gepubliceerd op 09 januari 1998
Koninklijk besluit houdende oprichting van een Commissie "Basiswet gevangeniswezen en rechtspositie van gedetineerden"
25 NOVEMBER 1997. Koninklijk besluit houdende oprichting van een Commissie "Basiswet gevangeniswezen en rechtspositie van gedetineerden"
VERSLAG AAN DE KONING Sire, In september 1996 belastte ik Professor L. Dupont met het opstellen van een "Beginselenwet gevangeniswezen en tenuitvoerlegging van vrijheidsberovende sancties". Deze opdracht nam een aanvang op 1 oktober 1996 en zoals voorzien heeft hij zijn eindverslag op 30 september 1997 ingediend. Daarin komen met betrekking tot de bejegening van de veroordeelde gedetineerden volgende zaken aan de orde : algemene bepalingen; basisbeginselen; de gevangenissen; detentieplan en bijzondere modaliteiten van tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf; levensvoorwaarden in de gevangenis; orde, veiligheid en gebruik van dwang; tuchtregime; beklag en beroep; en tenslotte de externe rechtspositie van veroordeelden.
Reeds gedurende de werkzaamheden werd door Professor Dupont en binnen het begeleidingscomité de noodzaak aangevoeld om dit voorontwerp uit te breiden naar die andere belangrijke categorie van personen die in onze gevangenissen verblijft en die op elk ogenblik ongeveer 40 % van de populatie uitmaakt : de verdachten, beklaagden en beschuldigden.
Het is daarbij geenszins de bedoeling de eigen doelstellingen van de voorlopige hechtenis aan de orde te stellen; wel zal nagegaan worden welke basisbeginselen en regels inzake de veroordeelden onverminderd gelden voor deze categorie en waar specifieke beginselen, en dus aangepaste of totaal andere regels, zich opdringen. Er moet met andere woorden een toetsing gebeuren van het door Professor Dupont uitgewerkte voorontwerp inzake de categorie van de veroordeelden voor de categorie van verdachten, beklaagden en beschuldigden.
Hierna moeten de beide teksten tot één geheel worden geïntegreerd en voorzien van één coherente, wetenschappelijk onderbouwde memorie van toelichting.
Er verblijven natuurlijk nog andere categorieën gedetineerden in de Belgische arrest- en strafhuizen, in eerste instantie de geïnterneerden. Al vele jaren wordt vanuit verschillende hoeken aangedrongen op een grondige herziening van de verouderde wet tot bescherming van de maatschappij.
Eveneens in het najaar van 1996 heb ik een Commissie Internering ingesteld om deze problematiek grondig te onderzoeken en mij terzake aanbevelingen te formuleren. Het is volstrekt voorbarig om de categorie van de geïnterneerden in de opdracht van de Commissie "Basiswet gevangeniswezen en rechtspositie van gedetineerden" op te nemen zolang de basisopties van de Commissie Internering m.b.t. de herstructurering van het interneringssysteem niet gekend zijn. Zo is het bijvoorbeeld niet uit te sluiten dat om principiële redenen zou aanbevolen worden om geïnterneerden niet langer op te sluiten in instellingen waar ook veroordeelden of beklaagden van hun vrijheid worden beroofd. In deze kan trouwens verwezen worden naar de situatie in Nederland waar een aparte beginselenwet voor terbeschikkinggestelden (te vergelijken met onze geïnterneerden) naast een beginselenwet gevangeniswezen bestaat.
Een en ander sluit niet uit dat men zich voor een basiswet internering zou inspireren op de basiswet gevangeniswezen.
Wat de (beperkte) groep minderjarigen en vreemdelingen ter beschikking van de Dienst Vreemdelingenzaken aangaat : hun plaats is elders dan in de gevangenissen of huizen van arrest. Deze categorieën vallen bijgevolg niet onder de opdracht van de Commissie.
In de opdracht van deze Commissie is expliciet voorzien het voorbereiden, organiseren en uitvoeren van een consultatie van de betrokken actoren. Niet alleen mag het als vanzelfsprekend beschouwd worden dat de mensen van het veld de kans krijgen zich uit te spreken over een reglementering die hun dagelijkse praktijk voor heel wat jaren zal gaan beheersen, maar bovendien mogen vanuit die consultatie belangrijke opmerkingen worden verwacht die de kansen op een effectieve toepassing ten goede zullen komen.
Bij zijn werkzaamheden tot op heden is Professor Dupont herhaaldelijk geconfronteerd geweest met de noodzaak een jurisdictionele instantie te voorzien die over belangrijke modaliteiten van de strafuitvoering dient te beslissen of waarbij eventueel een beroep kan ingesteld worden tegen bepaalde beslissingen. Het laat zich aanzien dat een "strafuitvoeringsrechtbank" een conditio sine qua non zal zijn om de basiswet effectief in uitvoering te brengen. De Commissie moet deze problematiek onderzoeken en een voorontwerp van wet tot instelling van strafuitvoeringsrechtbanken voorbereiden.
Het moge duidelijk zijn dat het geheel van deze taken onmogelijk te realiseren is in één jaar. Zonder dat het nu al mogelijk is om precies te bepalen wat in het eerste en wat in het tweede jaar dient te gebeuren, kan toch gesteld worden dat in het eerste jaar het zwaartepunt van de werkzaamheden zal liggen op het voorbereiden van het voorontwerp van de basiswet met memorie van toelichting. Het onderzoek met betrekking tot de strafuitvoeringsrechtbanken en het voorbereiden van een voorontwerp terzake situeert zich later in de tijd. In elk geval dient de Commissie op 31 oktober 1998 verslag uit te brengen betreffende de vooruitgang van haar werkzaamheden en op 31 oktober 1999 haar eindverslag neer te leggen.
In artikel 6 is voorzien dat de Commissie beroep zal kunnen doen op externe deskundigen, die daarvoor kunnen vergoed worden. Het voorbije jaar is bijvoorbeeld meer dan duidelijk geworden dat een globale regeling van de sociale zekerheid voor gedetineerden cruciaal is wil men het "normaliseringsprincipe" consequent doortrekken - en daar zijn redenen toe. Maar de sociale zekerheid op zich is een erg ingewikkelde reglementering die, wil men terzake grondige innovaties voorstellen, een bijzondere competentie en specialisering vereist. Het is dan ook geen overbodige luxe voor de Commissie om beroep te kunnen doen op experten voor punctuele opdrachten.
De Commissie zal bestaan uit maximum 12 leden, die door mij zullen worden aangeduid op basis van hun bekwaamheid inzake en hun belangstelling en ervaring voor de materie. Naast mensen uit de academische wereld moet de administratie om voor de hand liggende redenen betrokken worden. Uit de regelmatige verslagen van het begeleidingscomité dat functioneerde tijdens de opdracht van Professor Dupont blijkt overigens dat de penitentiaire administratie constructief heeft meegewerkt aan deze voor de toekomst zo belangrijke opdracht.
In dat ministerieel besluit houdende benoeming van de leden van de Commissie "Basiswet gevangeniswezen en rechtspositie van gedetineerden" zullen de gebruikelijke bepalingen worden opgenomen inzake de toekenning van reis- en verblijfsvergoedingen aan de leden van de Commissie.
Ik heb de eer te zijn, Sire, van Uwe Majesteit de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar, De Minister van Justitie, S. DE CLERCK 25 NOVEMBER 1997. - Koninklijk besluit houdende oprichting van een Commissie "Basiswet gevangeniswezen en rechtspositie van gedetineerden" ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op artikel 37 van de Grondwet;
Gelet op de wet van 20 juli 1990 betreffende de voorlopige hechtenis;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 29 september 1997;
Gelet op het akkoord van Onze Minister van Begroting, gegeven op 3 november 1997;
Overwegende dat in opdracht van onze Minister van Justitie een voorontwerp van wet is opgesteld houdende de basisbeginselen in verband met de bejegening van de tot vrijheidsstraf veroordeelde gedetineerden. Dat daarin voorstellen zijn geformuleerd met betrekking tot het doel van de uitvoering van de gevangenisstraf; tot de basisbeginselen inzake de behandeling van gedetineerden; tot de basisbeginselen inzake de interne rechtspositie van gedetineerden; tot de wettelijke regeling van de externe rechtspositie van gedetineerden en tot een beklagrecht voor gedetineerden;
Overwegende dat het nodig is gebleken dit voorontwerp inhoudelijk uit te breiden tot de categorie van verdachten, beklaagden en beschuldigden, zonder dat het daarbij evenwel de bedoeling is de eigen doelstellingen van de wet van 20 juli 1990 betreffende de voorlopige hechtenis te onderzoeken en hieromtrent voorstellen te formuleren;
Op de voordracht van Onze Minister van Justitie, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Bij het Ministerie van Justitie wordt een Commissie ter voorbereiding van een "Basiswet gevangeniswezen en rechtspositie van gedetineerden", hierna Commissie genoemd, opgericht.
Art. 2.De Commissie heeft tot taak : - te onderzoeken in hoeverre het voorontwerp van wet inzake de bejegening van de tot vrijheidsstraf veroordeelde gedetineerden van toepassing is op de categorie van verdachten, beklaagden en beschuldigden en in hoeverre specifieke basisbeginselen, gelet op het eigen statuut van genoemde categorie, zich opdringen; - de bestaande tekst inzake veroordeelde gedetineerden en de resultaten van het eigen onderzoek inzake de categorie van verdachten, beklaagden en beschuldigden te integreren tot één coherent tekstvoorstel van "Basiswet gevangeniswezen en rechtspositie van gedetineerden"; - een consultatie van de betrokken actoren voor te bereiden, te organiseren en uit te voeren; - aansluitend een voorontwerp van wet met memorie van toelichting : "Basiswet gevangeniswezen en rechtspositie van gedetineerden" voor te bereiden; - de mogelijkheden tot instelling van strafuitvoeringsrechtbanken, haar organisatie en bevoegdheden te onderzoeken; - in een latere fase een voorontwerp van wet met memorie van toelichting tot instelling van de strafuitvoeringsrechtbanken voorbereiden.
De Commissie is er toe gehouden een verslag betreffende de vooruitgang van haar werkzaamheden uit te brengen ten laatste op 31 oktober 1998, en haar eindverslag ten laatste op 31 oktober 1999.
Art. 3.De Commissie is samengesteld uit ten hoogste twaalf leden, die op grond van hun bekwaamheid, ervaring en interesse inzake gevangeniswezen en gedetineerden door de Minister worden benoemd.
Art. 4.De Minister benoemt, onder de leden, de voorzitter en de ondervoorzitters.
Art. 5.De voorzitter regelt de werkzaamheden van de Commissie en van het secretariaat. Hij vertegenwoordigt tevens de Commissie bij de Minister van Justitie.
Art. 6.De Commissie kan een beroep doen op externe deskundigen en hen met een opdracht belasten. Daartoe kan hen, op advies van de voorzitter, een vergoeding worden toegekend. Deze vergoeding wordt vereffend op voorlegging van een staat van kosten, na goedkeuring door Onze Minister van Justitie.
Art. 7.De kredieten die nodig zijn voor de werking van de Commissie worden voorzien op de begroting van het Ministerie van Justitie.
Art. 8.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 november 1997.
Art. 9.Onze Minister van Justitie is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 25 november 1997.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Justitie, S. DE CLERCK