25 SEPTEMBER 1998. - Koninklijk besluit houdende toekenning van een forfaitaire toelage aan sommige personeelsleden in dienst in de buitendiensten van het Directoraat-generaal Strafinrichtingen

ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de artikelen 37 en 107, tweede lid, van de Grondwet;

Gelet op het koninklijk besluit van 26 maart 1965 houdende de algemene regeling van de vergoedingen en toelagen van alle aard toegekend aan het personeel der ministeries, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 6 februari 1967 en 2 maart 1989;

Overwegende het akkoord met betrekking tot de vermindering van de arbeidsduur in de strafinrichtingen;

Overwegende de problemen van de stress die voortvloeien uit een veeleisend werk en dat dit werk nog verzwaard wordt door de huidige overbevolking in de strafinrichtingen;

Gelet op de adviezen van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 10 maart 1998 en op 25 maart 1998;

Gelet op het akkoord van Onze Minister van Begroting, gegeven op 28 mei 1998;

Gelet op het akkoord van Onze Minister van Ambtenarenzaken, gegeven op 28 mei 1998;

Gelet op het protocol 174 van het Sectorcomité III-Justitie, van 3 juni 1998;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, gewijzigd bij de wet van 4 juli 1989;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende dat het noodzakelijk is dat deze bepalingen in werking treden op dezelfde datum als het koninklijk besluit tot invoering van arbeidsduurvermindering ten gunste van sommige personeelsleden in dienst in de buitendiensten van het Directoriaat-generaal Strafinrichtingen;

Op de voordracht van Onze Minister van Justitie en van Onze Minister van Begroting, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Dit besluit is toepasselijk op de personeelsleden van de buitendiensten van het Directoraat-generaal Strafinrichtingen die onderworpen zijn aan het statuut van het rijkspersoneel en die : 1° bekleed zijn met één van de graden vastgesteld in de personeelsformatie behorend tot de niveaus 3, 2 en 2+ met uitzondering van de graden van maatschappelijk assistent en eerstaanwezend maatschappelijk assistent;2° bekleed zijn met één van de afgeschafte graden van bewaarder, hoofdbewaarder of hoofdtechnicus.

Art. 2.1° De personeelsleden genoemd in artikel 1 zijn gerechtigd op een maandelijkse forfaitaire vergoeding voor onaangenaamheden verbonden aan de uitoefening van hun ambt die vastgesteld is op 1.000 F. 2° Bij onvolledige prestaties wordt de in § 1 genoemde maandelijkse vergoeding betaald naar rato van de geleverde prestaties.

Art. 3.Dit bedrag wordt beschouwd als een voorschot.

Art. 4.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 september 1998.

Art. 5.Onze Minister van Justitie is belast met de uitvoering van het besluit.

Gegeven te Brussel, 25 september 1998.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Justitie, VAN PARYS De Minister van Begroting, H. VAN ROMPUY