Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 25 juni 1998
gepubliceerd op 04 september 1998

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 9 juli 1997, gesloten in het Aanvullend Nationaal Paritair Comité voor de bedienden, betreffende de syndicale vorming

bron
ministerie van tewerkstelling en arbeid
numac
1998012488
pub.
04/09/1998
prom.
25/06/1998
ELI
eli/besluit/1998/06/25/1998012488/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

25 JUNI 1998. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 9 juli 1997, gesloten in het Aanvullend Nationaal Paritair Comité voor de bedienden, betreffende de syndicale vorming (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het verzoek van het Aanvullend Nationaal Paritair Comité voor de bedienden;

Op de voordracht van Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 9 juli 1997, gesloten in het Aanvullend Nationaal Paritair Comité voor de bedienden, betreffende de syndicale vorming.

Art. 2.Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 25 juni 1998.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Mevr. M. SMET _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Aanvullend Nationaal Paritair Comité voor de bedienden Collectieve arbeidsovereenkomst van 9 juli 1997 Syndicale vorming (Overeenkomst geregistreerd op 18 november 1997 onder het nummer 46013/CO/218) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied

Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en de bedienden van de ondernemingen die onder de bevoegdheid vallen van het Aanvullend Nationaal Paritair Comité voor de bedienden. HOOFDSTUK II. - Afwezigheid op het werk met het oog op de deelneming aan leergangen voor syndicale vorming

Art. 2.Per onderneming waar een ondernemingsraad, een comité voor preventie en bescherming op het werk en/of een syndicale delegatie aanwezig is, zal de duur van de afwezigheid op het werk met het oog op de deelneming aan leergangen voor vakbondsopleiding berekend worden naar rato van 14 dagen voor vier jaar effectief mandaat in de ondernemingsraad, comité voor preventie en bescherming op het werk en de vakbondsafvaardiging.

De duur van de afwezigheid op het werk met het oog op de deelneming aan leergangen voor vakbondsvorming zullen verdeeld worden onder de effectieve en plaatsvervangende leden, en in uitzonderlijke gevallen aan niet-leden van de ondernemingsraad, het comité voor preventie en bescherming op het werk en de syndicale delegatie. Het cumuleren van de verlofdagen in hoofde van eenzelfde bediende is toegestaan met evenwel een maximum van 2 weken per jaar.

De syndicale organisaties zullen de werkgevers nochtans ten minste 14 dagen vooruit op de hoogte brengen van de data van hun afwezigheid van hun leden.

Met inachtneming van de problemen van de organisatie van de arbeid en ten einde zoveel mogelijk elk productieverlies te voorkomen, zullen de vakbonden er zorg voor dragen dat vermeden wordt dat een te groot aantal van hun leden gelijktijdig wordt aangeduid om gezamenlijk vormingsleergangen te volgen. Zij zullen voorts de vervanging van de afwezige bedienden vergemakkelijken.

Sommige omstandigheden, zoals de afwezigheid van andere bedienden op dezelfde arbeidsplaats, kunnen de afwezigheid onmogelijk maken, zo men de goede werking van de onderneming niet in de war wil sturen. In dat geval zal de werkgever de betrokken syndicale organisatie inlichten. HOOFDSTUK III. - Betaling van de bezoldiging

Art. 3.De ondernemingen zullen zelf de bezoldigingen betalen die betrekking hebben op de afwezigheden van de bedienden die, overeenkomstig de hierboven vermelde modaliteiten, aangeduid zijn om aan de cursussen voor vakbondsvorming deel te nemen. HOOFDSTUK IV. - Organisatie van de vorming

Art. 4.Elk jaar zullen de syndicale organisaties aan het verzoeningsbureau van het Aanvullend Nationaal Paritair Comité voor de bedienden de inhoud van de vormingsprogramma's bekendmaken.

De vorming dient betrekking te hebben op de economische en sociale problemen, ten einde de vertegenwoordigers van de bedienden in staat te stellen hun opdracht op het vlak van de onderneming en in het belang van alle partijen ten volle te vervullen. Aan deze leergangen dient om het even welk eisenkarakter vreemd te zijn.

Bij de organisatie van die vormingscursussen is de mogelijkheid niet uitgesloten dat een vertegenwoordiger van de werkgeversorganisatie in de gelegenheid wordt gesteld als lesgever op te treden.

Art. 5.De vakbonden verbinden zich ertoe om in het kader van het betaald educatief verlof geen aanvragen in te dienen voor opleidingen die rechtstreeks verband houden met syndicale vorming. HOOFDSTUK V. - Slotbepalingen

Art. 6.Het verzoeningsbureau van het Aanvullend Nationaal Paritair Comité voor de bedienden zal zorg dragen over de praktische uitvoering van de verschillende hierboven opgesomde modaliteiten.

Art. 7.Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt afgesloten voor een onbepaalde periode.

Zij treedt in werking op 1 januari 1998.

Zij kan ten vroegste vanaf de eerstvolgende sociale verkiezingen opgezegd worden met een opzeggingstermijn van drie maanden gericht per aangetekende brief aan de voorzitter van het Aanvullend Nationaal Paritair Comité voor de bedienden en aan de ondertekenende organisaties.

Art. 8.Deze collectieve arbeidsovereenkomst vervangt de collectieve arbeidsovereenkomst van 29 maart 1976, gesloten in het Aanvullend Nationaal Paritair Comité voor de bedienden, betreffende de syndicale vorming, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 10 juni 1976, bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad 21 september 1976.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 25 juni 1998.

De Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Mevr. M. SMET

^