gepubliceerd op 12 april 2016
Koninklijk besluit betreffende het nemen van monsters, zoals voorzien in artikel XV.3, 7° van het Wetboek van economisch recht
25 MAART 2016. - Koninklijk besluit betreffende het nemen van monsters, zoals voorzien in artikel XV.3, 7° van het Wetboek van economisch recht
FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op het Wetboek van economisch recht, artikel XV.3, 7° ;
Gelet op het koninklijk besluit van 13 augustus 1979 betreffende het nemen van monsters tot opsporing en vaststelling van overtredingen van de wet van 14 juli 1971 betreffende de handelspraktijken;
Gelet op het koninklijk besluit van 2 oktober 1995 betreffende het nemen van monsters tot opsporing en vaststelling van overtredingen van de wet van 9 februari 1994 betreffende de veiligheid van producten en diensten;
Gelet op het advies van de inspecteur van Financiën, gegeven op 24 maart 2015;
Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting, d.d. 28 augustus 2015;
Gelet op advies 58.773/1 van de Raad van State, gegeven op 21 januari 2016, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Op de voordracht van de Minister van Economie, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Dit besluit regelt de procedure voor het nemen van monsters voorzien in artikel XV.3, 7° van het Wetboek van economisch recht.
Art. 2.Per monstername worden hoogstens 3 monsters genomen. Elk monster bevat hoogstens het aantal stuks dat nodig is om het onderzoek ervan correct te kunnen uitvoeren. De monsters worden gratis ter beschikking gesteld van de ambtenaren bedoeld in artikel XV.2 van het Wetboek van economisch recht en dit voor de tijdspanne nodig om het onderzoek uit te voeren.
Art. 3.Elk monster wordt verzegeld en van een unieke identificatie voorzien. De identificatie en de zegel worden slechts verwijderd voor het onderzoeken van de monsters.
Art. 4.§ 1. Bij het nemen van een monster wordt onmiddellijk ter plaatse een proces-verbaal opgesteld met daarin minstens volgende vermeldingen : 1° de naam, voornaam en hoedanigheid van de ambtenaar en het adres van de administratie waartoe hij behoort;2° de datum waarop en het adres waar de monsters genomen worden.Zo de monsters tijdens het vervoer genomen worden, de identificatie van het vervoermiddel; 3° de naam, voornaam, hoedanigheid en woonplaats van de persoon bij wie ze genomen worden;4° het aantal en de beschrijving van de monsters en het aantal stuks dat elk monster bevat;5° de unieke identificatie van de monsters en de wijze van verzegeling. § 2. Het proces-verbaal wordt ondertekend door de ambtenaar die het monster genomen heeft en door de persoon bij wie het monster genomen is of zijn vertegenwoordiger. Indien deze laatste weigert te tekenen, wordt daarvan melding gemaakt in het proces-verbaal. § 3. Aan de persoon bij wie het monster genomen is, wordt een afschrift van het proces-verbaal overhandigd of toegezonden.
Indien deze laatste niet de eigenaar van het monster is, wordt aan de eigenaar, indien gekend, binnen een termijn van dertig dagen na monstername een afschrift van dit proces-verbaal bezorgd.
Art. 5.De monsters worden na onderzoek indien mogelijk teruggegeven aan de persoon bij wie de monstername gebeurde of aan de eigenaar, behalve in het geval dat uit de ontleding gebleken is dat er een aanwijzing van overtreding is. De betrokkene kan geen schadevergoeding eisen voor eventuele schade aan de monsters ten gevolge van de analyse.
Wanneer na het onderzoek de zaak aan de procureur des Konings is overgezonden, worden de monsters ter beschikking gehouden van het gerecht.
Art. 6.Opgeheven worden : 1° het koninklijk besluit van 13 augustus 1979 betreffende het nemen van monsters tot opsporing en vaststelling van overtredingen van de wet van 14 juli 1971 betreffende de handelspraktijken;2° het koninklijk besluit van 2 oktober 1995 betreffende het nemen van monsters tot opsporing en vaststelling van overtredingen van de wet van 9 februari 1994 betreffende de veiligheid van producten en diensten, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 6 december 2005.
Art. 7.De minister bevoegd voor Economie is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 25 maart 2016.
FILIP Van Koningswege : De Minister van Economie, K. PEETERS