Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 26 april 1999
gepubliceerd op 31 juli 1999

Koninklijk besluit houdende oprichting van een Commissie voor de coördinatie van het antibioticabeleid

bron
ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu
numac
1999022485
pub.
31/07/1999
prom.
26/04/1999
ELI
eli/besluit/1999/04/26/1999022485/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

26 APRIL 1999. - Koninklijk besluit houdende oprichting van een Commissie voor de coördinatie van het antibioticabeleid


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de Gecoördineerde Grondwet van 17 februari 1994, inzonderheid op de artikelen 37 en 107;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen bij de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende dat uit recente studies en informatie afkomstig uit binnen- en buitenland, is gebleken dat de resistentie tegen antibiotica op korte tijd aanzienlijk is toegenomen, wat nu reeds een reëel risico inhoudt voor de volksgezondheid en onvermijdelijk ook aanzienlijke bijkomende kosten voor deze sector veroorzaakt; dat uit deze recente studies en initiatieven op internationaal niveau (o.m. « The Copenhagen Recommendations, Report from the EU Conference », « The Microbial Threat », september 1998) werd geconcludeerd dat een globale en geïntegreerde aanpak van de problematiek, met name zowel in de humane geneeskunde, de dierengeneeskunde als de landbouw, onontbeerlijk is; dat terzake kan worden verwezen naar het advies van het Economisch en Sociaal Comité van de Europese Gemeenschappen over het onderwerp « Antibioticaresistentie, een gevaar voor de volksgezondheid » (98/C 407/02) inzake ondermeer het gebruiken van antibiotica aan mens en dier, de controle op het gebruik van antibiotica, de evaluatie en het onderzoek met betrekking tot de resistentie tegen antibiotica, evenals de controle van de infecties binnen en buiten de ziekenhuizen; dat de uitvoering hiervan dient te worden gecoördineerd op basis van een globaal antibioticabeleid; dat, als instrument hiertoe, de oprichting van een Commissie voor de coördinatie van het antibioticabeleid dringend noodzakelijk is;

Op de voordracht van Onze Minister van Volksgezondheid en Pensioenen en van Onze Minister van Landbouw en de Kleine en Middelgrote Ondernemingen, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Bij het Ministerie van Sociale Zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu, wordt een Commissie voor de coördinatie van het antibioticabeleid opgericht, hierna « de Commissie » genoemd.

Art. 2.De Commissie is bevoegd voor : 1° het verzamelen en ordenen van alle beschikbare informatie met betrekking tot het antiobioticagebruik en de resistentie tegen antibiotica;2° het publiceren van rapporten in verband met : a) de evolutie van de resistentie tegen antibiotica;b) het gebruik van antibiotica in de diverse ecosystemen in België;3° het voorlichten en het sensibiliseren met betrekking tot : a) de evolutie van resistentie tegen antibiotica;b) de mogelijke risico's van onoordeelkundig gebruik van antibiotica;4° het uitbrengen van aanbevelingen in verband met : a) de detectie en de opvolging van resistentie tegen antibiotica bij micro-organismen die pathogeen zijn voor mens en dier en bij bacteriën die behoren tot hun normale flora;b) het gebruik van antibiotica met een vergelijkbaar werkings- en/of resistentiemechanisme en dit in de diverse ecosystemen;c) indicaties voor profylactisch en therapeutisch gebruik van antibiotica, en dit zowel in de humane geneeskunde als de diergeneeskunde;d) de evaluatie en de opvolging van antibioticagebruik bij mens en dier;e) de toepassing van internationale aanbevelingen rond het gebruik van antibiotica bij mens en dier;5° het uitbrengen van aanbevelingen voor verder onderzoek met betrekking tot : a) de ontwikkeling van resistentie tegen antibiotica;b) de overdracht van resistentie tussen bacteriën en tussen verschillende ecosystemen.

Art. 3.De Commissie is samengesteld uit : 1° de Directeur-generaal van het Bestuur van de Gezondheidszorgen van het Ministerie van Sociale Zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu, of zijn afgevaardigde;2° twee vertegenwoordigers van de Algemene Farmaceutische Inspectie van het Ministerie van Sociale Zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu;3° twee vertegenwoordigers van het Ministerie van Landbouw, en Kleine en Middelgrote Ondernemingen;4° een arts, vertegenwoordiger van de dienst voor Geneeskundige Verzorging van het Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering;5° een arts, vertegenwoordiger van de Afdeling Epidemiologie van het Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid - Louis Pasteur;6° een dierenarts, vertegenwoordiger van het Instituut voor Veterinaire Keuring;7° een dierenarts, vertegenwoordiger van het Centrum voor Onderzoek in Diergeneeskunde en Agrochemie;8° een vertegenwoordiger van de Hoge Gezondheidsraad;9° een vertegenwoordiger van het Comité voor de Evaluatie van de Medische Praktijk inzake Geneesmiddelen;10° een vertegenwoordiger van de Doorzichtigheidscommissie;11° twee vertegenwoordigers van de Geneesmiddelencommissie, waaronder respectievelijk een vertegenwoordiger van de Kamer voor de Humane Geneesmiddelen en van de Kamer voor de Diergeneesmiddelen;12° twee vertegenwoordigers van het Belgisch Centrum voor Farmacotherapeutische Informatie, respectievelijk één vertegenwoordiger met een deskundigheid inzake dierengeneesmiddelen en inzake de humane geneesmiddelen;13° een lid van het Wetenschappelijk Comité voor Onafhankelijke Informatie over Geneesmiddelen;14° een arts, voorgedragen door de Minister die de Volksgezondheid onder zijn bevoegdheid heeft;15° een dierenarts, voorgedragen door de Minister die de landbouw onder zijn bevoegdheid heeft;16° acht leden, hetzij artsen, apothekers of dierenartsen, welke een bijzondere ervaring of erkende deskundigheid hebben in hetzij de microbiologie, hetzij het beleid inzake antibiotica, hetzij de evaluatie van het geneesmiddelenverbruik. Van de leden, bedoeld in het eerste lid, 16°, het eerste lid, 16°, behoren ten minste twee tot een universitaire faculteit voor humane geneeskunde en twee tot een universitaire faculteit voor dierengeneeskunde met volledig leerplan.

Alle leden bedoeld in het eerste lid, worden door Ons benoemd, voor een periode van zes jaar, op voorstel van de Minister die de Volksgezondheid onder zijn bevoegdheid heeft en van de Minister die de Landbouw onder zijn bevoegdheid heeft, hierna « de Ministers » genoemd.

Het lid bedoeld in artikel 3, eerste lid, 1°, is de voorzitter van de Commissie en zit tevens de vergaderingen van het Bureau, bedoeld in artikel 4, voor.

Art. 4.Het Bureau van de Commissie is samengesteld uit; a) de voorzitter van de Commissie;b) de secretaris van de Commissie;c) vier leden van de Commissie, bedoeld in artikel 3, waaronder twee artsen en twee dierenartsen, die hiertoe worden aangewezen door de Ministers. De vier leden, bedoeld in punt c) van het eerste lid, nemen ieder bij beurtrol gedurende achttien maanden het ondervoorzitterschap van de Commissie waar.

Het Bureau bekrachtigt alle rapporten en aanbevelingen, bedoeld in artikel 2, evenals de oprichting en de taakomschrijvingen van de werkgroepen bedoeld in artikel 5.

Art. 5.De Commissie kan in haar schoot met betrekking tot bepaalde thema's werkgroepen ad hoc oprichten en bepaalt de samenstelling ervan.

Art. 6.De Commissie kan voor de werkzaamheden van de werkgroepen beroep doen op deskundigen die zij aanwijst.

Art. 7.De Commissie bepaalt haar werkingsregelen in een huishoudelijk reglement, dat door de Ministers dient te worden goedgekeurd.

Art. 8.De Commissie en het Bureau worden bijgestaan door een secretaris.

De in het eerste lid bedoelde secretaris is een arts die wordt aangewezen door de Minister die de Volksgezondheid onder zijn bevoegdheid heeft.

Art. 9.Onze Minister van Voksgezondheid en Pensioenen en Onze Minister van Landbouw, en de Kleine en Middelgrote Ondernemingen zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 26 april 1999.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Voksgezondheid en Pensioenen, M. COLLA De Minister van Landbouw en Kleine en Middelgrote Ondernemingen, K. PINXTEN

^