gepubliceerd op 04 april 1998
Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 11 februari 1988 betreffende sommige door een religieuze ritus voorgeschreven slachtingen
25 MAART 1998. Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 11 februari 1988 betreffende sommige door een religieuze ritus voorgeschreven slachtingen
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 14 augustus 1986 betreffende de bescherming en het welzijn der dieren, gewijzigd door de wetten van 26 maart 1993 en 4 mei 1995, inzonderheid op artikel 16, § 2;
Gelet op het koninklijk besluit van 11 februari 1988 betreffende sommige door een religieuze ritus voorgeschreven slachtingen, gewijzigd bij koninklijk besluit van 12 april 1988;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen door de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat sommige slachtingen voorgeschreven door de ritus van een eredienst moeten kunnen worden uitgevoerd in inrichtingen erkend door de Minister tot wiens bevoegdheid de landbouw behoort na overleg met de Minister tot wiens bevoegdheid de volksgezondheid behoort;
Overwegende dat het "feest van het schaap" plaatsvindt op 7 april 1998;
Overwegende dat de rechtszekerheid aldus aanbeveelt de tekst van het besluit van 11 februari 1988 onverwijld te actualiseren;
Op de voordracht van Onze Minister van Volksgezondheid en Pensioenen, Onze Minister van Landbouw en de Kleine en Middelgrote Ondernemingen en Onze Minister van Justitie, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.In artikel 1 van het koninklijk besluit van 11 februari 1988 betreffende sommige door een religieuze ritus, voorgeschreven slachtingen, gewijzigd bij koninklijk besluit van 12 april 1988, worden na de woorden "of in een particulier slachthuis" de woorden "of in inrichtingen erkend door de Minister tot wiens bevoegdheid de landbouw behoort na overleg met de Minister tot wiens bevoegdheid de volksgezondheid" ingevoegd.
Art. 2.Onze Minister van Volksgezondheid en Pensioenen, Onze Minister van Landbouw en de Kleine en Middelgrote Ondernemingen en Onze Minister van Justitie zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 25 maart 1998.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Volksgezondheid en Pensioenen, M. COLLA De Minister van Landbouw en de Kleine en Middelgrote Ondernemingen, K. PINXTEN De Minister van Justitie, S. DE CLERCK