gepubliceerd op 02 maart 2002
Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 8 september 1999, gesloten in het Paritair Comité voor de non-ferro metalen, betreffende de leervergoeding
24 OKTOBER 2001. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 8 september 1999, gesloten in het Paritair Comité voor de non-ferro metalen, betreffende de leervergoeding (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;
Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de non-ferro metalen;
Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 8 september 1999, gesloten in het Paritair Comité voor de non-ferro metalen, betreffende de leervergoeding.
Art. 2.Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 24 oktober 2001.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Comité voor de non-ferro metalen Collectieve arbeidsovereenkomst van 8 september 1999 Leervergoeding (Overeenkomst geregistreerd op 2 december 1999 onder het nummer 53140/CO/105)
Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de patroons en op de leerlingen die, overeenkomstig de wet van 19 juli 1983 op het leerlingwezen voor beroepen uitgeoefend door werknemers in loondienst, een leerovereenkomst hebben gesloten in de ondernemingen die onder de bevoegdheid vallen van het Paritair Comité voor de non-ferro metalen.
Art. 2.De leerling, die zonder succes het derde jaar van het secundair onderwijs beëindigd heeft en gedurende de laatste drie jaren geen industriële leerovereenkomst, middenstandsleerovereenkomst, stageovereenkomst (koninklijk besluit nr. 230) of een overeenkomst voor alternerende tewerkstelling en opleiding (koninklijk besluit nr. 495) afsloot in het kader van een leertijd voor een totale duur van zes maanden dient de eerste maand van de huidige leerovereenkomst een maandelijkse leervergoeding te ontvangen zoals aangegeven in onderstaande tabel. Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Vanaf de tweede maand wordt de leervergoeding zoals voor de andere leerlingen omgezet in een bruto-uurvergoeding voor de leertijd in het bedrijf die voldoet aan de in artikel 3 vermelde sectorale leervergoeding.
Art. 3.De andere leerlingen dan deze bedoeld bij § 2 ontvangen voor de uren doorgebracht als leertijd in de onderneming, een leervergoeding overeenstemmend met een percentage van het sectoraal gewaarborgd minimumloon, zoals vastgesteld door de collectieve arbeidsovereenkomst van 25 november 1991. Dit percentage evolueert in functie van de leeftijd en is als volgt vastgesteld : 62 pct. wanneer de leerling 16 jaar is; 68 pct. wanneer de leerling 16,5 jaar is; 74 pct. wanneer de leerling 17 jaar is; 80 pct. wanneer de leerling 17,5 jaar is; 85 pct. wanneer de leerling 18 jaar is; 90 pct. wanneer de leerling 18,5 jaar is.
Art. 4.De vergoeding bepaald in artikel 3 wordt uitgekeerd voor alle uren in een normaal dagstelsel, doorgebracht als leertijd in de onderneming.
Wanneer de leertijd in een ander arbeidsstelsel wordt doorgebracht, zijn de overeenstemmende premies eveneens van toepassing.
Art. 5.De vergoeding bepaald in artikel 3 doet geen afbreuk aan de bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst van 26 juni 1985, waarbij loonbarema van de minderjarige arbeider wordt vastgelegd.
Art. 6.De leertijd in de onderneming kan nooit meer bedragen dan de helft van de gemiddelde wekelijkse conventionele arbeidsduur berekend op jaarbasis, zoals van toepassing in de onderneming.
Art. 7.Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft uitwerking met ingang van 1 augustus 1999. Zij wordt gesloten voor onbepaalde duur en kan door elk van de partijen worden opgezegd, met een opzegging van drie maanden.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 24 oktober 2001.
De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX