende gevallen: 1° de Ontvangststaat trekt het exequatur in;2° de ereconsul voldoet niet meer aan de voorwaarde vermeld in artikel 2, eerste lid, 1° of vertoont tekortkomingen in de uitoefening van zijn ambt.

Art. 10.§ 1. In de gevallen bedoeld in artikel 9, § 1, 5° en § 2, 2° richt het hoofd van de diplomatieke zending een gemotiveerd voorstel tot respectievelijk een eervol ontslag of een opheffing van de benoeming aan de bevoegde dienst van de FOD Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking.

Indien het om ernstige tekortkomingen gaat of in elke omstandigheid waarbij de betrokkenheid van de ereconsul een negatieve impact kan hebben op het imago van België, kan het hoofd van de diplomatieke zending de ereconsul met onmiddellijke ingang schorsen. § 2. De bevoegde dienst brengt de ereconsul schriftelijk op de hoogte: 1° van de feiten waaruit blijkt dat de ereconsul niet meer voldoet aan de voorwaarden van artikel 2, eerste lid of tekortkomingen vertoont in de uitoefening van zijn ambt;2° dat, wegens deze feiten, aan de consul een eervol ontslag kan worden verleend of dat de benoeming kan opgeheven worden;3° van, in voorkomend geval, de redenen waarvoor de ereconsul werd geschorst overeenkomstig paragraaf 1, tweede lid;4° van de mogelijkheid om schriftelijk te reageren en stukken aan het dossier toe te voegen binnen de tien werkdagen na de schriftelijke kennisgeving van de bevoegde dienst. § 3. Op basis van het gemotiveerd voorstel van het hoofd van de diplomatieke zending en de schriftelijke reactie van de ereconsul, stelt de bevoegde dienst een advies op gericht aan de minister. § 4. Indien de minister beslist om niet de opheffing van de benoeming van de ereconsul voor te stellen, komt, in voorkomend geval, de schorsing ten einde. HOOFDSTUK 7. - Waarnemend beheer

Art. 11.Indien de ereconsul niet in staat is zijn ambt uit te oefenen of indien het ambt vacant is, kan de minister een waarnemend beheerder aanstellen die voorlopig optreedt als hoofd van de ereconsulaire post. HOOFDSTUK 8. - Opheffings-, overgangs- en slotbepalingen

Art. 12.Het koninklijk besluit van 21 september 2016Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 21/09/2016 pub. 06/10/2016 numac 2016015116 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Koninklijk besluit houdende het statuut van de ereconsul sluiten houdende het statuut van de ereconsul wordt opgeheven.

Art. 13.De benoeming van de ereconsul die benoemd werd vóór de inwerkingtreding van het koninklijk besluit van 21 september 2016Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 21/09/2016 pub. 06/10/2016 numac 2016015116 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Koninklijk besluit houdende het statuut van de ereconsul sluiten houdende het statuut van de ereconsul geldt voor 10 jaar vanaf de inwerkingtreding van dit besluit.

De benoeming van de ereconsul die benoemd werd vóór de inwerkingtreding van dit besluit, maar na de inwerkingtreding van het koninklijk besluit van 21 september 2016Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 21/09/2016 pub. 06/10/2016 numac 2016015116 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Koninklijk besluit houdende het statuut van de ereconsul sluiten houdende het statuut van de ereconsul wordt verlengd tot tien jaar, te rekenen vanaf de datum van zijn benoeming.

Art. 14.De minister bevoegd voor Buitenlandse Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 26 april 2024.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Buitenlandse Zaken, H. LAHBIB

^