gepubliceerd op 21 oktober 1998
Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 7 mei 1997, gesloten in het Paritair Comité voor het tuinbouwbedrijf, betreffende de regeling van de gemiddelde wekelijkse arbeidsduur van deeltijds tewerkgestelde werklieden
25 JUNI 1998. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 7 mei 1997, gesloten in het Paritair Comité voor het tuinbouwbedrijf, betreffende de regeling van de gemiddelde wekelijkse arbeidsduur van deeltijds tewerkgestelde werklieden (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;
Gelet op de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, inzonderheid op artikel 11bis ingevoegd bij de wet van 23 juni 1981 en gewijzigd door artikel 182 van de programmawet van 22 december 1989;
Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor het tuinbouwbedrijf;
Op de voordracht van Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 7 mei 1997, gesloten in het Paritair Comité voor het tuinbouwbedrijf, betreffende de regeling van de gemiddelde wekelijkse arbeidsduur van deeltijds tewerkgestelde werklieden.
Art. 2.Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 25 juni 1998.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Mevr. M. SMET _______ Nota (1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Wet van 3 juli 1978, Belgisch Staatsblad van 22 augustus 1978.
Wet van 23 juni 1981, Belgisch Staatsblad van 1 september 1981.
Programmawet van 22 december 1989, Belgisch Staatsblad van 30 december 1989.
Bijlage Paritair Comité voor het tuinbouwbedrijf Collectieve arbeidsovereenkomst van 7 mei 1997 Regeling van de gemiddelde wekelijkse arbeidsduur van deeltijds tewerkgestelde werklieden (Overeenkomst geregistreerd op 23 september 1997 onder het nummer 45304/CO/145) Gelet op het artikel 182 van de programmawet van 22 december 1989 waarbij het artikel 11bis van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten in die zin aangepast wordt dat de wekelijkse arbeidsduur van de deeltijds tewerkgestelde werknemers gemiddeld over een trimester niet lager mag liggen dan één derde van de wekelijkse arbeidsduur van de voltijds tewerkgestelde werknemers die in de onderneming tot dezelfde categorie behoren;
Gelet op het feit dat de hierboven aangegeven bepaling in voege getreden is met ingang van 30 maart 1990;
Gelet op het feit dat in het aangepaste artikel 11bis van de wet van 3 juli 1978 de mogelijkheid voorzien is om van deze zogenaamde één-derde norm af te wijken door middel van een collectieve arbeidsovereenkomst eventueel op sectorieel niveau, komen de ondertekenende partijen overeen om voor de ondernemingen die behoren tot het Paritair Comité voor het tuinbouwbedrijf in toepassing van deze in de wet voorziene afwijkingsmogelijkheid de volgende regeling uit te werken.
Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en de werklieden van de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Comité voor het tuinbouwbedrijf en minder dan 20 werklieden tewerkstellen.
Met "werklieden" worden de werklieden en werksters bedoeld.
Voor wat de berekening van de norm van 20 werklieden betreft wordt verwezen naar de berekeningstechniek zoals voor de sociale verkiezingen.
Art. 2.De ondertekenende partijen stellen vast dat in de tuinbouwsector deeltijdse arbeid vrij frekwent voorkomt.
Zij erkennen dat de onverkorte toepassing van de in de programmawet voorziene bepalingen met betrekking tot de te bereiken gemiddelde minimale arbeidsduur over de periode van een trimester, in sommige deelsectoren aanleiding kan geven tot problemen ondermeer in verband met werkorganisatie.
Zij verwijzen in dit verband ten andere naar de commentaar die als bijlage bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 6 maart 1995 is gevoegd, en gepublieerd in het Belgisch Staatsblad van 15 november 1996.
Ten einde de werkgevers uit de sector niet in moeilijkheden te brengen, komen de ondertekenende partijen overeen om een tijdelijke afwijking op de in de programmawet voorziene bepalingen te aanvaarden, namelijk met ingang van 1 juli 1997 tot en met 30 juni 1999 dit binnen de voorwaarden omschreven onder artikel 3.
Art. 3.De in artikel 11bis van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten opgenomen één-derde norm is niet van toepassing op de in artikel 1 bedoelde werklieden.
Er zal evenwel te allen tijde rekening worden gehouden met een minimale gemiddelde weekprestatie van 9 uren per week.
Art. 4.Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 1997 en houdt op van kracht te zijn op 30 juni 1999.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 25 juni 1998.
De Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Mevr. M. SMET