Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 25 juni 1997
gepubliceerd op 31 juli 1997

Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 3 november 1969 houdende vaststelling voor het vliegend personeel van de burgerlijke luchtvaart, van de bijzondere regelen betreffende het ingaan van het pensioenrecht en van de bijzondere toepassingsmodaliteiten van het koninklijk besluit nr. 50 van 24 oktober 1967 betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers

bron
ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu
numac
1997022488
pub.
31/07/1997
prom.
25/06/1997
ELI
eli/besluit/1997/06/25/1997022488/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

25 JUNI 1997. Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 3 november 1969 houdende vaststelling voor het vliegend personeel van de burgerlijke luchtvaart, van de bijzondere regelen betreffende het ingaan van het pensioenrecht en van de bijzondere toepassingsmodaliteiten van het koninklijk besluit nr. 50 van 24 oktober 1967 betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op het koninklijk besluit nr. 50 van 24 oktober 1967 betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers, inzonderheid op artikel 3, eerste lid, 6°, en tweede lid;

Gelet op het koninklijk besluit van 3 november 1969 houdende vaststelling voor het vliegend personeel van de burgerlijke luchtvaart, van de bijzondere regelen betreffende het ingaan van het pensioenrecht en van de bijzondere toepassingsmodaliteiten van het koninklijk besluit nr. 50 van 24 oktober 1967 betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers, inzonderheid op artikelen, 5, 11 en 20, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 31 juli 1974, 10 maart 1981, 10 december 1984, 4 december 1990 en 14 juli 1995;

Gelet op het advies van het Beheerscomité van de Rijksdienst voor Pensioenen, gegeven op 23 september 1996;

Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 29 mei 1997;

Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Artikel 5, 1, vierde lid, van het koninklijk besluit van 3 november 1969 houdende vaststelling voor het vliegend personeel van de burgerlijke luchtvaart, van de bijzondere regelen betreffende het ingaan van het pensioenrecht en van de bijzondere toepassingsmodaliteiten van het koninklijk besluit nr. 50 van 24 oktober 1967 betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 10 december 1984, 14 juli 1995 en ... wordt vervangen door de volgende bepaling : « Voor de jaren na 1963 wordt voor de berekening van het pensioen rekening gehouden met de lonen op grond waarvan de bijkomende bijdragen voorzien bij artikel 22 werden geïnd of op grond waarvan deze bijkomende bijdragen vrijwillig werden gestort overeenkomstig artikel 16ter. Bij ontstentenis van bijdragebetaling worden, onverminderd de toepassing van de bepalingen van artikel 7 van het koninklijk besluit nr. 50, de lonen in aanmerking genomen ingeschreven op de individuele rekening. »

Art. 2.In hetzelfde besluit wordt artikel 9, tweede lid, vervangen bij het koninklijk besluit van 10 december 1984, opgeheven.

Art. 3.In artikel 11, tweede lid, van hetzelfde besluit vervangen bij het koninklijk besluit van 4 december 1990, worden de woorden "uitgezonderd voor de testpiloten, en 648 F voor de leden van het cabinepersoneel, uitgezonderd de stewardessen. Voor deze laatsten, alsook voor de testpiloten, is deze fictieve bezoldiging gelijk aan 432 F" vervangen door de woorden "en 648 F voor de leden van het cabinepersoneel. Voor zover de bijkomende bijdragen voorzien bij artikel 22 niet werden betaald, noch geregulariseerd overeenkomstig artikel 16ter, is deze fictieve bezoldiging gelijk aan 432 F per dag".

Art. 4.In hetzelfde besluit wordt een artikel 16ter ingevoegd, luidend als volgt : «

Art. 16ter.1. Elke periode gelegen na 31 december 1963 tijdens dewelke de werknemer was tewerkgesteld in de hoedanigheid van lid van het vliegend personeel van de burgerlijke luchtvaart, voor rekening van een werkgever bedoeld bij artikel 1, 1, eerste lid, 5°, wordt eveneens in aanmerking genomen voor de vaststelling van de uitkering voorzien bij dit besluit, onder de voorwaarden opgenomen in 2 hierna. 2. Het voordeel van de bepaling van 1 is afhankelijk van de globale storting van de werkgevers- en de werknemersbijdragen die inzake pensioen verschuldigd zijn krachtens de bijzondere regelen met betrekking tot het vliegend personeel van de burgerlijke luchtvaart, na aftrek van het bedrag van de werkgevers- en werknemersbijdragen die gestort werden voor de pensioenen in de hoedanigheid van bediende.3. In afwijking van de bepalingen van 2 zijn voor de werknemers, tewerkgesteld in de hoedanigheid van testpiloot of van stewardess gedurende de periode van 1 januari 1964 tot 31 december 1980, enkel de bijkomende werknemersbijdragen verschuldigd.4. De bijdragen bedoeld in de 2 en 3 worden berekend op basis van de bijdragevoeten en van de lonen betreffende de te regulariseren periode. Het bewijs van de lonen, andere dan die welke op de individuele rekening zijn ingeschreven, die het maximumbedrag beoogd in artikel 17, 1, 2°, a) en 2, 2°, a) van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders overschrijden, kan enkel worden geleverd door oorspronkelijke loondocumenten of door een verklaring van de werkgever gebaseerd op dergelijke documenten.

Een enkelvoudige intrest van 10 pct. per jaar is verschuldigd voor de periode die aanvangt op het einde van elk kalenderjaar van de te regulariseren periode en eindigt op de datum van de aanvraag tot regularisatie. 5. De aanvraag tot regularisatie moet door de betrokkene of diens langstlevende echtgenoot bij aangetekend schrijven worden gericht aan de Rijksdienst voor pensioenen. Na onderzoek wordt door de Rijksdienst een gemotiveerde beslissing genomen welke aan de betrokkene of aan diens langstlevende echtgenoot wordt betekend. 6. De betaling van de bij 2 en 3 bedoelde bijdragen en van de bij 4 bedoelde verwijlintresten gebeurt ineens binnen de zes maanden na ontvangst van de in 5, tweede lid, bedoelde beslissing. Zo de betaling niet binnen deze termijn gebeurt, is een verwijlintrest van 10 pct. per jaar verschuldigd, onder voorbehoud van het bepaalde in het volgende lid.

Op verzoek van de betrokkene kan de betaling gespreid worden op de wijze als bepaald bij artikel 6, 5, derde en vierde lid, van het koninklijk besluit van 21 december 1967. De betaling in annuïteiten is slechts toegelaten voor zover de betrokkene geen rustpensioen geniet of voor zover het overlevingspensioen niet is ingegaan. 7. De inlichtingen betreffende de lonen en de perioden, waarop de bijdragen die bij toepassing van dit artikel worden gestort betrekking hebben, worden door toedoen van de Rijksdienst voor pensioenen op de individuele rekening van de werknemer ingeschreven rekening houdend met de bepalingen van artikel 12.8. Op het ogenblik van de vaststelling van het pensioen wordt rekening gehouden met de lonen op basis waarvan de bijdragen werden ontvangen. Die lonen worden geherwaardeerd volgens de bepalingen van artikel 13. 9. In voorkomend geval herziet de Rijksdienst voor pensioenen ambtshalve de rechten op het rust- of overlevingspensioen na betaling van de bijdragen. Deze herziening heeft uitwerking : a) vanaf de ingangsdatum van het pensioen indien de aanvraag om toepassing van het voordeel van dit artikel werd ingediend binnen de maand volgend op de datum van de betekening van de definitieve beslissing inzake pensioen;b) vanaf de eerste dag der maand volgend op de datum van de aanvraag om toepassing van het voordeel van dit artikel indien aan de sub a) vermelde voorwaarde niet is voldaan.

Art. 5.In artikel 20, tweede lid, 2°, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 10 maart 1981, worden de woorden "artikelen 14, 15, 1, 2°, 16 en 16bis" vervangen door de woorden "artikelen 14, 15, 1, 2°, 16, 16bis en 16ter".

Art. 6.Dit besluit treedt in werking de eerste dag van de maand volgend op die gedurende welke het in het Belgisch staatsblad is bekendgemaakt.

Art. 7.Onze Minister van Pensioenen is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 25 juni 1997.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Volksgezondheid en van Pensioenen, M. COLLA

^