gepubliceerd op 22 augustus 2002
Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 26 april 2001, gesloten in het Paritair Comité voor de papier- en kartonbewerking, betreffende de brugpensioenen
25 APRIL 2002. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 26 april 2001, gesloten in het Paritair Comité voor de papier- en kartonbewerking, betreffende de brugpensioenen (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;
Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de papier- en kartonbewerking;
Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 26 april 2001, gesloten in het Paritair Comité voor de papier- en kartonbewerking, betreffende de brugpensioenen.
Art. 2.Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 25 april 2002.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Comité voor de papier- en kartonbewerking Collectieve arbeidsovereenkomst van 26 april 2001 Brugpensioenen (Overeenkomst geregistreerd op 10 augustus 2001 onder het nummer 58505/CO/136) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied
Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en op de arbeiders en arbeidsters tewerkgesteld in de ondernemingen die onder de bevoegdheid van het Paritair Comité voor de papier- en kartonbewerking ressorteren. HOOFDSTUK II. - Voltijds brugpensioen
Art. 2.De leeftijd van het brugpensioen voor de arbeiders en arbeidsters met een beroepsverleden van 25 jaar wordt, in geval van ontslag door de werkgever, uitgezonderd voor dringende redenen, vastgesteld op 58 jaar.
De andere toepassingsmodaliteiten zijn deze bepaald door de overeenkomst nr. 17 van de Nationale Arbeidsraad betreffende de invoering van een stelsel van bijkomende uitkeringen voor sommige oudere werknemers, in geval van ontslag.
Art. 3.Voor de arbeiders en arbeidsters met een beroepsverleden van minimum 33 jaar, waarvan minstens 20 jaar in een arbeidsstelsel zoals voorzien in artikel 1 van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 46 van de Nationale Arbeidsraad van 23 maart 1990, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 10 mei 1990, wordt de leeftijd van het brugpensioen verlaagd tot 56 jaar van 1 januari 2001 tot 31 december 2002. HOOFDSTUK III. - Halftijds brugpensioen
Art. 4.De leeftijd van het halftijds brugpensioen wordt vastgesteld op 55 jaar voor de periode van 1 januari 2001 tot 31 december 2002.
De andere toepassingsmodaliteiten voor het halftijds brugpensioen zijn deze zoals vastgesteld door de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 55 afgesloten op 13 juli 1993 in de Nationale Arbeidsraad, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 17 november 1993. HOOFDSTUK IV. - Tussenkomst van het fonds voor bestaanszekerheid
Art. 5.Het fonds voor bestaanszekerheid betaalt aan de ondernemingen de aanvullende vergoedingen van het brugpensioen terug, zoals vastgesteld in de overeenkomst nr. 17 van de Nationale Arbeidsraad voor de bruggepensioneerden van 58 jaar en meer, en de aanvullende vergoedingen zoals vastgesteld in de overeenkomst nr. 55 van de Nationale Arbeidsraad voor de bruggepensioneerden van 55 jaar en meer.
Art. 6.Het fonds voor bestaanszekerheid betaalt eveneens aan de ondernemingen de bijzondere bijdragen ten laste van de werkgever terug (maximum 74,37 EUR), voor de bruggepensioneerden die de leeftijd van 58 jaar bereikt hebben vóór 1 januari 1999.
Art. 7.Om de terugbetaling van de tegemoetkomingen voorzien in bovenvermelde artikelen 5 en 6 mogelijk te maken, reserveert het fonds hiervoor een bedrag gelijk aan 0,75 pct. van de aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid aangegeven brutolonen. HOOFDSTUK V. - Slotbepalingen
Art. 8.Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2001 en blijft van toepassing tot en met 30 juni 2003.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 25 april 2002.
De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX