gepubliceerd op 11 oktober 2002
Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 3 december 1976 betreffende de voorwaarden voor de goedkeuring en de montage waaraan achteruitkijkspiegels voor auto's moeten voldoen
25 SEPTEMBER 2002. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 3 december 1976 betreffende de voorwaarden voor de goedkeuring en de montage waaraan achteruitkijkspiegels voor auto's moeten voldoen
VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 15 maart 1968, houdende algemeen reglement op de technische eisen waaraan de auto's, hun aanhangwagens, hun onderdelen en hun veiligheidstoebehoren moeten voldoen, dat gelijktijdig ter handtekening wordt voorgelegd, verplicht de montage van inrichtingen voor indirect zicht op voertuigen behorende tot de categorieën N2, N3 en M3.
Voor het vastleggen van de goedkeuringsprocedures en montagevoorschriften voor deze inrichtingen is een wijziging nodig van het koninklijk besluit van 3 december 1976 betreffende de voorwaarden voor de goedkeuring en de montage waaraan achteruitkijkspiegels voor auto's moeten voldoen.
In de voorgelegde ontwerptekst werd gevolg gegeven aan alle bemerkingen van de Raad van State, geformuleerd in zijn advies van 31 juli 2002.
Reeds geldende procedures werden uitgebreid en waar nodig aangepast.
Tevens werden, op vraag van de Raad van State, objectieve regels opgesteld voor de erkenning van de instellingen belast met de goedkeuringsproeven van deze inrichtingen voor indirect zicht en van hun montage. De aanwijzing van de erkende instellingen zal gebeuren door de minister of zijn gemachtigde.
Tot slot werden een aantal aanpassingen doorgevoerd ingevolge gewijzigde benamingen.
Ik heb de eer te zijn, Sire, van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige, en zeer getrouwe dienares, De Minister van Mobiliteit en Vervoer, Mevr. I. DURANT. ADVIES 33.713/2/V 33.714/2/V 33.715/2/V VAN DE AFDELING WETGEVING VAN DE RAAD VAN STATE De Raad van State, afdeling wetgeving, tweede vakantiekamer, op 24 juni 2002 door de Vice-Eerste Minister en Minister van Mobiliteit en Vervoer verzocht haar, binnen een termijn van ten hoogste een maand, van advies te dienen over : 1° een ontwerp van koninklijk besluit "tot wijziging van het koninklijk besluit van 15 maart 1968 houdende algemeen reglement op de technische eisen waaraan de auto's, hun aanhangwagens, hun onderdelen en hun veiligheidstoebehoren moeten voldoen" (33.713/2/V); 2° een ontwerp van koninklijk besluit "tot wijziging van het koninklijk besluit van 15 maart 1968 houdende algemeen reglement op de technische eisen waaraan de auto's, hun aanhangwagens, hun onderdelen en hun veiligheidstoebehoren moeten voldoen" (33.714/2/V); 3° een ontwerp van koninklijk besluit "tot wijziging van het koninklijk besluit van 3 december 1976 betreffende de voorwaarden voor de goedkeuring en de montage waaraan achteruitkijkspiegels voor auto's moeten voldoen" (33.715/2/V), heeft op 31 juli 2002 het volgende advies gegeven : Opmerkingen over ontwerp 33.713/2/V 1. Artikel 1 heeft tot doel artikel 43, § 4, eerste lid, van het koninklijk besluit van 15 maart 1968 "houdende algemeen reglement op de technische eisen waaraan de auto's, hun aanhangwagens, hun onderdelen en hun veiligheidstoebehoren moeten voldoen" te wijzigen. Deze paragraaf 4 wordt evenwel met name ingevoegd bij artikel 2 van een tweede aan de afdeling wetgeving van de Raad van State voorgelegd ontwerp van koninklijk besluit "tot wijziging van het koninklijk besluit van 15 maart 1968 houdende algemeen reglement op de technische eisen waaraan de auto's, hun aanhangwagens, hun onderdelen en hun veiligheidstoebehoren moeten voldoen", waarover heden advies nummer 33.714/2/V uitgebracht is.
Een dergelijke werkwijze past niet. In ontwerp 33.714/2/V moet het ontworpen artikel 43, § 4, aldus worden geredigeerd dat de woorden "categorieën N2 en N3" worden vervangen door de woorden "categorieën N2, N3 en M3". 2. Artikel 2 strekt ertoe in bijlage 20 van het voormelde koninklijk besluit van 15 maart 1968 de tabel van punt 2.1.1. van hoofdstuk III te vervangen.
Deze bijlage 20 wordt evenwel met name ingevoegd bij artikel 4 van het tweede ontwerp van voormeld koninklijk besluit, dat onder het nummer 33.714/2/V om advies aan de afdeling wetgeving van de Raad van State is voorgelegd.
Zulk een werkwijze past niet. In ontwerp 33.714/2/V moet punt 2.1.1. van hoofdstuk III van de ontworpen bijlage 20 aldus worden geredigeerd dat daarin de tabel wordt vermeld die overeenstemt met de bedoelingen van de steller van het ontwerp.
De slotsom is dat van het ontworpen besluit moet worden afgezien en dat het moet worden samengevoegd met ontwerp 33.714/2/V. Opmerkingen over ontwerp 33.714/2/V Algemene opmerking De aandacht van de steller van het ontwerp wordt gevestigd op het bestaan van een voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad "betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake de typegoedkeuring van inrichtingen voor indirect zicht en van voertuigen met deze inrichtingen, tot wijziging van Richtlijn 70/156/EEG en tot intrekking en vervanging van Richtlijn 71/127/EEG".
Er dient te worden gewacht op de aanneming van deze richtlijn, opdat de Belgische regelgeving ermee, vanaf het begin, in overeenstemming kan zijn (1). Vooruitlopen op de toepassing van de nieuwe richtlijn kan bovendien een probleem doen rijzen ten aanzien van richtlijn 71/127/EEG van 1 maart 1971 "inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de Lid-Staten betreffende achteruitkijkspiegels van motorvoertuigen", waarvan de artikelen 3, lid 1, en 7, lid 1, het volgende bepalen : «
Art. 3.1. De Lid-Staten mogen het op de markt brengen van achteruitkijkspiegels, voorzien van het E.E.G.-goedkeuringsmerk, niet verbieden om redenen in verband met hun constructie of werking". «
Art. 7.1. Met ingang van 1 oktober 1985 mogen de Lid-Staten, om met de achteruitkijkspiegel verband houdende redenen : - noch voor een motorvoertuigtype de EEG-goedkeuring, onderscheidenlijk de afgifte van het in artikel 10, lid 1, derde streepje, van Richtlijn 70/156/EEG bedoelde document dan wel de afgifte van de nationale goedkeuring weigeren, - noch het voor de eerste maal in het verkeer brengen van voertuigen verbieden, indien de achteruitkijkspiegels van dit voertuigtype of van deze voertuigen aan de voorschriften van deze richtlijn voldoen. » (2).
Bijzondere opmerkingen Aanhef Derde lid Er is geen reden om te verwijzen naar het koninklijk besluit van 1 december 1975 "houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer". Het vormt niet de rechtsgrond van het ontwerp van besluit en wordt er niet door gewijzigd.
Dispositief Artikel 4 Het ontwerp voegt in het voormelde koninklijk besluit van 15 maart 1968 een bijlage 20 in, terwijl dat besluit thans maar vijftien bijlagen omvat.
Volgens de gemachtigde van de minister is dit daardoor te verklaren dat er een derde ontwerp van koninklijk besluit bestaat "tot wijziging van het koninklijk besluit van 15 maart 1968 houdende algemeen reglement op de technische eisen waaraan de auto's, hun aanhangwagens, hun onderdelen en hun veiligheidstoebehoren moeten voldoen". Artikel 30 van ontwerp, dat op 10 juli 2002 aan de Raad van State voorgelegd is, bepaalt het volgende : « Een bijlage 16, een bijlage 17, een bijlage 18 en een bijlage 19 conform de teksten in bijlage bij dit besluit, worden toegevoegd aan het koninklijk besluit van 15 maart 1968. » .
De twee ontwerpen dienen derhalve te worden samengevoegd, inzonderheid opdat de samenhang met de bijlagen bij het voornoemde koninklijk besluit van 15 maart 1968 behouden blijft.
Artikel 5 Er is geen reden om van de gebruikelijke regel betreffende de inwerkingtreding van koninklijke besluiten af te wijken.
Opmerkingen over ontwerp 33.715/2/V Algemene opmerking Het voormelde koninklijk besluit van 3 december 1976 heeft niet tot doel te bepalen voor welke voertuigen moet worden voldaan aan de voorschriften van de richtlijn van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 1 maart 1971 "inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de Lid-Staten betreffende achteruitkijkspiegels van motorvoertuigen" (71/127/EEG), noch voor welke voertuigen moet worden voldaan aan de nieuwe voorschriften van bijlage 20 van het koninklijk besluit van 15 maart 1968 "houdende algemeen reglement op de technische eisen waaraan de auto's, hun aanhangwagens, hun onderdelen en hun veiligheidstoebehoren moeten voldoen", waarvan de invoeging bepaald is bij het besluit waarover heden advies 33.714/2/V gegeven is. Deze preciseringen worden immers aangegeven in het voormelde koninklijk besluit zelf van 15 maart 1968. De strekking van het besluit van 3 december 1976 is beperkter, aangezien ze hoofdzakelijk beperkt is tot procedurekwesties.
Deze samenhang tussen de twee besluiten blijkt niet duidelijk genoeg uit artikel 1 van het voornoemde besluit van 3 december 1976, dat ter zake dient te worden aangevuld.
Bijzondere opmerkingen Aanhef Tweede lid Er is geen grond om te verwijzen naar het voormelde koninklijk besluit van 15 maart 1968, dat niet de rechtsgrond van het ontwerp van besluit vormt en er niet door wordt gewijzigd.
Vierde lid Er is geen reden om te verwijzen naar het koninklijk besluit van 1 december 1975 "houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer", dat geen rechtsgrond oplevert voor het ontwerp van besluit en er niet door wordt gewijzigd.
Dispositief Artikel 6 (ontworpen artikel 4) Het ontwerp van besluit mag de controle op de achteruitkijkspiegels en de zichtveldverbeterende systemen niet uitsluitend aan het Belgisch Instituut voor Verkeersveiligheid en de vennootschap AIB-Vinçotte International toevertrouwen.
Het ontwerp dient een objectieve regeling vast te stellen voor de erkenning van de personen die deze activiteit wensen uit te oefenen.
Dezelfde opmerking geldt voor artikel 13 (ontworpen artikel 11).
Artikel 16 (ontworpen artikel 14) De woorden "type van de achteruitkijkspiegel" dienen te worden aangevuld, opdat dat artikel eveneens betrekking heeft op de zichtveldverbeterende systemen.
Er wordt voorgesteld het eerste lid van het ontworpen artikel 14 volledig te herschrijven.
Artikel 18 Er is geen reden om van de gebruikelijke regel betreffende de inwerkingtreding van koninklijke besluiten af te wijken.
Slotopmerking Artikel 17 van het voornoemde koninklijk besluit van 3 december 1976 dient eveneens te worden aangepast, opdat rekening gehouden wordt met de invoering van de zichtveldverbeterende systemen.
Opmerkingen van taalkundige aard in verband met de Nederlandse tekst van ontwerp 33.715/2/V Artikel 1 Men schrijve "opschrift van het koninklijk besluit", en niet "titel".
Artikel 5 In het aanvullend lid van het ontworpen artikel 3, in fine, schrijve men "bepaald in hoofdstuk II, aanhangsel 3, punt 1, van bijlage 20 bij het voornoemde koninklijk besluit. » .
Artikel 6 In het ontworpen lid onder punt 3° verdient het aanbeveling "wordt uitgevoerd door" in plaats van "geschiedt door", "bepaald" in plaats van "voorzien", en "bijlage 20 bij" in plaats van "bijlage 20 aan" te schrijven; deze opmerkingen gelden tevens voor de rest van het ontwerp.
Artikel 7 In het aanvullend lid van het ontworpen artikel 5 schrijve men "zijn gemachtigde", en niet "zijn afgevaardigde", een opmerking die mutatis mutandis geldt voor de rest van het ontwerp.
Artikel 10 Het aanvullend lid van het ontworpen artikel 8 dient te worden geredigeerd als volgt : "De goedkeuring verleend voor een type van zichtveldverbeterend systeem kan door de Minister... of zijn gemachtigde worden ingetrokken in de gevallen bepaald in bijlage 20. » .
Artikel 11 In het ontworpen lid onder punt 1° schrijve men "ingevoegd" in plaats van "ingelast", en in het ontworpen lid onder punt 2° "beide" in plaats van "beiden".
Artikel 18 Het verdient aanbeveling de formule "... treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt" te bezigen.
De kamer was samengesteld uit : Mevr. M.-L. Willot-Thomas kamervoorzitter; de heer P. Liénardy en Mevr. C. Debroux staatsraden; de heer F. Delpérée assessor van de afdeling wetgeving;
Mevr. B. Vigneron, griffier.
De verslagen werden uitgebracht door de heer A. Lefebvre, auditeur. De nota's van het Coördinatiebureau werden opgesteld door Mevr. V. Franck, adjunct-auditeur en de heer Y. Chauffoureaux, adjunct-referendaris en toegelicht door laatstgenoemd.
De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst werd nagezien onder toezicht van de heer R. Andersen, voorzitter van de Raad van State.
De griffier, De voorzitter, B. Vigneron. M.-L. Willot-Thomas. _______ Nota's (1) De Raad van State stelt bij wijze van voorbeeld vast dat de tabel van punt 2.1.1. van hoofdstuk III van bijlage 20 niet overeenstemt met de tabel in punt 2.1.1. van bijlage III van het voorstel van richtlijn, inzonderheid doordat de voertuigen van de categorieën M1, M2 en N1 er niet in worden vermeld. Evenzo wordt in het ontwerp van besluit verwezen naar richtlijn 71/127/EEG, terwijl het voorstel van richtlijn voorziet in de intrekking ervan. (2) Zie eveneens artikel 2, lid 1, van de richtlijn van de Commissie van 16 mei 1988 "tot aanpassing aan de vooruitgang van de techniek van Richtlijn 71/127/EEG van de Raad inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de Lid-Staten betreffende achteruitkijkspiegels van motorvoertuigen" (88/321/EEG). 25 SEPTEMBER 2002. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 3 december 1976 betreffende de voorwaarden voor de goedkeuring en de montage waaraan achteruitkijkspiegels voor auto's moeten voldoen ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 21 juni 1985 betreffende de technische eisen waaraan elk voertuig voor vervoer te land, de onderdelen ervan, evenals het veiligheidstoebehoren moeten voldoen, inzonderheid op artikel 1, gewijzigd bij de wetten van 18 juli 1990, 5 april 1995, 4 augustus 1996 en 27 november 1996;
Gelet op het koninklijk besluit van 3 december 1976 betreffende de voorwaarden voor de goedkeuring en de montage waaraan achteruitkijkspiegels voor auto's moeten voldoen;
Overwegende dat er voldaan is aan de bepalingen van artikel 8 van de richtlijn 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften;
Gelet op het advies van de raadgevende commissie administratie-nijverheid gegeven op 27 februari 2002;
Gelet op de omstandigheid dat de gewestregeringen bij het ontwerpen van dit besluit betrokken zijn;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 24 juni 2002;
Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting van 6 december 2001;
Gelet op het besluit van de Ministerraad van 7 december 2001 over het verzoek aan de Raad van State om advies te geven binnen een termijn van één maand;
Gelet op advies 33.715/2/V van de Raad van State, gegeven op 31 juli 2002, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op voordracht van Onze Minister van Mobiliteit en Vervoer;
Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.In het opschrift van het koninklijk besluit van 3 december 1976 betreffende de voorwaarden voor de goedkeuring en de montage waaraan de achteruitkijkspiegels voor auto's moeten voldoen, wordt het woord « achteruitkijkspiegels » vervangen door de woorden « inrichtingen voor indirect zicht ».
Art. 2.In de artikelen 5, 7, 8, 13, 15, 16 en 19 van hetzelfde besluit worden de woorden « de Minister van Verkeerswezen » vervangen door de woorden « de Minister bevoegd voor het wegverkeer ».
Art. 3.Artikel 1 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : «
Artikel 1.De bepalingen van dit besluit zijn van toepassing voor de te volgen procedures voor de goedkeuring van de achteruitkijkspiegels en inrichtingen voor indirect zicht alsook voor de goedkeuring van voertuigen, wat betreft de montage van achteruitkijkspiegels en inrichtingen voor indirect zicht, zoals bepaald in artikel 43, §§ 3 en 4 van het koninklijk besluit van 15 maart 1968 houdende algemeen reglement op de technische eisen waaraan de auto's, hun aanhangwagens, hun onderdelen en hun veiligheidstoebehoren moeten voldoen, zoals laatst gewijzigd door het koninklijk besluit van 25 september 2002. ».
Art. 4.Artikel 2 van hetzelfde besluit wordt aangevuld met het volgende lid : « Ieder inrichting voor indirect zicht zoals bedoeld in artikel 43, § 4, eerste lid van het bovengenoemd besluit wordt goedgekeurd overeenkomstig de bijlage 16 bij dat besluit. ».
Art. 5.In artikel 3 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° Het eerste lid wordt vervangen als volgt : « De aanvraag om typegoedkeuring van een achteruitkijkspiegel of van een inrichting voor indirect zicht wordt door de fabrikant of zijn gemachtigde ingediend bij de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer, Directoraat-generaal Mobiliteit en Verkeersveiligheid, Directie Voertuigen, Wetstraat 155, 1040 Brussel.»; 2° In het tweede lid worden de woorden « Zij moet vergezeld zijn » vervangen door de woorden « De aanvraag om typegoedkeuring van een achteruitkijkspiegel is vergezeld »;3° Artikel 3 van hetzelfde besluit wordt aangevuld met het volgend lid : « De aanvraag om typegoedkeuring van een inrichting voor indirect zicht is vergezeld van de gegevens, de inlichtingen en het materieel zoals bepaald in hoofdstuk 1, punt 2, van bijlage 16 bij bovengenoemd besluit.».
Art. 6.Artikel 4 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : «
Art. 4.§ 1 De controle van de achteruitkijkspiegels en van de inrichtingen voor indirect zicht wordt uitgevoerd door de volgens § 2 aangewezen instellingen, tijdens goedkeuringsproeven die plaatsvinden in de omstandigheden en volgens de methoden bepaald in respectievelijk de bijlage II van bovengenoemde richtlijn van de Raad van 1 maart 1971 en in hoofdstuk II van bijlage 16 bij bovengenoemd besluit.
De keuringskosten vallen ten laste van de aanvrager. § 2 De instellingen belast met de keuringen zijn gevestigd binnen het grondgebied van de Europese Unie en voldoen aan de geharmoniseerde normen inzake werking van beproevingslaboratoria (EN 45001). Zij worden aangewezen door de Minister bevoegd voor het wegverkeer of zijn gemachtigde. ».
Art. 7.Artikel 5 van hetzelfde besluit wordt aangevuld met het volgend lid : « De goedkeuring van de inrichting voor indirect zicht wordt door de Minister bevoegd voor het wegverkeer of zijn gemachtigde verleend wanneer het ter goedkeuring voorgebrachte type van inrichting voor indirect zicht voldoet aan de eisen gesteld in bijlage 16 van het bovengenoemd besluit. ».
Art. 8.Artikel 6 van hetzelfde besluit wordt aangevuld met het volgend lid : « Op elke inrichting voor indirect zicht die gelijkvormig is met het goedgekeurd type, worden de opschriften voorzien in bijlage 16 bij het bovengenoemd besluit aangebracht volgens de in die bijlage bepaalde voorwaarden. ».
Art. 9.In artikel 7 van hetzelfde besluit worden volgende wijzigingen aangebracht : 1° De woorden « van achteruitkijkspiegels » worden ingevoegd tussen de woorden « controle » en « geschiedt »;2° Artikel 7 wordt aangevuld met het volgende lid : « De bij artikel 4 voorgeschreven controle van de inrichting voor indirect zicht geschiedt niet wanneer die inrichting een goedkeuring in een andere EU-lidstaat bekomen heeft op grond van technische eisen gelijkwaardig aan deze opgenomen in bijlage 16 van het bovengenoemde besluit en waarvan de gelijkwaardigheid vastgesteld is door het Directoraat-generaal Mobiliteit en Verkeersveiligheid, Directie Voertuigen, Wetstraat 155, 1040 Brussel.».
Art. 10.Artikel 8 van hetzelfde besluit wordt aangevuld met het volgend lid : « De goedkeuring verleend voor een type van inrichting voor indirect zicht kan door de Minister bevoegd voor het wegverkeer of zijn gemachtigde ingetrokken worden indien een gebrek aan overeenstemming met het goedgekeurde type wordt vastgesteld. ».
Art. 11.In artikel 9 van hetzelfde besluit worden volgende wijzigingen aangebracht : 1° De woorden « met betrekking tot de installatie van de achteruitkijkspiegels, » worden ingevoegd tussen het woord « typegoedkeuring » en het woord « indien »;2° Artikel 9 wordt aangevuld met het volgende lid : « Geen enkel voertuig mag in aanmerking komen voor een typegoedkeuring met betrekking tot de montage van de inrichting voor indirect zicht indien de inrichting voor indirect zicht, de montage ervan of beide niet beantwoorden aan de bepalingen van bijlage 16 van het bovengenoemde besluit.».
Art. 12.In artikel 10 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° Het eerste lid wordt vervangen door volgende bepaling : « De aanvraag om typekeuring van een voertuig met betrekking tot de montage van achteruitkijkspiegels of van de inrichtingen voor indirect zicht wordt door de constructeur van het voertuig of zijn gemachtigde ingediend bij de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer, Directoraat-generaal van Mobiliteit en Verkeersveiligheid, Directie Voertuigen, Wetstraat 155, 1040 Brussel.»; 2° In het tweede lid worden de woorden « moet vergezeld zijn » vervangen door de woorden « is vergezeld »;3° Het tweede lid wordt als volgt aangevuld : « of de gegevens en het representatief voertuig zoals vermeld in hoofdstuk 1, punt 4, van bijlage 16 van het bovengenoemde besluit wanneer het voertuigen, voorzien van een inrichting voor indirect zicht, betreft.».
Art. 13.Artikel 11 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : «
Art. 11.De controle van het voertuig wat betreft de montage van de achteruitkijkspiegels en van de inrichtingen voor indirect zicht wordt uitgevoerd door de volgens artikel 4, § 2 aangewezen instellingen tijdens goedkeuringsproeven die plaatsvinden in de omstandigheden en volgens de methoden bepaald in respectievelijk de bovengenoemde richtlijn van de Raad van 1 maart 1971 en in hoofdstuk III van bijlage 16 bij bovengenoemd besluit.
De keuringskosten vallen ten laste van de aanvrager. ».
Art. 14.Artikel 12 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : «
Art. 12.Wanneer het type van voertuig, wat betreft de plaatsing van de achteruitkijkspiegel, voldoet aan punt 3 van de bijlage I van de richtlijn 71/127/EEG van de Raad van 1 maart 1971 wordt de goedkeuring verleend door de Minister bevoegd voor het wegverkeer of zijn gemachtigde.
Wanneer het type van voertuig, wat betreft de plaatsing van de inrichting voor indirect zicht, voldoet aan de technische eisen vermeld in bijlage 16 van het bovengenoemd besluit wordt de goedkeuring verleend door de Minister bevoegd voor het wegverkeer of zijn gemachtigde. ».
Art. 15.In artikel 13 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° De woorden « van de montage van de achteruitkijkspiegels » worden ingevoegd tussen de woorden « controle » en « geschiedt »;2° Artikel 13 van hetzelfde besluit wordt aangevuld als volgt : « De bij artikel 11 voorgeschreven controle van de montage van de inrichting voor indirect zicht voor de voertuigen bedoeld in artikel 43, § 4, eerste en tweede lid van bovengenoemd besluit, geschiedt niet indien het voertuig een goedkeuring in een andere EU-lidstaat bekomen heeft op grond van technische eisen gelijkwaardig aan deze opgenomen in bijlage 16 aan het bovengenoemd besluit en waarvan de gelijkwaardigheid vastgesteld is door het Directoraat-generaal van Mobiliteit en Verkeersveiligheid, Directie Voertuigen, Wetstraat 155, 1040 Brussel.».
Art. 16.Artikel 14, eerste lid van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : « Elke wijziging aan een type van een voertuig die invloed kan hebben op de montage van de achteruitkijkspiegel of inrichting voor indirect zicht of elke wijziging aan het type achteruitkijkspiegel of inrichting voor indirect zicht wordt ter kennis gebracht het Directoraat-generaal van Mobiliteit en Verkeersveiligheid, Directie Voertuigen, Wetstraat 155, 1040 Brussel. ».
Art. 17.In artikel 16 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° De woorden « of inrichting voor indirect zicht » worden ingevoegd tussen het woord « achteruitkijkspiegel » en het woord « of »;2° De woorden « Bestuur van het Vervoer » worden vervangen door de woorden « Directoraat-generaal Mobiliteit en Verkeersveiligheid, Directie Voertuigen ».
Art. 18.In artikel 17 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° De woorden « of inrichtingen voor indirect zicht » worden ingevoegd tussen het woord « achteruitkijkspiegels » en het woord « die »;2° De woorden « of overeenkomstig artikel 6, lid 2 » worden ingevoegd tussen het jaartal « 1971 » en het woord « is ».
Art. 19.Onze Minister van Mobiliteit en Vervoer is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 25 september 2002.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Mobiliteit en Vervoer, Mevr. I. DURANT.