Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 26 april 2004
gepubliceerd op 30 april 2004

Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 22 december 2003 tot aanwijzing van de zware overtredingen per graad van de algemene reglementen genomen ter uitvoering van de wet betreffende de politie over het wegverkeer en koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg

bron
federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer
numac
2004014083
pub.
30/04/2004
prom.
26/04/2004
ELI
eli/besluit/2004/04/26/2004014083/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

26 APRIL 2004. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 22 december 2003 tot aanwijzing van de zware overtredingen per graad van de algemene reglementen genomen ter uitvoering van de wet betreffende de politie over het wegverkeer en koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het ontwerp van besluit dat ik de eer heb aan Uwe Majesteit ter ondertekening voor te leggen, wijzigt een aantal bepalingen van het koninklijk besluit van 22 december 2003 tot aanwijzing van de zware overtredingen per graad van de algemene reglementen genomen ter uitvoering van de wet betreffende de politie over het wegverkeer en een aantal bepalingen van het koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg.

Er is rekening gehouden met het advies van de Raad van State op alle punten behalve één die in de artikelsgewijze bespreking zal verduidelijkt worden.

I. « verblijfsgebied », « vakantiezone » en « zone 30 » De Regering beoogt het aantal wegverkeersslachtoffers met minstens 33 % te laten dalen tussen nu en 2006 en met 50 % tussen nu en 2010. Met dit doel voor ogen neemt de Regering de aanbevelingen over van de Staten-Generaal voor de Verkeersveiligheid.

In hun aanbevelingen stellen de Staten-Generaal meer bepaald dat, gelet op het groot aantal kinderen dat slachtoffer wordt van het verkeer, vaak, in de omgeving van een school, een beperking van de snelheid in schoolomgevingen absoluut noodzakelijk is.

Ook het verder afbakenen van zones 30 moet worden gestimuleerd. En daartoe is onder meer een vereenvoudiging van de reglementering nodig.

Om deze redenen keurt de Regering een reeks maatregelen goed. Dit besluit maakt het afbakenen van schoolomgevingen en het bijhorend invoeren van een 30 km/uursnelheidsbeperking in de schoolomgeving verplicht. Tevens worden de inrichtingsvereisten voor zones 30 versoepeld, opdat de wegbeheerders op systematische wijze zones 30 kunnen afbakenen in alle verblijfsgebieden.

Door dit besluit wordt het mogelijk om tijdelijk vakantiezones af te bakenen. Dit zijn zones waar jeugdkampen georganiseerd worden en waar concentraties van vakantiegangers aanwezig zijn.

Ten eerste, op het vlak van de zone 30 bevat het koninklijk besluit volgende wijzigingen.

De bedoeling van deze maatregel is het stimuleren van de afbakening van zones 30 in gans het land, vertrekkend vanuit de schoolomgevingen.

Deze plekken behoeven inderdaad een verhoogde veiligheid.

De zones 30 in de schoolomgevingen kunnen uitgebreid worden tot het gehele verblijfsgebied rond de school, in dit geval zal de school zich gewoon binnen een zone 30 bevinden.

Het bepalen van de omvang van de schoolomgeving wordt aan de wegbeheerder overgelaten, deze omvang moet geloofwaardig zijn en men concentreert zich daarvoor het best op de kritieke zone met een concentratie van schoolkinderen.

De wegbeheerder kiest ofwel voor een schoolomgeving die continu geldt, ofwel voor een variabele signalisatie met een duidelijke in tijd beperkte geldigheid.

Met « school » wordt elke vestiging van een onderwijsinstelling bedoeld voor kleuter-, lager en middelbaar onderwijs.

De inrichtingsvereisten voor het afbakenen van zones 30 zijn tot een uiterst minimum beperkt, zodat er geen obstakels meer zijn voor de (gemeentelijke) wegbeheerders om systematisch alle daarvoor in aanmerking komende gebieden als zone 30 af te bakenen.

De twee essentiële afbakeningsvoorwaarden voor een zone 30 worden opgenomen in het « reglement van de wegbeheerder » : een zone 30 is een statuut dat alleen voor verblijfsgebieden kan gebruikt worden; en de toegang tot de zone 30 moet duidelijk herkenbaar zijn of gemaakt worden.

Het blijft de bedoeling dat zone 30-straten, net zoals straten uit de andere categorieën, zodanig ingericht zijn dat ze als intrinsiek veilig kunnen beschouwd worden. Het gaat hier om een evenwicht dat door de wegbeheerder tot stand gebracht wordt tussen de functie van de weg, de vormgeving ervan en het daadwerkelijke gebruik dat van de weg gemaakt wordt. Deze aanpak laat zich niet zomaar in een reglement vatten, dit is een zaak van oordeelkundige organisatie en deskundigheid bij de wegbeheerder.

Ten tweede, laat het koninklijk besluit toe om snelheidsbeperkingen in te voeren in gemeenten waar jeugdkampen georganiseerd worden en waar concentraties van vakantiegangers zijn.

Er werd gekozen voor de naam « vakantiezone ». Deze is algemeen bedoeld en slaat op gebieden waar jeugdkampen gehouden worden, op gebieden rond dichtbevolkte campings, op gebieden waar vrijetijdsevenementen gehouden worden die veel volk aantrekken, enz.

Het koninklijk besluit voorziet in de mogelijkheid een verbeterde veiligheid te bieden aan voetgangers die, bij gebrek aan berm, alleen of in groep op de rijbaan moeten lopen.

In de meeste gevallen zal de gemeente een tijdelijk aanvullend reglement treffen voor de periode waarin zij deze bijzondere snelheidsbeperking wil laten gelden. Van de gemeente mag verwacht worden dat zij zorgt voor enige extra politiecontrole, zodat deze bijzondere tijdelijke snelheidsbeperking ook gehandhaafd wordt.

Het koninklijk besluit voorziet de mogelijkheid om tijdelijk zones 30 af te bakenen binnen de bebouwde kom.

Buiten de bebouwde kom bestaat de mogelijkheid om tijdelijke zones 50 of 70 te voorzien, in de gevallen waarin behoefte is aan snelheidsverlaging.

II. Plaats van de motorrijder op de rijbaan Artikel 9.3. van het Verkeersreglement bepaalt dat elke bestuurder, te weten een autobestuurder, een motorrijder of eender welke andere bestuurder, zo dicht mogelijk bij de rechterrand van de rijbaan moet blijven.

Deze bepaling confronteert de motorrijders met een bijzonder probleem op het gebied van de verkeersveiligheid, aangezien een dergelijke verplichting hen in bepaalde omstandigheden een gevaarlijke plaats oplegt ten opzichte van de autobestuurders die hen voorafgaan of volgen.

Inderdaad, een van de noodzakelijke voorwaarden voor een veilig verkeer is een goed zicht tussen de verschillende gebruikers van de openbare weg. Zo wordt een motorrijder beter opgemerkt door de bestuurder die hem voorafgaat als hij in de binnenspiegel of de linkse buitenspiegel zichtbaar is. Een rechtse buitenspiegel op de auto's is immers niet verplicht.

Een motorrijder die op een zekere afstand van de rechterrand van de rijbaan rijdt, wordt ook beter gezien door de autobestuurders die hem volgen en bijgevolg beschouwen als een volwaardige rijbaangebruiker.

De motorrijder zal voortaan zijn plaats op de rijbaan kunnen kiezen, voor zover hij niet de helft van de breedte van de weg overschrijdt indien deze weg openstaat voor tweerichtingsverkeer De algemene regel in artikel 7.2 volgens dewelke de gebruikers zich moeten gedragen op de openbare weg op een zodanige manier dat ze geen hinder of gevaar voor de andere gebruikers met zich brengen blijft vanzelfsprekend van toepassing, zodat de plaats op de weg door de motorrijder moet gekozen worden in functie van de verplichting tot voorzichtigheid. Hij moet zich dus plaatsen in functie van de zichtbaarheid, maar met behoud van een dergelijke positie die moet toelaten het voorliggend voertuig te ontwijken in geval van een noodsituatie.

Het is de totaliteit van het voertuig, de bestuurder, de passagier en de lading die in rekening moet worden gebracht om de plaats van de motorrijder te bepalen en niet de plaats van de wielen. Zo wordt vermeden dat een motorrijder die een bocht neemt, door zijn overhangende houding zich zou bevinden op de weg gereserveerd voor de voertuigen uit de tegenovergestelde richting.

De nieuwigheid die ingevoerd wordt heeft geen gevolgen op de andere verkeersregels; ook niet met betrekking tot de plaats op de weg in geval van verandering van richting of kruising of van inhaalregels.

Niettemin is de motorrijder die ingehaald wordt niet meer verplicht om zich uiterst rechts van de baan te houden (art. 16.7). Hij moet desalniettemin er steeds over waken inhaalmanoeuvres, aangevat door andere bestuurders niet te hinderen.

Anderzijds worden de bewegingen die uitgevoerd worden door de motorrijders, wanneer hij zijn plaats kiest niet beschouwd als manoeuvres waarvoor het gebruik van de richtingaanwijzers noodzakelijk is.

III. Verbod cruise control of kruissnelheidsregelaar te gebruiken De invoering van twee nieuwe verkeersborden maakt het de wegbeheerder mogelijk, bv. op filegevoelige plaatsen, op plaatsen waar wegwerkzaamheden wordt uitgevoerd en/of op plaatsen met druk vrachtverkeer het gebruik van de cruise control of kruissnelheidsregelaar te verbieden.

De wegbeheerder zal voorts, afgezien van de net genoemde selectiemogelijkheid, verscheidene formules in overweging kunnen nemen wat de aard van de voertuigen betreft, b.v. alleen voertuigen boven een bepaalde tonnenmaat, alle voertuigen, enz.

Krachtens de algemene bepalingen van het verkeersreglement kan het voor de wegbeheerder handig zijn gebruik te maken van signalisatie met zonale geldigheid, d.w.z. een zonebord dat in de ganse afgebakende zone van toepassing is. Tevens is dynamische signalisatie via elektronische bebording denkbaar.

IV. Doorstroming georganiseerd woon-werkverkeer bevorderen Zowel de bijzondere overrijdbare bedding die voorbehouden is voor voertuigen van geregelde diensten voor gemeenschappelijk vervoer, als de rijstrook die voor hetzelfde vervoer gereserveerd is (in de omgangstaal vaak « bus-trambaan » en « busstrook » genoemd), kunnen toegankelijk worden gemaakt voor voertuigen die bestemd zijn voor woon-werkverkeer.

Het gaat om voertuigen, behorend tot de categorieën M2 en M3, nl. voertuigen voor personenvervoer met een capaciteit van meer dan acht zitplaatsen, de bestuurder niet meegerekend en met een maximale toegelaten massa van ten hoogste vijf ton (M2) of meer dan vijf ton (M3).

Die voertuigen moeten duidelijk zichtbaar over een speciaal bordje beschikken wanneer ze één van die weggedeelten gebruiken.

De toegang tot deze bijzondere weggedeelten moet dan telkens gesymboliseerd zijn op de respectieve aanwijzigingsborden F17 en F18 van het algemeen verkeersreglement.

V. De gewone overtredingen Voornoemd koninklijk besluit van 22 december 2003 is in werking getreden op 1 maart 2004. Al vlug is gebleken dat terugbetalend element van de sanctie die bepaalde overtredingen opgenomen in de zware overtredingen van de eerste graad begeleiden, zijn rol van organisatie van het leven in gemeenschap niet vervult. Dit deel wordt als disproportioneel beschouwd in verhouding tot de bedoelde strafbaarstellingen.

Het betreft volgende drie categorieën van overtredingen : - Hebben gereden met een voertuig voor gehandicapte personen, een fiets of een gekoppeld voertuig zonder verlichting aan de voorzijde of de achterzijde wanneer het gebruik van de lichten verplicht was; - Bepaalde parkeerovertredingen sensu lato, die geen bijzondere hinder of gevaar veroorzaken; - Het kentekenbewijs niet aan boord van het voertuig hebben en de kentekenplaat niet terugsturen binnen de opgelegde termijnen.

De Regering heeft op de Ministerraad van 20 en 21 maart 2004 te Oostende beslist deze overtredingen opnieuw als gewone overtredingen te beschouwen.

Deze wijziging van voornoemd koninklijk besluit moet zo vlug als mogelijk aangenomen worden teneinde de termijn waarbinnen deze overtredingen verschillend behandeld worden, maximaal in te korten. De hoogdringendheid is gerechtvaardigd vanuit de noodzaak de rechtsonderhorigen rechtszekerheid te waarborgen.

Artikelsgewijze commentaar

Artikel 1.Dit artikel introduceert twee nieuwe termen in het verkeersreglement. De definitie van een verblijfsgebied is kwalitatief en impliceert een politieke keuze die de belangen van de niet-gemotoriseerde weggebruikers hoger stelt dan die van de gemotoriseerde weggebruikers. Deze keuze kan formeel bevestigd worden door het zone 30-statuut of zelfs het (woon)erfstatuut.

Het advies van de Raad van State over het vervangen van de term « fonction de séjour » door de term « fonction d'habitat » werd niet gevolgd. Daarentegen leidde zijn opmerking over het gebrek aan samenhang, teweeggebracht door het gebruik van twee verschillende uitdrukkingen in artikel 2.48, tot de vervanging van de term « fonction d'habitat » door de term « fonction de séjour ». De term « fonction de séjour » heeft betrekking op alle vormen van niet-gemotoriseerde activiteiten in een straat, zoals bijvoorbeeld lopen, fietsen, stilstaan voor een gesprek. Terwijl de term « fonction d'habitat » eerder betrekking heeft op het wonen in de straat.

Het gaat verder om de term « vakantiezone ». Met deze termen worden de plekken bedoeld waarin een groot aantal vakantiegangers tijdelijk verblijven. Deze toestroom van vakantiegangers heeft een verhoging van het aantal zwakke weggebruikers op de openbare weg tot gevolg. Door het afbakenen van dergelijke zones kan de wegbeheerder tevens inspelen op tijdelijke situaties en worden de zachte weggebruikers beter beschermd.

Art. 2.Dit artikel wijzigt artikel 9.3 van de huidige tekst door een nieuwe bepaling te introduceren waardoor motorrijders een volwaardige plaats op de rijbaan toegewezen krijgen.

Deze introductie beoogt een einde te maken aan de onzekerheid en onveiligheid gerelateerd aan de plaats op de rijbaan van die weggebruikers.

Vroeger waren ze immers verplicht zo dicht mogelijk bij de rechterrand van de rijbaan te blijven, wat dikwijls aanleiding gaf tot gevaarlijke situaties, in het bijzonder bij het inhalen van motorrijders.

Voorts brengt deze wijziging met zich mee dat motorrijders beter opgemerkt worden in het verkeer.

Art. 3.Dit artikel heft de verwijzing naar het koninklijk besluit van 9 oktober 1998 in artikel 22quater, betreft zones met snelheidsbeperking tot 30 km per uur, op. Het koninklijk besluit van 9 oktober 1998 wordt immers in artikel 11 van het onderhavig koninklijk besluit opgeheven met als doel de vereisten voor het instellen van een zone 30 tot een strikt minimum te herleiden. Deze minimale voorwaarden zijn vastgelegd in het ministerieel besluit waarbij de minimumafmetingen en de bijzondere plaatsingsvoorwaarden van de verkeerstekens worden bepaald.

Art. 4.Dit artikel voert de nieuwe verkeersborden in die geplaatst kunnen worden in het kader van een gebruiksverbod van de cruise control of kruissnelheidsregelaar. De wegbeheerders krijgen hiermee de mogelijkheid om, tijdelijk of op oordeelkundig gekozen plaatsen, een dergelijke verbodsbepaling op te leggen.

Art. 5.In de rijstrook die luidens artikel 72.5 van het verkeersreglement voorbehouden is voor het gemeenschappelijk vervoer en voor voertuigen bestemd voor het ophalen van leerlingen mogen bepaalde andere voertuigen rijden, bv. de prioritaire voertuigen; ook taxi's en fietsers mogen die rijstrook volgen wanneer de signalisatie het vermeldt.

Voortaan mogen ook voertuigen bestemd voor woon-werkverkeer, behorend tot de categorie M2 of M3, van de busstrook gebruik maken op voorwaarde dat de signalisatie dit toestaat.

Art. 6.Naar analogie met de busstroken mogen de voertuigen bestemd voor woon-werkverkeer, behorend tot de categorie M2 of M3, van de bijzonder overrijdbare bedding gebruik maken op voorwaarde dat de signalisatie dit toestaat.

Art. 7.Dit artikel wijzigt het eerste artikel van het koninklijk besluit van 22 december 2003 tot aanwijzing van de zware overtredingen per graad van de algemene reglementen genomen ter uitvoering van de wet betreffende de politie over het wegverkeer. Het beoogt de precisering van de draagwijdte van de teksten opgenomen bij de verwijzing naar het artikel bij de algemene reglementen genomen ter uitvoering van de wet betreffende de politie over het wegverkeer, ook toe te passen op artikel 2.1.7°, eerste en vierde streepjes.

Art. 8.Dit artikel brengt wijzigingen aan artikel 2 van voornoemd koninklijk besluit. - Het betreft een zuiver technische verbetering van de verwijzing naar het bedoeld artikel; - Deze wijziging voegt een bijkomend constitutief element toe opdat stilstaan- en parkeerovertredingen op een trottoir, op een verhoogde berm binnen de bebouwde kommen en op de fietspaden zouden beschouwd worden als zware overtredingen van de eerste graad. Wanneer dit element niet aanwezig is, blijft de overtreding een gewone inbreuk; - Het betreft een louter technische wijziging; - Deze bepaling wijzigt de aard van de parkeerovertreding op de rijbaan op merr dan 3 meter en minder dan 5 meter vóór oversteekplaatsen voor voetgangers, oversteekplaatsen voor fietsers en bestuurders van tweewielige bromfietsen. Deze overtreding wordt terug een gewone overtreding; - De vermelding van het artikel wordt gewijzigd om rekening te houden met wijzigingen doorgevoerd door de « straatcode », het koninklijk besluit van 4 april 2003 tot wijziging van het koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer; - Overeenkomstig voorgaande wijziging met vermelding van het artikel, wordt een streepje met tekst ingelast; - De eerste schrapping is het gevolg van de twee voorgaande wijzigingen. Met de tweede schrapping wijzigen we de aard van de overtreding van het rijden met een voertuig voor gehandicapte personen, een fiets of een gekoppeld voertuig zonder verlichting aan de voorzijde of de achterzijde wanneer het gebruik van de lichten verplicht was. Deze overtreding wordt terug een gewone inbreuk; - Deze bepaling wijzigt de aard van de overtreding zich op een oversteekplaats voor voetgangers hebben begeven en daar tot stilstand zijn gekomen, als gevolg van een verkeersbelemmering in de gevolgde richting. Deze overtreding wordt terug een gewone inbreuk; - Deze bepaling wijzigt de aard van de overtreding het kentekenbewijs niet aan boord van het voertuig te hebben en de kentekenplaat niet binnen de opgelegde termijnen te hebben teruggestuurd. Deze overtredingen worden terug gewone inbreuken; - Deze bepaling is de tegenhanger van voorgaande aanpassing voor wat betreft de inschrijving van de commerciële platen voor motorvoertuigen en aanhangwagens; - Het betreft een louter technische wijziging.

Art. 9 en 10. Deze wijzigingen zijn van louter technische aard.

Art. 11.Dit artikel heft het koninklijk besluit van 9 oktober 1998, tot bepaling van de vereisten voor het instellen van zones met een snelheidsbeperking van 30 km per uur, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 14 mei 2002, op. De vereisten voor het instellen van een zone 30, beperkt tot een strikt minimum, zijn opgenomen in het ministerieel besluit waarbij de minimumafmetingen en de bijzondere plaatsingsvoorwaarden van de verkeerstekens worden bepaald.

Art. 12.Bepaalt de datum van de inwerkingtreding, te weten onmiddellijk.

Wij hebben de eer te zijn, Sire, Van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en trouwe dienaren.

De Minister van Justitie, Mevr. L. ONKELINX De Minister van Binnenlandse Zaken, P. DEWAEL De Minister van Mobiliteit, B. ANCIAUX

26 APRIL 2004. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 22 december 2003 tot aanwijzing van de zware overtredingen per graad van de algemene reglementen genomen ter uitvoering van de wet betreffende de politie over het wegverkeer en koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet betreffende de politie over het wegverkeer, gecoördineerd op 16 maart 1968, inzonderheid op artikel 29, gewijzigd bij de wetten van 9 juni 1975 en van 7 februari 2003;

Gelet op het koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 27 april 1976, 8 december 1977, 23 juni 1978, 8 juni 1979, 14 december 1979, 15 april 1980, 25 november 1980, 11 mei 1982, 8 april 1983, 21 december 1983, 1 juni 1984, 18 oktober 1984, 25 maart 1987, 17 september 1988, 22 mei 1989, 20 juli 1990, 28 januari 1991, 1 februari 1991, 18 maart 1991, 18 september 1991, 14 maart 1996, 29 mei 1996, 11 maart 1997, 16 juli 1997, 23 maart 1998, 9 oktober 1998, 15 december 1998, 7 mei 1999, 24 juni 2000, 17 oktober 2001, 14 mei 2002, 5 september 2002, 21 oktober 2002, 18 december 2002 en 4 april 2003;

Gelet op het koninklijk besluit van 22 december 2003 tot aanwijzing van de zware overtredingen per graad van de algemene reglementen genomen ter uitvoering van de wet betreffende de politie over het wegverkeer;

Gelet op het koninklijk besluit van 9 oktober 1998 tot bepaling van de vereisten voor het instellen van zones met een snelheidsbeperking tot 30 km per uur, gewijzigd bij koninklijk besluit van 14 mei 2002;

Overwegende dat de Gewestregeringen zijn betrokken bij het ontwerpen van dit besluit;

Gelet op de adviezen van de Inspectie van Financiën gegeven op 18 maart 2004 en op 1 april 2004;

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting van 1 april 2004;

Gelet op de hoogdringendheid die wordt gerechtvaardigd door de noodzaak om de verkeersveiligheidsdoelstellingen van de wetgever en de Regering ten uitvoer te leggen, wordt aan de Raad van State een advies binnen vijf dagen gevraagd.

De hoogdringendheid wordt ook gerechtvaardigd door de wil van de regering om het aantal doden en gewonden op onze wegen drastisch te verminderen. In vergelijking met andere Europese landen vertoont België immers een van de slechtste scores inzake verkeersveiligheidsindicatoren, en dit inzonderheid in termen van mortaliteit. Er moet snel worden opgetreden om de doelstellingen te halen die de Regering zichzelf heeft opgelegd in het kader van de Staten-Generaal voor de Verkeersveiligheid en om zich zo snel mogelijk aan te passen aan de modellanden op dit gebied. Ter herinnering : België heeft zich ertoe verbonden het aantal doden en gewonden op zijn wegen tegen 2006 met 33% te verminderen.

Het voornaamste middel om deze doelstelling te bereiken is het beïnvloeden van het gedrag van de bestuurders. Dus blijft de regering een reeks maatregelen doorvoeren om dit middel ten uitvoer te brengen.

Er werd namelijk besloten op de Ministerraad van 20 en 21 maart 2004 om de automobilisten in schoolomgevingen en op plaatsen drukbezocht door vakantiegangers, te sensibiliseren. De schoolomgevingen zullen eveneens een betere veiligheid genieten door ze de mogelijkheid te geven om er een zone 30 in te richten.

De regering acht het noodzakelijk om de zones 30 te veralgemenen in schoolomgevingen. Daartoe moeten de wegbeheerders zones 30 oprichten rond iedere school voor het begin van schooljaar 2005.

De Regering wenst de wegbeheerders in staat te stellen om te beschikken over alle noodzakelijke middelen om hun acties beter te kunnen uitvoeren in functie van de omstandigheden. Zo zullen ze in functie van de seizoenen de snelheid kunnen aanpassen in zones die dichtbevolkt zijn met vakantiegangers. De mobiliteits- en verkeersveiligheidsproblemen die optreden bij wegenwerken zullen kunnen vermeden worden door het verbod op het gebruik van de cruise control of door de mogelijkheid te bieden aan de voertuigen die zich verplaatsen van thuis naar het werk om speciale verkeersstroken te gebruiken.

De hoogdringendheid rechtvaardigt zich eveneens door de noodzakelijkheid voor de volgende gewestelijke regeringen om hun beleid op vlak van wegbeheer voor te bereiden.

Opdat alle doorgevoerde maatregelen het verhoopte resultaat zouden bereiken, kunnen de middelen niet bovenmaats zijn. Welnu, de Regering heeft op de Ministerraad van 20 en 21 maart vastgesteld dat sommige maatregelen die in werking getreden zijn op 1 maart 2004 hun rol van maatschappelijke structurering niet vervulden, omdat ze door de bevolking ervaren worden als onredelijk. Er werd bijgevolg besloten om enkele maatregelen te wijzigen. Het gaat om 3 types overtredingen, ondergebracht in de categorie van de zware overtredingen van de eerste graad. Het komt erop neer om hen terug in de categorie van de gewone overtredingen onder te brengen.

De hoogdringendheid kan worden verklaard o.m. door het feit dat het koninklijk besluit van 22 december 2003 tot aanwijzing van bepaalde overtredingen als zware overtredingen op 1 maart 2004 in werking is getreden. De herkwalificatie van drie van deze overtredingen in gewone overtredingen moet zo snel mogelijk worden aangenomen om de periode waarin deze overtredingen anders worden behandeld zo kort mogelijk te houden;

Gelet op de hoogdringendheid die wordt gerechtvaardigd door de noodzaak om de rechtszekerheid aan de burger te waarborgen;

Gelet op advies 36.950/4 van de Raad van State, gegeven op 19 april 2004, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Minister van Justitie, van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en van Onze Minister van Mobiliteit, en op advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.In artikel 2 van het koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 23 juni 1978, 20 juli 1990, 18 september 1991, 9 oktober 1998, 14 mei 2002 en 4 april 2003 worden de artikelen 2.48 en 2.49, die als volgt luiden, toegevoegd : « 2.48. « Verblijfsgebied », gebied bestaande uit een of meer straten waarin de verblijfsfunctie door de wegbeheerder belangrijker gesteld wordt dan de verkeersfunctie. « Verblijfsfunctie » is de rol die een straat of een weg speelt als drager voor niet gemotoriseerde verplaatsingen en activiteiten. « Verkeersfunctie » is de rol die een straat of een weg speelt als drager voor gemotoriseerde verplaatsingen. » « 2.49. « Vakantiezone », zone waarin tijdelijk veel vakantiegangers verblijven en waarbinnen veel voetgangers en fietsers op de openbare weg, en zelfs meer bepaald op de rijbaan, aanwezig kunnen zijn.

Deze zone omvat één of meer openbare wegen of gedeelten ervan, die afgebakend zijn met het verkeersbord F 4a en F4b indien het om een zone binnen de bebouwde kom gaat, of met het verkeersbord zonale C43 met de vermelding 50 of zonale C43 met de vermelding 70 indien het om een zone buiten de bebouwde kom gaat, gecombineerd met het verkeersbord A51 voorzien van een onderbord met de vermelding « vakantiezone ». »

Art. 2.In artikel 9.3 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij koninklijk besluit van 4 april 2003, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° Artikel 9.3 wordt artikel 9.3.1. 2° Een artikel 9.3.2 wordt toegevoegd, dat als volgt luidt : « 9.3.2. In afwijking van de verplichting zo dicht mogelijk bij de rechterrand van de rijbaan te blijven, bedoeld in 9.3.1, mag de bestuurder van een motorfiets op een rijbaan die niet verdeeld is in rijstroken zich over de ganse breedte begeven voor zover deze slechts opengesteld is in zijn rijrichting en op de helft van de breedte langs de rechterzijde indien de rijbaan opengesteld is in beide rijrichtingen.

Het is het geheel van het voertuig, de bestuurder, de passagier en de lading die in aanmerking moeten worden genomen om de plaats van de motorfietser te bepalen.

De rijbewegingen door de bestuurder van een motorfiets uitgevoerd op het gedeelte van de rijbaan dat hij mag innemen, worden niet als manoeuvres zoals bedoeld in artikel 12.4 beschouwd en vereisen geen gebruik van de richtingaanwijzers. De bestuurder mag echter niet de inhaalbewegingen hinderen waarmee achterliggers begonnen zijn. ».

Art. 3.In artikel 22quater van hetzelfde besluit, ingevoegd bij koninklijk besluit van 17 september 1988, wordt het tweede lid opgeheven.

Art. 4.In artikel 68 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 25 november 1980, 20 juli 1990, 18 september 1991, 18 december 2002 en 4 april 2003, worden de verkeersborden C48 en C49, toegevoegd : « C48 Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Vanaf het verkeersbord tot het volgend kruispunt, verbod de cruise control of kruissnelheidsregelaar te gebruiken.

Een opschrift op een onderbord beperkt het verbod tot de bestuurders van voertuigen waarvan de maximale toegelaten massa hoger is dan de aangeduide massa.

C49 Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Einde van het verbod opgelegd door het verkeersbord C48. ».

Art. 5.In artikel 72.5 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij koninklijk besluit van 14 mei 2002, worden de volgende leden ingevoegd tussen het vierde en het vijfde lid : « De voertuigen bestemd voor het woon-werkverkeer die gesignaleerd zijn door het bord hierna afgebeeld en behorend tot de categorieën M2 en M3, bedoeld in het technisch reglement van de auto's, mogen deze rijstrook volgen wanneer het verkeersbord F17 aangevuld is met een gelijksoortig symbool. In dat geval mag het symbool eveneens op de rijstrook aangebracht worden.

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Dit bord op het voertuig heeft een zijde van ten minste 0,40 m; de achtergrond ervan moet van retro-reflecterende producten voorzien zijn.

Dit bord moet goed zichtbaar op het linkergedeelte vooraan en achteraan op het voertuig aangebracht zijn; het moet verwijderd of afgedekt worden wanneer het voertuig niet gebruikt wordt voor woon-werkverkeer. ».

Art. 6.In artikel 72.6 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 16 juli 1997 en 14 mei 2002, worden het volgende lid ingevoegd tussen het vierde en het vijfde lid : « Wanneer de in 72.5, vijfde lid, bedoelde voertuigen bestemd voor woon-werkverkeer deze bedding mogen volgen, wordt het verkeersbord F18 aangevuld met het symbool vermeld in die bepaling. ».

Art. 7.In artikel 1 van het koninklijk besluit van 22 december 2003 tot aanwijzing van de zware overtredingen per graad van de algemene reglementen genomen ter uitvoering van de wet betreffende de politie over het wegverkeer, wordt de verwijzing « 2.1.7°, eerste en vierde streepjes, » ingelast tussen de verwijzingen « 2.1.1°, » en « 3.1.1°, ».

Art. 8.In artikel 2 van hetzelfde besluit worden volgende wijzigingen aangebracht : - In punt 1, 7° wordt de referentie naar artikel « 24.1° à/tot 10° » vervangen door de referentie naar artikel « 24.1° à/tot 6° »; - Punt 1, 7°, eerste streepje wordt aangevuld als volgt : « alsook op de fietspaden, wanneer dit stilstaan of dit parkeren de gebruikers van die trottoirs, verhoogde bermen of fietspaden verplicht de rijbaan te gebruiken »; - In punt 1, 7° vervalt het tweede streepje; - In punt 1, 7°, onder het vierde streepje, worden de woorden « 5 meter » vervangen door de woorden « 3 meter »; - In punt 1, 8° wordt de referentie « 14° » ingelast tussen de referenties « 7°, » en « 5 »; - In punt 1, 8° wordt volgend streepje toegevoegd : « - op een parkeerplaats voorbehouden voor een persoon met een handicap zonder de speciale kaart op de binnenkant van de voorruit of, als er geen voorruit is, op het voorste gedeelte van het voertuig geplaatst te hebben. »; - In punt 1 worden 9° en 10° geschrapt; - In punt 1wordt 11° geschrapt; - Punt 2 wordt geschrapt; - In punt 3, dat punt 2 wordt, worden 5° tot en met 7° geschrapt; - Punt 4 wordt punt 3.

Art. 9.In artikel 3, punt 1, 5° van hetzelfde besluit, wordt de referentie naar artikel « 16.3 » aangevuld met de woorden « , al.2/ lid 2 ».

Art. 10.In artikel 4 van hetzelfde besluit worden volgende wijzigingen aangebracht : - In punt 1, 2° wordt de referentie naar artikel « 4.3. » vervangen door de referentie naar artikel « 4.4. »; - In punt 1, 3° wordt de referentie naar artikel « 16.3. » aangevuld met de woorden « ,al. 1er/ lid 1 ».

Art. 11.Het koninklijk besluit van 9 oktober 1998 tot bepaling van de vereisten voor het instellen van zones met een snelheidsbeperking van 30 km per uur, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 14 mei 2002 wordt opgeheven.

Art. 12.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Art. 13.Onze Minister van Justitie, Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Onze Minister van Mobiliteit zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 26 april 2004.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Justitie, Mevr. L. ONKELINX De Minister van Binnenlandse Zaken, P. DEWAEL De Minister van Mobiliteit, B. ANCIAUX

^