gepubliceerd op 09 maart 1999
Koninklijk besluit tot wijziging van de artikelen 79, 80, 85, 96, 104, 126 en 131 van het Algemeen Reglement op de Elektrische Installaties
25 NOVEMBER 1998. - Koninklijk besluit tot wijziging van de artikelen 79, 80, 85, 96, 104, 126 en 131 van het Algemeen Reglement op de Elektrische Installaties
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 10 maart 1925 op de elektriciteitsvoorziening, inzonderheid op artikel 21, 1°;
Gelet op de wet van 10 juni 1952 betreffende de gezondheid en de veiligheid van de werknemers alsmede de salubriteit van het werk en van de werkplaatsen, inzonderheid op artikel 1, § 1, gewijzigd bij de wetten van 17 juli 1957 en 16 maart 1971;
Gelet op het koninklijk besluit van 10 maart 1981 waarbij het Algemeen Reglement op de Elektrische Installaties voor de huishoudelijke installaties en sommige lijnen van transport en verdeling van elektrische energie bindend wordt verklaard en op het koninklijk besluit van 2 september 1981 houdende wijziging van het Algemeen Reglement op de Elektrische Installaties en houdende bindendverklaring ervan op de elektrische installaties in inrichtingen gerangschikt als gevaarlijk, ongezond of hinderlijk en in inrichtingen beoogd bij artikel 28 van het Algemeen Reglement voor de Arbeidsbescherming, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 29 mei 1985, 7 april 1986 en 30 maart 1993;
Gelet op het Algemeen Reglement op de Elektrische Installaties, gevoegd bij het koninklijk besluit van 10 maart 1981, inzonderheid de artikelen 79, 80, 85, 96, 104, 126 en 131;
Gelet op het advies van het Vast Elektrotechnisch Comité, gegeven op 27 juni 1997;
Gelet op het advies van de Hoge Raad voor Preventie en Bescherming op het werk, gegeven op 2 maart 1998;
Overwegende dat kennisgeving werd gedaan aan de Europese Commissie in het kader van de Richtlijn 83/189 van de Raad van 28 maart 1983 betreffende een informatie-procedure op het gebied van normen en technische voorschriften;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen door de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat de in dit besluit opgenomen voorschriften verbeteringen uitmaken van de reglementering die, om voor de veiligheid te zorgen, zonder uitstel dienen verplichtend gemaakt te worden;
Op de voordracht van Onze Minister belast met Energie en van Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit moet onder "Reglement" worden verstaan het Algemeen Reglement op de Elektrische Installaties, dat het voorwerp is van het koninklijk besluit van 10 maart 1981 waarbij het Algemeen Reglement op de Elektrische Installaties voor de huishoudelijke installaties en sommige lijnen van transport en verdeling van elektrische energie bindend wordt verklaard en van het koninklijk besluit van 2 september 1981 houdende wijziging van het Algemeen Reglement op de Elektrische Installaties en houdende bindendverklaring ervan op de elektrische installaties in inrichtingen gerangschikt als gevaarlijk, ongezond of hinderlijk en in inrichtingen beoogd bij artikel 28 van het Algemeen Reglement voor de Arbeidsbescherming, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 29 mei 1985, 7 april 1986 en 30 maart 1993.
Art. 2.In artikel 79 van het Reglement wordt in de rubriek 02.a.2, het schema vervangen door het volgende schema :
Art. 3.In artikel 80 van het Reglement wordt in de rubriek 02, het 2de schema vervangen door het volgende schema :
Art. 4.In de Nederlandse versie van het Reglement worden de woorden "automatische differentieelschakelaar" in de artikelen waar deze voorkomen vervangen door de woorden "automatische differentieelstroominrichting".
Art. 5.In artikel 85 van het Reglement wordt de rubriek 05 vervangen door de volgende rubriek : « 05. Normale lekstromen De automatische differentieelstroominrichtingen moeten dermate worden gekozen en de belasting moet dermate over de stroombanen worden verdeeld dat de tijdens normaal bedrijf te verwachten aardlekstromen geen onnodig uitschakelen van de inrichtingen veroorzaken. »
Art. 6.In artikel 85 van het Reglement wordt de rubriek 08 van de Nederlandse versie aangevuld als volgt : « De nulgeleider is stroomafwaarts van de differentieelstroominrichting niet meer geaard. »
Art. 7.Artikel 96, 2de lid, van het Reglement wordt vervangen door het volgende lid : « Elk aansluitingspunt van kampeerwagens, kampeerauto's,... of plezierboten dient individueel te worden beschermd door een differentieelstroominrichting met grote gevoeligheid. De waarde van de conventionele grensspanning is 25 volt wisselspanning, 36 volt gelijkspanning met rimpel of 60 volt gelijkspanning zonder rimpel. »
Art. 8.In artikel 104 van het Reglement wordt in de rubriek 04 de subrubriek e) vervangen door de volgende subrubriek : « e) Elektrisch materieel dat brandbaar vloeibaar diëlektricum bevat e.1) Wanneer, in eenzelfde lokaal, de totale hoeveelheid aan vloeibare diëlektrica met een ontbrandingspunt lager dan 300 °C : - ofwel meer is dan 25 l in één elektrische machine of toestel, - ofwel meer is dan 50 l voor het geheel van alle elektrische machines of toestellen, moeten de scheidingselementen (wanden, vloeren, zolderingen, deuren, verluchtingsopeningen, enz...) van dit lokaal met de belendende lokalen een brandweerstand van minimum 1 uur hebben, beantwoordend aan de door de Koning gehomologeerde norm of aan bepalingen die ten minste een gelijkwaardig veiligheidsniveau bieden.
Deze bepaling geldt niet wanneer : - ofwel de elektrische machines of toestellen individueel tegen de thermische effecten veroorzaakt door interne defecten, beschermd zijn d.m.v. doeltreffende elektrische beveiligingsinrichtingen; - ofwel een afscheidingsput wordt geïnstalleerd die het volume aan diëlektrische vloeistof, van de machine of het toestel met het grootste volume, kan opvangen en er de natuurlijke doving van verzekert; - ofwel de elektrische machines of toestellen zijn beschermd door een vaste automatische brandblusinstallatie. Deze installatie moet met de hand kunnen worden bediend van buiten het opstellingslokaal.
De goede staat van werking van de detectie moet jaarlijks worden onderzocht door een terzake bevoegde persoon.
Een vertegenwoordiger van een erkend organisme, bedoeld in artikel 275, controleert bij de periodieke controle of het jaarlijks onderhoud werd uitgevoerd; - ofwel de belendende lokalen en/of het gebouw waarin deze machines en toestellen zijn ondergebracht zijn gekenmerkt door de uitwendige invloedsfactoren BD1, BE1, CA1 en CB1. e.2) Constructieve maatregelen zijn genomen om bij lekken de verspreiding van de voormelde vloeibare diëlektrica naar de belendende ruimten te voorkomen. »
Art. 9.In artikel 104 van het Reglement wordt in de rubriek 05 het 2de lid vervangen door de volgende leden : « In huishoudelijke lokalen of plaatsen worden elektrische installaties volgens het TN-C type verboden. De stroombanen die deze ruimten bedienen moeten worden beschermd door een automatische differentieelstroominrichting met een aanspreekstroom kleiner dan of gelijk aan 300 mA. Er moet niet noodzakelijk een automatische differentieelstroominrichting worden voorzien voor iedere elementaire stroombaan die deze ruimten bedient indien een dergelijke inrichting stroomopwaarts van deze stroombanen is geplaatst, bijvoorbeeld aan het voedingspunt van de installatie.
In werkruimten bedoeld in artikel 87 en in ruimten met bijzonder brandgevaar, met name : - plaatsen voor opslag of verwerking van brandbare stoffen of vloeistoffen met een ontbrandingspunt dat hoger is dan 55 °C (BE2); - plaatsen voor opslag of verwerking van stoffen onder de vorm van een gevaarlijke hoeveelheid brandbare stofdeeltjes (BE3); - brandbare gebouwen (CA2), worden elektrische installaties volgens het TN-C type verboden.
Wanneer uit het oogpunt van brand- en/of ontploffingsgevaar het noodzakelijk is de gevolgen van in stroombanen opgewekte foutstromen te beperken moeten deze stroombanen worden beschermd door een automatische differentieelstroominrichting met een aanspreekstroom kleiner dan of gelijk aan 500 mA. Wanneer voormelde inrichting niet kan worden toegepast, dient een isolatiecontroletoestel, aangesloten op een doeltreffende meldinrichting, te worden voorzien. »
Art. 10.In artikel 126 van het Reglement worden in het 1ste lid, in de Nederlandse versie, de woorden "gevoed door een net met TN-systeem" vervangen door de woorden "gevoed door een TT of TN-netsysteem".
Art. 11.Artikel 131, 2de lid, van het Reglement wordt vervangen door het volgende lid : « Deze schikking is niet noodzakelijk : - hetzij als de beschouwde stroombaan beschermd is door een automatische differentieelstroominrichting waarvan de aanspreekstroom kleiner is dan of gelijk is aan 0,15 maal de toegelaten stroom in de overeenstemmende nulgeleider en die alle actieve geleiders van de overeenkomende stroombaan, de nulgeleider inbegrepen, onderbreekt; - hetzij als de nulgeleider stroomopwaarts beschermd is door een beschermingsinrichting tegen kortsluiting. »
Art. 12.Onze Minister belast met Energie en Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 25 november 1998.
ALBERT Van Koningswege : De Minister belast met Energie, J.-P. PONCELET De Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Mevr. M. SMET